Service of SURF
© 2025 SURF
Car use in the sprawled urban region of Noord‐Brabant is above the Dutch average. Does this reflect car dependency due to the lack of competitive alternative modes? Or are there other factors at play, such as differences in preferences? This article aims to determine the nature of car use in the region and explore to what extent this reflects car dependency. The data, comprising 3,244 respondents was derived from two online questionnaires among employees from the High‐Tech Campus (2018) and the TU/e‐campus (2019) in Eindhoven. Travel times to work by car, public transport, cycling, and walking were calculated based on the respondents’ residential location. Indicators for car dependency were developed using thresholds for maximum commuting times by bicycle and maximum travel time ratios between public transport and car. Based on these thresholds, approximately 40% of the respondents were categorised as car‐dependent. Of the non‐car‐dependent respondents, 31% use the car for commuting. A binomial logit model revealed that higher residential densities and closer proximity to a railway station reduce the odds of car commuting. Travel time ratios also have a significant influence on the expected directions. Mode choice preferences (e.g., comfort, flexibility, etc.) also have a significant, and strong, impact. These results highlight the importance of combining hard (e.g., improvements in infrastructure or public transport provi-sion) and soft (information and persuasion) measures to reduce car use and car dependency in commuting trips.
MULTIFILE
Dit rapport, gemaakt in opdracht van de Provincie Noord-Brabant, geeft een beschrijving van het huidige voedselsysteem en een aantal (maatschappelijke) ontwikkelingen in Noord-Brabant en aandachtspunten daaruit volgen die bij visievorming en beleidsontwikkeling over de agrofood sector in Noord-Brabant relevant zijn
Bijen zijn de belangrijkste bestuivers voor wilde planten en voor meer dan 90% van de globale gewassen. De hoeveelheid bijen neemt echter sterk af in Nederland door de versnippering, aantasting en verlies van habitat. Eén van de sterk afgenomen soorten in Nederland is de grashommel (Bombus ruderarius). De grashommel is een zeldzame soort die op het moment alleen nog maar in grote aantallen voorkomt in Zeeland en Friesland. Om de groei van deze soort te bevorderen is er onderzoek gedaan naar de verspreiding van de grashommel in westelijk Noord-Brabant. Hiervoor worden vijf verschillende gebieden geïnventariseerd: ‘Het Laag’, ‘Stellebos’, ‘Noordpolder van Ossendrecht’, ‘Brabantse Wal’ en ‘Fort de Roovere en Groote Melanen’. In de laatste twee gebieden is de grashommel hiervoor nog nooit waargenomen. Hiernaast is de stuifmeelvoorkeur van de grashommel werksters in juni in Noord-Brabant, Zeeland en Friesland bepaald door middel van een microscopisch stuifmeelonderzoek. In vier van de vijf gebieden in Noord-Brabant is de grashommel koningin in dit onderzoek waargenomen in de maanden april en mei. In één van de vijf gebieden zijn grashommel werksters waargenomen in de maand juni. De stuifmeelvoorkeur van de grashommel werksters in juni ligt grotendeels bij de Gewone smeerwortel (Symphytum officinale), Rode klaver (Trifolium pratense) en Witte klaver (Trifolium repens), gevolgd door Eénstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), Gewone rolklaver (Lotus corniculatus) en Vogelwikke (Vicia cracca). Daarnaast is de grashommel koningin in het voorjaar waargenomen op de Witte dovenetel (Lamium album), Gewone smeerwortel en Gewone paardenbloem (Taraxacum officinale). Er aanbevolen om in de ‘Brabantse Wal’ en ‘Friesland’ het huidige maaibeleid aan te passen, zodat het voedselaanbod voor de grashommel niet onderbroken wordt. Voor de gebieden ‘Het Laag’, ‘Stellebos’, ‘Noordpolder van Ossendrecht’ en ‘Fort de Roovere en Groote Melanen’ is aanbevolen om meer stuifmeelvoorkeurs planten van de grashommel in te zaaien in het gebied. Er is sterk aanbevolen aan het EIS Kenniscentrum om de grashommel in de Noord-Brabantse gebieden te blijven monitoren, waarmee kan worden gekeken naar de effecten van de ingevoerde maatregelen op de grashommel populaties in de gebieden.
MULTIFILE