Service of SURF
© 2025 SURF
De stad Goes is het bloeiende middelpunt van de regio “De Bevelanden”. Met diverse uitbreidingswijken blijft Goes groeien. Eén van deze wijken is woningbouwlocatie het “Goese Diep” gepland op het huidig industrieterrein de Houtkade. De huidige bedrijven gevestigd op dit industrieterrein zijn watergebonden. Dit wil zeggen dat de bedrijfsvoering afhankelijk is van aan- en afvoer via het water. De watergebonden bedrijven zullen op termijn moeten verhuizen naar een alternatieve locatie. In 2006 is gestart met de ontwikkeling van de eerste woningen op een voormalig deel van het industrieterrein en zijn er diverse vooronderzoeken uitgevoerd naar alternatieve locaties voor de te verplaatsen bedrijven. Door de crisis in de bouwsector is de ontwikkeling gestagneerd totdat in 2016 het project nieuw leven is ingeblazen. De noodzaak om de nog aanwezige bedrijven te verplaatsen is hierdoor weer actueel geworden. Uit de vooronderzoeken die in 2006 zijn uitgevoerd is gebleken dat de betrokken bedrijven, onder voorwaarden, bereid zijn om te verhuizen. In de vervolgonderzoeken zijn verschillende alternatieve locaties vergeleken. De meest geschikte locatie die aan de voorwaarden van de bedrijven voldoet is het “Goese Sas”. Gelegen aan het havenkanaal achter de sluis Goese Sas biedt de noordelijke variant de meeste mogelijkheden voor zowel de bedrijven als de initiatiefnemer gemeente Goes. De projectlocatie voor de nieuwe haven ligt achter een regionale waterkering op te verwerven landbouwgronden. Om de nieuwe haven geschikt te maken voor de bedrijven moet een kadeconstructie worden aangelegd. Voor de initiatiefnemer gemeente Goes is het van belang de economische meest voordelige kadeconstructie te realiseren. Daarnaast moet de kade-constructie voldoen aan de eisen van alle stakeholders. De eisen zijn vertaald naar een programma van eisen. Aan de hand van de eisen zijn drie geschikte varianten geselecteerd. De drie geselecteerde varianten zijn de L-muur, de damwand-constructie en het overbouwd talud. Alle kadeconstructies dienen geschikt te zijn voor het laden en lossen van schepen. De schepen worden gelost met een mobiele loskraan of een loskraan die op een kraanbaan staat opgesteld. Om de diverse kadeconstructies en de kraanbaan te dimensioneren zijn constructie berekeningen opgesteld. Met de gegevens uit de constructie berekening is een voorontwerp opgesteld en de wijze van uitvoering omschreven. Binnen afgebakende kaders is een raming opgesteld waarin de kosten voor realisatie, materialen en onderhoud en beheer voor de kadeconstructies zijn meegenomen. Per kadeconstructie is een prijs per strekkende meter bepaald. Op basis van kosten, bedrijfszekerheid en uitvoerbaarheid is de economisch meest voordelige voorkeursvariant, de damwandconstructie, geselecteerd. Het toepassen van de damwandconstructie in de haven is uitgewerkt waarbij een indicatie is gegeven van de totale realisatiekosten voor de haven.
Interview met Marnix Eysink Smeets in het Parool (16 mei 2013)
In 2017 viert het toonaangevende Nederlandse kunsttijdschrift haar 40e verjaardag - een goede reden voor Kunsthal KAdE om, samen met het tijdschrift, een tentoonstelling op te zetten over de fascinerende manieren waarop kunstwerken door de eeuwen heen zijn gemaakt. De tentoonstelling weerspiegelt die interesse door een verbazingwekkende reeks kunstwerken te presenteren die een bijzonder licht werpen op materialen en technieken, vakmanschap, ideevorming en studiopraktijk.
LINK
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.
Leerkrachten in Friese basisscholen zoeken naar goede strategieën om meertaligheid te erkennen en effectief in te zetten. Waar het onderwijs tot nu toe twee- en drietalig was (Fries, Nederlands en Engels), hebben leerkrachten nu in toenemende mate te maken met anderstalige migrantenleerlingen. Leerkrachten willen met deze strategieën antwoorden vinden op twee problemen. Ten eerste ervaren ze problemen in de omgang met migrantentalen: ze geven aan dat ze migrantentalen niet willen negeren, maar waarderen en gebruiken vinden ze moeilijk. Ten tweede willen leerkrachten de kwaliteit van het twee- of drietalige basisonderwijs waarin sprake is van taalscheiding, verbeteren. Er wordt per dag of in het Fries, of in het Nederlands of in het Engels onderwezen en geleerd. Men verwacht dat het verbinden van talen hogere resultaten opbrengt. Dit wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Vierentwintig leerkrachten op twaalf basisscholen willen een innovatieve aanpak voor meertalig onderwijs ontwikkelen, die zowel een kader biedt voor de waardering en het gebruik van migrantentalen, als voor een samenhangend gebruik van het Nederlands, het Fries en het Engels in de scholen. Dat geheel vormt de basis van het project Meer kansen Met Meertaligheid (3M). Wetenschappelijk onderzoek levert gevalideerde benaderingen op die moeten worden uitgebreid, gecombineerd en toegesneden op de eigen schoolsituatie om voor de leerkrachten van nut te kunnen zijn. Het 3M-project richt zich op het samen ontwikkelen (d.m.v. ontwikkelingsonderzoek), uitproberen en evalueren van een nieuwe aanpak en nieuwe didactische tools voor meertalig onderwijs (d.m.v. interventieonderzoek). Alle ontwikkelde tools worden in een digitale 3M-Toolbox ondergebracht, die beschikbaar gesteld zal worden aan alle scholen. In de derde plaats vindt een flankerend effect-onderzoek naar (taal)attitudes plaats. In dit project beoogt het consortium een innovatieve kwaliteitsimpuls aan het meertalig basisonderwijs te geven, niet alleen in Fryslân, maar in heel Nederland.
Onze huidige voedselvoorziening wordt gekenmerkt door overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen zoals antibiotica, genetische manipulatie, overdadig veel transport, water en andere grondstoffen worden gebruikt en productieprocessen gebaseerd op fossiele brandstoffen. Ook wordt veel landbouwgrond dusdanig uitgeput dat de kwaliteit van de grond en de diversiteit sterk achteruit gaan. Gezonde en duurzaam geproduceerde voeding zou voor iedereen bereikbaar moeten zijn. Bovendien is er veel leegstand in verschillende regio’s, deze leegstand kan door middel van aquacultuur systemen zeer waardevol worden benut. Dit is de aanleiding geweest om te zoeken naar alternatieve mogelijkheden voor duurzame productie van voedsel binnen de agrifoodsector. Geïntegreerde aquacultuur systemen worden verwacht goed toepasbaar te zijn voor duurzame voedingsproductie. Deze systemen verminderen de afhankelijkheid van de huidige voedselvoorziening van chemie, olie en gas. Bovendien stimuleert het de lokale en regionale economie en schept het duurzame werkgelegenheid. De doelstelling is het sluiten van de materiaalstroomketen, het voorkomen van afvalstoffen en het stimuleren van grondstof besparing. De aanpak van dit project is daarom gericht op de transitie naar circulaire materiaalstromen waarbij hoogwaardig hergebruik van de materialen mogelijk is op een manier waarbij waarde wordt toegevoegd. Hierbij worden mogelijkheden verkent in het kader van de biobased economy en nieuwe business- en verdienmodellen van dergelijke geïntegreerde aquaculturen. De onderzoeksvraag voor A2FISH is welke circulaire business- en verdienmodellen er realiseerbaar zijn voor kansrijke geïntegreerde aquacultuursystemen binnen de agrifoodsector. Om die onderzoeksvraag uiteindelijk te kunnen beantwoorden, zijn een aantal deelvragen geformuleerd: • Welke aquacultuursystemen zijn kansrijk toepasbaar binnen de agrifoodsector? • Aan welke technische en economische aspecten moet een aquacultuursysteem voldoen om te komen tot kansrijke business- en verdienmodellen? • Welke soorten planten kunnen worden met waardevolle inhoudsstoffen kunnen worden gekweekt met de aquacultuursystemen? • Welke soorten gangbaar industrieel visvoer kan worden gefabriceerd uit reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie en welke invloed heeft dit voer als bemesting op de waterkwaliteit? • Hoe ziet een vervolgtraject voor een geïntegreerd circulair aquacultuursysteem eruit en in hoeverre is dit anders dan voor gangbare alternatieven?