In de maanden juli-december 2016 is door het lectoraat OER van Fontys Hogeschool ICT een onderzoek uitgevoerd om de volgende vraag te kunnen beantwoorden: Wat leidt tot c.q. is nodig voor een brede adoptie van delen van open leermaterialen en online cursussen en hergebruiken van open leermaterialen en cursussen door docenten in het bekostigde hoger onderwijs in Nederland? Bij 4 universiteiten en 6 hogescholen zijn totaal 55 semi-gestructureerde interviews afgenomen met docenten, bestuurders en ondersteuners. Onderwerpen die tijdens de interviews aan bod kwamen betroffen ambities met onderwijs, beleid, opvattingen over openheid in het onderwijs, motieven voor delen en hergebruiken, ervaringen met delen en hergebruiken, hindernissen die werden ondervonden, noodzakelijke randvoorwaarden en invloeden die geïnterviewden vanuit hun omgeving ervaren. Analyse van de interviews gaf de volgende resultaten: 1. Praktijken van delen en hergebruiken zijn erg divers qua openheid. Lang niet altijd zijn gedeelde leermaterialen toegankelijk voor iedereen, vaak ontbreekt een open licentie en processen als copyright clearing vinden niet altijd plaats; 2. Delen en hergebruiken van leermaterialen (al dan niet volledig open) gebeurt veel. Hierbij wordt vooral het bereiken van een hogere kwaliteit campusonderwijs nagestreefd; 3. Feedback op gedeelde materialen is cruciaal voor de motivatie van docenten om structureel materialen te delen; 4. Structureel delen en hergebruik binnen een instelling heeft meer kans van slagen wanneer het gekoppeld wordt aan andere beleidsthema’s zoals internationalisatie of aan onderwijsinnovaties zoals invoeren van blended leren; 5. Bij een aantal instellingen is sprake van zich ontwikkelend beleid op het gebied van open delen en hergebruiken van leermaterialen; 6. Docenten zijn onvoldoende bekend met aanwezigheid danwel inhoud van beleid; 7. De autonomie van de docent in het bepalen om met delen en hergebruiken aan de slag te gaan wordt als cruciaal gezien en als zodanig herkend en erkend, zowel door bestuur als door docenten zelf; 8. Delen en hergebruiken moeten uiteindelijk ten goede komen aan de student of een positief effect hebben op de efficiency van het onderwijs. Of en hoe dat daadwerkelijk gerealiseerd moet worden, is vaak nog niet duidelijk; 9. Docenten geven aan dat stimulering in termen van geld, tijd en ondersteuning essentieel is voor hen om tot structureel gedrag van delen en hergebruiken te komen. Tevens moeten voor hen de antwoorden op de what’s in it for me vraag duidelijk zijn; 10. Publiceren van MOOC’s wordt ervaren als een versneller voor de adoptie van open delen van materialen en cursussen binnen een instelling; 11. Acceptatie van open delen en hergebruiken op instellingsniveau, zich uitend in beleid dat vertaald is naar concrete activiteiten en richtlijnen, beïnvloedt brede adoptie ervan door docenten positief. Op basis van deze resultaten zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd om brede adoptie van open delen en hergebruiken te realiseren binnen een instelling: 1. Maak de meerwaarde van open delen en hergebruiken duidelijk aan docenten; 2. Zorg bij deze verandering van de beeldvorming rondom open delen en hergebruiken bij docenten voor ondersteuning vanuit de instelling: op ICT-gebied, juridische en onderwijskundige aspecten, facilitering in tijd, aanwezigheid van een veilige experimenteerruimte en een ondersteunende infrastructuur; 3. Formuleer op faculteits-, instituuts- en instellingsniveau beleid op het gebied van open delen en hergebruiken dat de activiteiten die onder aanbeveling 1 en 2 genoemd worden mogelijk maakt; 4. Koppel beleid inzake open delen en hergebruiken aan andere thema’s van onderwijsvernieuwing of aan thema’s als internationalisering.
LINK
In de maanden juli-december 2016 is door het lectoraat OER van Fontys Hogeschool ICT een onderzoek uitgevoerd om de volgende vraag te kunnen beantwoorden: Wat leidt tot c.q. is nodig voor een brede adoptie van delen van open leermaterialen en online cursussen en hergebruiken van open leermaterialen en cursussen door docenten in het bekostigde hoger onderwijs in Nederland? Bij 4 universiteiten en 6 hogescholen zijn totaal 55 semi-gestructureerde interviews afgenomen met docenten, bestuurders en ondersteuners. Onderwerpen die tijdens de interviews aan bod kwamen betroffen ambities met onderwijs, beleid, opvattingen over openheid in het onderwijs, motieven voor delen en hergebruiken, ervaringen met delen en hergebruiken, hindernissen die werden ondervonden, noodzakelijke randvoorwaarden en invloeden die geïnterviewden vanuit hun omgeving ervaren. Analyse van de interviews gaf de volgende resultaten: 1. Praktijken van delen en hergebruiken zijn erg divers qua openheid. Lang niet altijd zijn gedeelde leermaterialen toegankelijk voor iedereen, vaak ontbreekt een open licentie en processen als copyright clearing vinden niet altijd plaats; 2. Delen en hergebruiken van leermaterialen (al dan niet volledig open) gebeurt veel. Hierbij wordt vooral het bereiken van een hogere kwaliteit campusonderwijs nagestreefd; 3. Feedback op gedeelde materialen is cruciaal voor de motivatie van docenten om structureel materialen te delen; 4. Structureel delen en hergebruik binnen een instelling heeft meer kans van slagen wanneer het gekoppeld wordt aan andere beleidsthema’s zoals internationalisatie of aan onderwijsinnovaties zoals invoeren van blended leren; 5. Bij een aantal instellingen is sprake van zich ontwikkelend beleid op het gebied van open delen en hergebruiken van leermaterialen; 6. Docenten zijn onvoldoende bekend met aanwezigheid danwel inhoud van beleid; 7. De autonomie van de docent in het bepalen om met delen en hergebruiken aan de slag te gaan wordt als cruciaal gezien en als zodanig herkend en erkend, zowel door bestuur als door docenten zelf; 8. Delen en hergebruiken moeten uiteindelijk ten goede komen aan de student of een positief effect hebben op de efficiency van het onderwijs. Of en hoe dat daadwerkelijk gerealiseerd moet worden, is vaak nog niet duidelijk; 9. Docenten geven aan dat stimulering in termen van geld, tijd en ondersteuning essentieel is voor hen om tot structureel gedrag van delen en hergebruiken te komen. Tevens moeten voor hen de antwoorden op de what’s in it for me vraag duidelijk zijn; 10. Publiceren van MOOC’s wordt ervaren als een versneller voor de adoptie van open delen van materialen en cursussen binnen een instelling; 11. Acceptatie van open delen en hergebruiken op instellingsniveau, zich uitend in beleid dat vertaald is naar concrete activiteiten en richtlijnen, beïnvloedt brede adoptie ervan door docenten positief. Op basis van deze resultaten zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd om brede adoptie van open delen en hergebruiken te realiseren binnen een instelling: 1. Maak de meerwaarde van open delen en hergebruiken duidelijk aan docenten; 2. Zorg bij deze verandering van de beeldvorming rondom open delen en hergebruiken bij docenten voor ondersteuning vanuit de instelling: op ICT-gebied, juridische en onderwijskundige aspecten, facilitering in tijd, aanwezigheid van een veilige experimenteerruimte en een ondersteunende infrastructuur; 3. Formuleer op faculteits-, instituuts- en instellingsniveau beleid op het gebied van open delen en hergebruiken dat de activiteiten die onder aanbeveling 1 en 2 genoemd worden mogelijk maakt; 4. Koppel beleid inzake open delen en hergebruiken aan andere thema’s van onderwijsvernieuwing of aan thema’s als internationalisering.
LINK
The affordances of Open Educational Resources (OER) have resulted in various initiatives around the world, but most of them cease to exist once the initial project funding stops. Communities might be a means to create sustainable practices, yet, such communities can only function if their members perceive these communities as valuable. We applied the value creation framework of Wenger, Trayner, and De Laat to examine the value teachers ascribe to their engagement with an inter-institutional community on OER. In this community, 15 universities of applied sciences collaborated on sharing knowledge and resources across their institutional barriers. We collected data through user statistics, an online questionnaire, and semi-structured interviews. Major value creation occurred from teachers’ personal needs, with dominant immediate and potential values. Findings on applied and realized values denote that it became easier for teachers to connect with peers, and to initiate collaboration projects across institutes. The framework we used is helpful to inform actions to further promote value creation in communities on OER. Recommendations relating to communities’ aspirations, its relations with the wider organization, and adoption of OER are formulated to inform sustainable practices of inter-institutional communities.
MULTIFILE
The HAS professorship Future Food Systems is performing applied research with students and external partners to transform our food system towards a more sustainable state. In this research it is not only a question of what is needed to achieve this, but also how and with whom. The governance of our food system needs rethinking to get the transformative momentum going in a democratic and constructive manner. Building on the professorship’s research agenda and involvement in the transdisciplinary NWA research project, the postdoc will explore collective ownership and inclusive participation as two key governance concepts for food system transformation. This will be done in a participatory manner, by learning from and with innovative bottom-up initiatives and practitioners from the field. By doing so, the postdoc will gain valuable practical insights that can aid to new approaches and (policy) interventions which foster a sustainable and just food system in the Netherlands and beyond. A strong connection between research and education is created via the active research involvement of students from different study programs, supervised by the postdoc (Dr. B. van Helvoirt). The acquired knowledge is embedded in education by the postdoc by incorporating it into HAS study program curricula and courses. In addition, it will contribute to the further professional development of qualitative research skills among HAS students and staff. Through scientific, policy and popular publications, participation in (inter)national conferences and meetings with experts and practitioners, the exposure and network of the postdoc and HAS in the field of food systems and governance will be expanded. This will allow for the setting up of a continuous research effort on this topic within the professorship via follow-up research with knowledge institutes, civic society groups and partners from the professional field.
Dutch Cycling Intelligence (DCI) embodies all Dutch cycling knowledge to enhances customer-oriented cycling policy. Based on the data-driven cycle policy enhancement tools and knowledge of the Breda University of Applied Sciences, DCI is the next step in creating a learning community between road authorities, consultants, cycling industry, and knowledge institutes with their students. The DCI consists of three pilars:- Connecting- Accelerating knowledge- Developing knowledgeConnecting There are many stakeholders and specialists in the cycling domain. Specialists with additional knowledge about socio-cultural impacts, geo-special knowledge, and technical traffic solutions. All of these specialists need each other to ensure a perfect balance between the (electric) bicycle, the cyclist and the cycle path in its environment. DCI connects and brings together all kind of different specialists.Accelerating knowledge Many bicycle innovations take place in so-called living labs. Within the living lab, the triple helix collaboration between road authorities the industry and knowledge institutes is key. Being actively involved in state-of-the-art innovations creates an inspiring work and learning environment for students and staff. A practical example of a successful living lab is the cycle superhighway F261 between Tilburg and Waalwijk, where BUAS tested new cycle route signage. Next, the Cycling Lab F58 is created, where the road authorities Breda and Tilburg opened up physical cycling infrastructure for entrepreneurs in the bicycle domain and knowledge institutes to develop e-cycling innovation. The living labs are test environments where pilots can be carried out in practice and an excellent environment for students to conduct scientifically applied research.Developing knowledge Ultimately, data and information must be translated into knowledge. With a team of specialists and partners Breda University of applied sciences developed knowledge and tools to monitor and evaluate cycling behavior. By participating in (inter)national research programs BUAS has become one of the frontrunners in data-driven cycle policy enhancement. In close collaboration with road authorities, knowledge institutes as well as consultants, new insights and answers are developed in an international context. By an active knowledge contribution to the network of the Dutch Cycling Embassy, BUAS aims to strengthen its position and add to the global sustainability challenges. Partners: Province Noord-Brabant, Province Utrecht, Vervoerregio Amsterdam, Dutch Cycling Embassy, Tour de Force, University of Amsterdam, Technical University Eindhoven, Technical University Delft, Utrecht University, DTV Capacity building, Dat.mobility, Goudappel Coffeng, Argaleo, Stratopo, Move.Mobility Clients:Province Noord-Brabant, Province Utrecht, Province Zuid-Holland, Tilburg, Breda, Tour de Force
Fotowedstrijd Eenzaamheid in beeld Door de Coronacrisis hebben veel bewoners van Amsterdam ervaren hoe het is om geïsoleerd en/of eenzaam te zijn. Gezinnen kwamen onder druk te staan, mensen zijn naar elkaar om gaan zien. Studenten hebben ervaren hoe het is om afgesloten te zijn van campus, docenten en medestudenten. Senioren heroverwegen hun toekomstplannen voor wonen uit angst om in een volgende lock down opgesloten te zitten in een verzorgingshuis. Corona heeft iedereen aangeraakt. Deze ervaringen met isolatie en eenzaamheid willen we in beeld brengen met de fotowedstrijd Eenzaamheid in beeld. Op deze manier wordt eenzaamheid bespreekbaar gemaakt en onderwerp van gesprek. Deze zomer kunnen foto’s worden ingezonden via Instagram om deelname zo laagdrempelig mogelijk te houden. De groep ouderen zal ook via andere kanalen benaderd worden. In de week van de eenzaamheid (1 t/m 8 oktober) kiest een jury de vijf meest sprekende foto’s uit die het verhaal van eenzaamheid visualiseren. De bekendmaking van de winnende foto’s (2 oktober) wordt gecombineerd met een presentatie van de bevindingen van verschillend onderzoek naar eenzaamheid in Coronatijd, waaronder studentenwelzijn tijdens de lockdown van HVA en VU. De winnende foto’s worden gebruikt voor een tentoonstelling die door studenten Culturele Maatschappelijke Vormgeving (HvA) wordt georganiseerd. De foto’s worden uitgelicht op panelen met daarop naast de betreffende foto een professioneel portret van de maker en het verhaal achter de ingezonden foto. Aan de tentoonstelling zullen verschillende andere projecten op het thema eenzaamheid worden gekoppeld die in Amsterdam Nieuw West zijn uitgevoerd. door studenten van Klinische Psychologie, studenten van de cursus Analysis of Governmental Policy en onderzoek van 4 sociologiestudenten naar de impact van de Covid-19 op o.a. buurtwerk, eenzaamheid en flexwerk.