Service of SURF
© 2025 SURF
OBJECTIVE: Periodontitis, mostly associated with Porphyromonas gingivalis, has frequently been related to adverse pregnancy outcomes. We therefore investigated whether lipopolysaccharides of P. gingivalis (Pg-LPS) induced pregnancy complications in the rat.METHODS: Experiment 1: pregnant rats (day 14) received increasing Pg-LPS doses (0.0-50.0 μg kg-1 bw; n = 2/3 p per dose). Maternal intra-aortic blood pressure, urinary albumin excretion, placental and foetal weight and foetal resorptions were documented. Experiment 2: 10.0 μg kg-1 bw (which induced the highest blood pressure together with decreased foetal weight in experiment 1) or saline was infused in pregnant and non-pregnant rats (n = 7/9 p per group). Parameters of experiment 1 and numbers of peripheral leucocytes as well as signs of inflammation in the kidney and placenta were evaluated.RESULTS: Pg-LPS infusion in pregnant rats increased maternal systolic blood pressure, reduced placental weight (dose dependently) and decreased foetal weight and induced foetal resorptions. It, however, did not induce proteinuria or a generalised inflammatory response. No effects of Pg-LPS were seen in non-pregnant rats.CONCLUSION: Pg-LPS increased maternal blood pressure, induced placental and foetal growth restriction, and increased foetal resorptions, without inducing proteinuria and inflammation. Pg-LPS may therefore play a role in pregnancy complications induced by periodontitis.
LINK
From the article: Abstract Sub-chronic toxicity studies of 163 non-genotoxic chemicals were evaluated in order to predict the tumour outcome of 24-month rat carcinogenicity studies obtained from the EFSA and ToxRef databases. Hundred eleven of the 148 chemicals that did not induce putative preneoplastic lesions in the sub-chronic study also did not induce tumours in the carcinogenicity study (True Negatives). Cellular hypertrophy appeared to be an unreliable predictor of carcinogenicity. The negative predictivity, the measure of the compounds evaluated that did not show any putative preneoplastic lesion in de sub-chronic studies and were negative in the carcinogenicity studies, was 75%, whereas the sensitivity, a measure of the sub-chronic study to predict a positive carcinogenicity outcome was only 5%. The specificity, the accuracy of the sub-chronic study to correctly identify non-carcinogens was 90%. When the chemicals which induced tumours generally considered not relevant for humans (33 out of 37 False Negatives) are classified as True Negatives, the negative predictivity amounts to 97%. Overall, the results of this retrospective study support the concept that chemicals showing no histopathological risk factors for neoplasia in a sub-chronic study in rats may be considered non-carcinogenic and do not require further testing in a carcinogenicity study.
Immunofluorescence microscopy in this study shows that GLUT-4 protein expression is fibre-type specific within a muscle. It is postulated that both fibre-type-dependent and fibre-type-independent factors affect GLUT-4 expression.
In tijden van toenemende culturele diversiteit en arbeidsonzekerheid hebben jongeren in Nederlandse en Duitse stadswijken grote behoefte aan richting met betrekking tot hun toekomstige leven. Ouders en leraren lijken zelf vaak te worden overweldigd door de snel veranderende wereld waarin ze leven. Naast deze veranderingen neemt het gebruik van sociale media sterk toe, waardoor de al bestaande generatiekloof nog groter wordt. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de levensloopperspectieven van jongeren en leiden er vaak toe dat ze meer dan ooit richting zoeken bij hun leeftijdgenoten. In plaats van dit te zien als een problematische situatie, is dit project erop gericht de netwerken van jongeren te gebruiken als bron voor verbetering van de stadswijken. Het basisidee is jonge adolescenten (in de leeftijd van 12-14 jaar) te empoweren via bepaalde leeftijdgenoten die al gerespecteerd, verantwoordelijk en stabiel in het leven staan. Deze ‘homies’ (vier Nederlandse en vier Duitse jongeren) worden getraind en begeleid door experts op het gebied van oplossingsgericht denken en inspirerende communicatie. Daarna gaan de homies aan de slag in hun eigen wijk, waar ze drie maanden actief zullen zijn. De meeste communicatie met hun leeftijdgenoten zal verlopen via mobiele communicatie en sociale medianetwerken. In het begeleidende onderzoek wordt een analyse gemaakt van de leefsituatie van jongeren in de geselecteerde wijken voor en na de tussenkomst van de homies. De homies houden zelf een (mobiel) dagboek bij dat inzicht zal bieden in hoe zij zelf de veranderingen bij de jongeren in hun wijk zien.
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.