Service of SURF
© 2025 SURF
Op 6 mei 2018 schreef Elmar Hellendoorn in De Volkskrant dat ‘Europa’ zijn machtspolitieke wortels moet herontdekken, ofwel de wortels van de vroege jaren, toen conservatieve realisten zoals Charles de Gaulle en Konrad Adenauer nog een bepalende rol speelden. Tevens schreef hij hoe ‘aan Amerikaanse universiteiten en denktanks een groeiende desinteresse in Europa merkbaar is’. Immers, de werkelijk bepalende gebeurtenissen van de wereld zijn verbonden met de opkomst van China, de hervonden status van Rusland, de situatie in het Midden-Oosten en misschien zelfs de ongewisse mogelijkheden voor Groot-Brittannië na de Brexit. Europa, het oude continentale Europa, geldt in de Verenigde Staten als oninteressant, vooral vanwege een vermeend gebrek aan leiderschap en visie. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/guido-van-hengel-8312729/
De conservatieve revolte van de Vier van Višegrad (Tsjechië, Slowakije, en vooral Polen en Hongarije) is geen conflict tussen Oost- en West-Europa. Het is een symptoom van een tegenstelling die het hele continent bezighoudt. De hardnekkige Oost-West-tegenstelling is voorbij, en kan beter vervangen worden door die tussen een vooroorlogse en naoorlogse visie op Europa. http://www.donaustroom.eu/oost-europa-en-de-slechte-oude-tijd-essay/ LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/guido-van-hengel-8312729/
MULTIFILE
This relationship between external knowledge providers, e.g. consultants and academic institutions, and small and medium enterprises (SMEs) is a difficult one. SME entrepreneurs think external advice is expensive, not required and/or not useful. In this paper these arguments are explored against the specific characteristics of SMEs. The argument of price probably tells more about the consultants inability to quantify the returns on their advice than about the cost of their services. Support policies enable free consults for SMEs on numerous topics, but the use of these facilities is relatively low. The suggestion that SME entrepreneurs do not need external knowledge is contradicted by their own assessment of their qualities. Typically the entrepreneurs lack expertise in supporting business functions like HR, IT, Finance and Legal. In SMEs these blank spots are not compensated by specialist staff members because the of the scale of the organization. The argument that the advice of an external consultant is generally not useful raises the question whether the insights gained in several business sciences only apply to large companies. This seems unlikely. Given the characteristics of SMEs the difference is probably more the context in which the insights are applied than the content of the insights itself. From the analysis of the characteristics of SMEs the dominant influence of the person of the owner/director, together with the absence of specialist staff, appeared as two of the most significant differences between SMEs and large companies. Given the personal profiles of these owners/directors as studied by Blom (Blom, 2001), the external knowledge providers should realize the three ways in consulting. The first way is the way of thinking. For this way it was stated already that the content of business sciences is not likely to differ for SMEs. The second way, the way of working, represents for the way information is gathered and the entrepreneur and his staff is involved in the process of developing the advice. In this way the consultant should allow for interaction and should make it fun for the participants. In this aspect, the process approach of consulting shows promising. The third way, the way of communicating, represents the way the knowledge is transferred from the advisor to the entrepreneur. In this way it is crucial to acknowledge the different personal profiles of SME entrepreneurs and consultants and to adjust the communication accordingly. Taking the three ways into account, the conclusion could be that the transfer of knowledge should be more the sharing of experiences. The Chair of Management Consulting will adjust her activities to explore this insight further.
In het interdisciplinaire project Het Amstelpark – de bomen vertellen hun verhaal onderzoeken houtonderzoeker en boombioloog Ute Sass-Klaassen, milieujuristen Jessica den Outer en Jan van de Venis, en kunstenaar Elmo Vermijs, hoe bomen rechtspersonen kunnen worden en op welke manieren deze nieuwe juridische status kan bijdragen aan betere bescherming en beheer van bossen. In de ogen van dit consortium is dit een essentiële voorwaarde voor een succesvolle transitie naar een circulaire economie en duurzamere samenleving. Dit onderzoeksproject werkt met de 6000 bomen van 300+ soorten die in 1972, ter gelegenheid van de Floriade, werden aangeplant in het Amstelpark in Amsterdam – één van de meest soortenrijke stadsparken in Europa. Sass-Klaassen zal het project starten met een vergelijkend hout- en jaarringonderzoek dat zich richt op boomgroei in het Amstelpark in relatie tot klimaatverandering. Dit onderzoek zal plaatsvinden in het LivingLab, een tijdelijk laboratorium in het Orangerie-paviljoen. De dendrochronologische data, die uit deze studie naar voren zullen komen, zijn voor milieujuristen Den Outer en Van de Venis onmisbaar in hun juridische zoektocht naar een nieuwe rechtsstatus voor de bomen. Kunstenaar Vermijs zal op basis van het jaarringonderzoek een ruimtelijke installatie bouwen die het midden houdt tussen een paviljoen en een rechtbank. Deze installatie zal de denk- en werkprocessen van de bioloog en de juristen bijelkaar brengen en toegankelijk maken door middel van een publieksprogramma met een lezingenserie, en interactieve demonstraties en illustraties van jaarringonderzoek. Vermijs zal de installatie bouwen in samenwerking met Stadshout Amsterdam volgens de principes van een circulaire economie met 0% afval. Het project zal een onderdeel zijn van de Shadow Floriade. Dit programma wordt georganiseerd door Zone2Source en zal plaatsvinden in het Amstelpark (april - oktober 2022). Na afloop van het project zal er een publicatie komen met een verslag, conclusies en vragen voor de toekomst.
De roadmap Human Capital Agenda waterstof van het programma GroenvermogenNL zal worden ontwikkeld door een liaison team van de Hogeschool Rotterdam en het Scheepvaart en Transport College Rotterdam. Om tot de roadmap te komen zal een regionale Learning Community worden opgezet die in een triple-helix van onderwijs, onderzoek en werkveld, onderwijs ontwikkelt voor de metropoolregio Rotterdam-Den Haag en Drechtsteden. In het aankomende jaar zal in drie fases vanuit de Learning Community een ecosysteem worden opgezet met verschillende partijen uit het technische werkveld, het onderwijs en het maatschappelijk middenveld. Met in elk geval vijftien partijen zullen PPS-constructies worden opgezet. Fase 1: Het in kaart brengen van het regionale netwerk Uitgaande van het bestaande netwerk, het ecosysteem wordt een inventarisatie gemaakt van partijen die mogelijk geschikt zijn voor samenwerking. Fase 2: Het aanbrengen van verbanden en samenwerkingen Met de partijen waarmee samengewerkt kan worden moet onderzocht worden hoe die samenwerking er uit gaat zien. Hoe de belangen van beide partijen worden behartigd en vooral in detail: welke afdelingen en personen wordt mee samengewerkt. Fase 3: Plan van Aanpak eerste drie jaar De inhoudelijke kennis moet samen met de onderwijspartijen zo worden ingedeeld dat de partners die opleiden kunnen samenwerken met de partijen uit het maatschappelijk middenveld. Het plan van aanpak dat gemaakt wordt, is de roadmap naar een Human Capital Agenda waterstof voor de regio.