Hoe kan het onderwijs worden vormgegeven zodat mbo-jongeren worden gestimuleerd om te gaan stemmen? In dit onderzoek laten we de resultaten zien van een exploratieve evaluatie van drie sets met evidence-informed leermiddelen met als doel de stemintentie van jongeren te verhogen. De leermiddelen richten zich op (1) informatie over het stemproces, (2) in gesprek gaan over wel of niet stemmen en (3) gesprekken over maatschappelijke onderwerpen in combinatie met het invullen van een stemadviesapplicatie. De leermiddelen zijn gegeven door negen docenten en geëvalueerd door middel van docentinterviews en studentvragenlijsten (N = 172). Uit de resultaten kan worden opgemaakt dat docenten en studenten positief zijn over de praktische benadering in de leermiddelen. Tevens blijkt uit de resultaten dat de leermiddelen studenten inzicht geven in hun politieke voorkeur en dat zij leren het gesprek over stemmen met elkaar aan te gaan. Dit stimuleert mogelijk politiek zelfvertrouwen. Deze resultaten scheppen positieve verwachtingen voor de mogelijke effectiviteit van de lessen die kan worden getoetst in vervolgonderzoek.--How can education be designed to encourage students in vocational education to vote? We present the results of an explorative evaluation of three evidence-informed lessons aimed at increasing young people’s intention to vote. The three lessons focus on (1) information about the voting process, (2) engaging in discussions about whether or not to vote, and (3) discussions about socio-political issues combined with the use of a voting advice application. The lessons were taught by nine teachers and evaluated through teacher interviews and student questionnaires (N = 172). The results indicate that both teachers and students responded positively to the practical approach of the teaching materials. Additionally, the materials provided students with insight into their political preferences and helped them engage in discussions about voting. This potentially fosters political self-efficacy. These findings create positive expectations regarding the lessons’ potential effectiveness, which can be examined in follow-up research.
In het vmbo zien we een toenemende interesse voor nieuwe activerende, motiverende en op competentieontwikkeling gerichte werkvormen. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de taken, rollen en competenties van docenten. Van hen wordt verwacht dat zij gezamenlijk met hun collega's nieuwe programma's en onderwijsarrangementen ontwerpen. Het is van belang docenten-in-opleiding, lerarenopleiders en onderzoekers bij dit proces te betrekken. Door sterkere relaties tot stand te brengen tussen Schoolontwikkeling, Opleiding van leraren, Onderwijskundig onderzoek en Professionele ontwikkeling van leraren (SOOP) kunnen individuele leerprocessen worden ingebed in en bijdragen aan collectieve leerprocessen. In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek dat vanuit een SOOP-perspectief is opgezet bij docenten die betrokken zijn bij het vormgeven van competentiegericht voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Het Cognitive Apprenticeship Model (Collins, Brown, & Newman, 1989) lijkt een goed kader te bieden voor het vormgeven van competentiegericht vmbo. We hebben onderzocht in hoeverre de praktijktheorieën van de betrokken docenten kunnen worden getypeerd met behulp van concepten en principes uit dit model. Daarnaast vroegen we ons af in hoeverre en op welke wijze zich daarbij een (eventuele) spanning tussen het door Sfard (1998) onderscheiden acquisitie- en participatieperspectief manifesteert. Uit de met behulp van concept maps, cued en semigestructureerde interviews verzamelde resultaten blijkt dat de vier dimensies van het Cognitive Apprenticeship Model een rol spelen in de praktijktheorieën, hoewel didactische maatregelen en sociologische aspecten van de leeromgeving duidelijk meer naar voren kwamen dan aandacht voor leerinhouden en opbouw van het onderwijsprogramma. Verder waren bij zes docenten passages te identificeren die duiden op een spanning tussen acquisitie en participatie, bij zeven docenten konden geen voorbeelden gevonden worden.
LINK
In het vmbo zien we een toenemende interesse voor nieuwe activerende, motiverende en op competentieontwikkeling gerichte werkvormen. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de taken, rollen en competenties van docenten. Van hen wordt verwacht dat zij gezamenlijk met hun collega's nieuwe programma's en onderwijsarrangementen ontwerpen. Het is van belang docenten-in-opleiding, lerarenopleiders en onderzoekers bij dit proces te betrekken. Door sterkere relaties tot stand te brengen tussen Schoolontwikkeling, Opleiding van leraren, Onderwijskundig onderzoek en Professionele ontwikkeling van leraren (SOOP) kunnen individuele leerprocessen worden ingebed in en bijdragen aan collectieve leerprocessen. In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek dat vanuit een SOOP-perspectief is opgezet bij docenten die betrokken zijn bij het vormgeven van competentiegericht voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Het Cognitive Apprenticeship Model (Collins, Brown, & Newman, 1989) lijkt een goed kader te bieden voor het vormgeven van competentiegericht vmbo. We hebben onderzocht in hoeverre de praktijktheorieën van de betrokken docenten kunnen worden getypeerd met behulp van concepten en principes uit dit model. Daarnaast vroegen we ons af in hoeverre en op welke wijze zich daarbij een (eventuele) spanning tussen het door Sfard (1998) onderscheiden acquisitie- en participatieperspectief manifesteert. Uit de met behulp van concept maps, cued en semigestructureerde interviews verzamelde resultaten blijkt dat de vier dimensies van het Cognitive Apprenticeship Model een rol spelen in de praktijktheorieën, hoewel didactische maatregelen en sociologische aspecten van de leeromgeving duidelijk meer naar voren kwamen dan aandacht voor leerinhouden en opbouw van het onderwijsprogramma. Verder waren bij zes docenten passages te identificeren die duiden op een spanning tussen acquisitie en participatie, bij zeven docenten konden geen voorbeelden gevonden worden.
LINK
Het project BLIP heeft een methodiek opgeleverd (WISH) die is ontwikkeld voor en haar bruikbaarheid heeft bewezen in het middelbaar beroepsonderwijs (zie http://www.han.nl/onderzoek/werkveld/projecten/blip/). In het project is de methode ook overgedragen aan leraren in opleiding zodat zij deze ook in hun onderwijspraktijk in het middelbaar beroepsonderwijs kunnen gebruiken. De lerarenopleiders van de HAN stelden daarna ook de vraag of de WISH methode ook niet bruikbaar zou zijn voor hun eigen studenten in het kader van voorbereiding op de stage. De methode, zo is de veronderstelling, zou dus breder gebruikt kunnen worden. We zijn voornemens de methode ook als stagevoorbereiding aan te bieden aan de lerarenopleidingen. In eerste instantie aan de faculteit educatie binnen de HAN. Als lijkt dat dit goed werkt dan verbreden we dit ook naar de andere lerarenopleidingen. Gedacht wordt aan studenten die stage lopen bij opleidingsscholen in het po en vo. Voor dat dit mogelijk is moet de methode echter wel aan de hbo context worden aangepast. Naast de inzet van de WISH methode voor mbo studenten kunnen we op deze wijze de WISH methode ook bruikbaar maken voor hbo studenten.
Nederland staat voor enorme (ver)bouwopgaven. Er moet een miljoen nieuwe woningen worden bijgebouwd en een veelvoud aan gebouwen moet worden verduurzaamd. Daarvoor zijn goed getrainde én gemotiveerde vakmensen nodig. Ook het mkb in de bouw en infra staat hiervoor aan de lat. Juist dat mkb kampt echter met groeiende personeelstekorten en een snel vergrijzend personeelsbestand. Steeds meer mkb bedrijven in de bouw en infra geven aan niet alleen te worstelen met de vraag hoe zij aan voldoende vakmensen komen, maar ook met de vraag hoe zij vakmensen langer, beter en meer duurzaam kunnen inzetten. Daarvoor zeggen mkb bedrijven vooral behoefte te hebben aan slimme manieren om een actueel, volledig en betrouwbaar (‘valide’) inzicht te krijgen van het in hun bedrijf beschikbare vakmanschap. Daarnaast is er behoefte aan professionele hulp bij het inzetten en (langer) inzetbaar houden van vakmensen en aan passende en effectieve begeleiding daarbij. In dit project gaan we met 10 mkb bedrijven in de bouw en infra deze problemen aanpakken. Dat doen we door samen te experimenteren met het 'digitaal skills paspoort voor vakmensen (DSP)'. Het DSP geeft medewerkers en bedrijven een actueel en volledig inzicht in de eigen 'skills voorraad' en de ontwikkeling daarin. Dat inzicht gebruiken we om mkb bedrijven te helpen hun (aankomende) werknemers concrete handvatten te bieden voor verduurzaming van de inzetbaarheid. In vragenlijstonderzoek, in case studies en een cross cases study volgens de methode van realistische evaluatie stellen we vast of én hoe de DSP aanpak mkb bedrijven écht helpt meer vakmensen te vinden, ze langer inzetbaar te houden en daarbij de juiste begeleiding te bieden. We werken intensief samen met een breed consortium van roc’s, hogescholen, sociale partners, mkb bedrijven en kennisinstellingen om onderzoeksresultaten gedurende het project bruikbaar te maken voor (bouw)bedrijven zelf én het middelbaar en hoger beroepsonderwijs.
Biodiversiteit is de basis van een gezonde en toekomstbestendige leefomgeving, maar de drang van de mensheid naar economische groei en ontwikkeling ondermijnt deze basis. Om biodiversiteitsverlies te kenteren zijn een goed begrip van de waarde van biodiversiteit, een breed gedragen gevoel van urgentie voor herstel ervan en praktisch toepasbare, effectieve, maatregelen voor biodiversiteitsherstel cruciaal. Herstel van biodiversiteit vraagt ook om samenwerking tussen partijen wiens belangen en perspectieven kunnen verschillen, en dus om ‘over grenzen heen’ te kunnen kijken en denken. In dit project gaan leerlingen, studenten en docenten samenwerken met wetenschappers om biodiversiteit te herstellen op schoolterreinen en vervolgens te monitoren via citizen science methoden, gericht op planten en insecten. We doen dat met het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs omdat de meeste jongeren in Nederland onderwijs op (v)mbo-niveau volgen en in deze doelgroep de potentie voor biodiversiteitsherstel nog onvoldoende wordt benut. Onze hypothese is dat theoretische en complexe begrippen als ecologie en biodiversiteit effectiever geleerd worden als deze aangeboden worden in een betekenisvolle context middels authentieke opdrachten waarbij ervaren, onderzoeken en handelen centraal staan. De doelstellingen van dit project zijn: (1) een leeromgeving creëren voor (v)mbo citizen science m.b.t. biodiversiteitsherstel op schoolterreinen; (2) validatie van biodiversiteitgegevens verzameld met (v)mbo citizen scientists; en (3) onderzoeken hoe (v)mbo citizen science effectief ingezet en geïntegreerd kan worden in het curriculum van het (v)mbo. Deze nieuwe aanpak werkt als een vliegwiel voor herstel van biodiversiteit omdat kennis en bewustzijn van (v)mbo-studenten en -leerlingen m.b.t. biodiversiteit wordt vergroot en praktisch handelingsperspectief wordt ontwikkeld waarmee studenten en leerlingen in hun toekomstige loopbaan én als burger kunnen bijdragen aan het verduurzamen van de maatschappij.