Openbare les Dr. Saskia A.M. Wijsbroek & Prof.Dr. Micha de Winter. Veel verhandelingen over jeugdhulp of jeugdzorg beginnen met de constatering dat het met de meeste kinderen en jongeren in Nederland over het algemeen goed gaat. In allerlei internationale vergelijkingen komt de Nederlandse jeugd er gemiddeld gezien goed af, of het nu gaat om hun gezondheid, welbevinden, onderwijskansen of kwaliteit van leven (Bot e.a. 2013; De Looze e.a. 2014; UNICEF Office of Research 2013). Onmiddellijk na deze constatering volgt dan meestal de schaduwzijde: lang niet alle kinderen en jongeren delen in deze feestvreugde. Zo komt 10 tot 15% van de jeugdigen1 tussen 0 en 18 jaar in aanraking met jeugdhulp, jeugdbescherming of jeugdreclassering, groeit bijna 10% op in gezinnen die leven onder de armoedegrens, en neemt het aantal kinderen en jongeren dat verslaafd is aan genotsmiddelen of lijdt aan overgewicht al jaren toe (CBS 2017a, 2017b; Clarijs 2017; De Looze e.a. 2014). Afhankelijk van de bedoelingen die de auteurs van zulk soort teksten hebben, leiden ze vaak tot heel uiteenlopende conclusies. Wie graag wil onderstrepen dat het Nederlandse jeugdbeleid deugt, zal vreugdevol vaststellen dat het goed gaat met de jeugd. Wie echter vindt dat er van alles misgaat in datzelfde jeugdbeleid, en dat bijvoorbeeld de recente bezuinigingen op de professionele jeugdzorg veel te ver zijn gegaan, zal vooral de nadruk willen leggen op de groep die problemen ondervindt. In het nieuwe lectoraat Jeugd, ingesteld door de provincie Utrecht en Hogeschool Utrecht (HU), vervangen we deze ogenschijnlijke tegenstelling (gaat het nu goed of slecht met de Nederlandse jeugd?) door een benadering die kwaliteit van leven van álle kinderen en jongeren centraal stelt. Immers, in een samenleving waarin mensen steeds dichter op elkaar leven en in steeds meer opzichten afhankelijk van elkaar zijn, is de verdeling van levenskwaliteit een zaak van algemeen, gedeeld belang aan het worden
Openbare les Dr. Saskia A.M. Wijsbroek & Prof.Dr. Micha de Winter. Veel verhandelingen over jeugdhulp of jeugdzorg beginnen met de constatering dat het met de meeste kinderen en jongeren in Nederland over het algemeen goed gaat. In allerlei internationale vergelijkingen komt de Nederlandse jeugd er gemiddeld gezien goed af, of het nu gaat om hun gezondheid, welbevinden, onderwijskansen of kwaliteit van leven (Bot e.a. 2013; De Looze e.a. 2014; UNICEF Office of Research 2013). Onmiddellijk na deze constatering volgt dan meestal de schaduwzijde: lang niet alle kinderen en jongeren delen in deze feestvreugde. Zo komt 10 tot 15% van de jeugdigen1 tussen 0 en 18 jaar in aanraking met jeugdhulp, jeugdbescherming of jeugdreclassering, groeit bijna 10% op in gezinnen die leven onder de armoedegrens, en neemt het aantal kinderen en jongeren dat verslaafd is aan genotsmiddelen of lijdt aan overgewicht al jaren toe (CBS 2017a, 2017b; Clarijs 2017; De Looze e.a. 2014). Afhankelijk van de bedoelingen die de auteurs van zulk soort teksten hebben, leiden ze vaak tot heel uiteenlopende conclusies. Wie graag wil onderstrepen dat het Nederlandse jeugdbeleid deugt, zal vreugdevol vaststellen dat het goed gaat met de jeugd. Wie echter vindt dat er van alles misgaat in datzelfde jeugdbeleid, en dat bijvoorbeeld de recente bezuinigingen op de professionele jeugdzorg veel te ver zijn gegaan, zal vooral de nadruk willen leggen op de groep die problemen ondervindt. In het nieuwe lectoraat Jeugd, ingesteld door de provincie Utrecht en Hogeschool Utrecht (HU), vervangen we deze ogenschijnlijke tegenstelling (gaat het nu goed of slecht met de Nederlandse jeugd?) door een benadering die kwaliteit van leven van álle kinderen en jongeren centraal stelt. Immers, in een samenleving waarin mensen steeds dichter op elkaar leven en in steeds meer opzichten afhankelijk van elkaar zijn, is de verdeling van levenskwaliteit een zaak van algemeen, gedeeld belang aan het worden
Wat jeugdigen weten, vinden en kunnen wordt vaak niet serieus genomen. Jeugdigen worden systematisch onderschat als personen met waardevolle kennis en als competente beslissers. Dit heeft tot gevolg dat de stem van jeugdigen niet altijd gehoord wordt en hun belangen daardoor niet altijd goed meegewogen (kunnen) worden. Ook beleidsmakers en politici weten vaak niet goed hoe jeugdigen over maatschappelijke thema’s denken. Dat betekent dat waardevolle perspectieven ontbreken en dat niet altijd goed rekening wordt gehouden met de belangen van jeugdigen. In de samenleving wordt de kracht van maatschappelijk geëngageerd actorschap van jeugdigen veelal onderschat en in elk geval nog weinig benut. In dit onderzoek schetsten we daarom een beeld van hoe jeugdigen tussen de 7 en 25 jaar denken, voelen en handelen ten aanzien van maatschappelijke vraagstukken waarvan zij vinden dat deze met voorrang moeten worden aangepakt.
Het belang van het opdoen van waardevolle burgerschapservaringen voor jongeren wordt breed gedragen. Burgerschap van jongeren is een maatschappelijk speerpunt, wat zich het meest zichtbaar vertaalt naar aandacht voor burgerschap binnen het formele onderwijs. Maar burgerschapservaringen kunnen zowel op school als buiten school worden opgedaan. In Nederland tekent zich een burgerschapskansenkloof af, waarbij kinderen en jongeren uit wijken met bewoners met een gemiddeld lage sociaaleconomische status minder mogelijkheden ervaren om hun burgerschap te (be)oefenen dan leeftijdgenoten uit wijken met bewoners met een gemiddeld hoge sociaaleconomische status. Beleidsmakers en buurtprofessionals erkennen het belang van jeugdparticipatie, als een waardevolle burgerschapservaring, maar geven aan beperkt zicht te hebben op concrete methoden om dat vorm te geven. Ook geven zij aan jongeren selectief te bereiken, waarbij vooral jongeren uit wijken met bewoners met een gemiddeld hoge sociaaleconomische status profiteren van het aanbod. In dit project richten we ons dus op jonge burgers (10-14 jaar) uit wijken met bewoners met een gemiddeld lagere sociaaleconomische status en onderzoeken we de impact van het ontwerpprogramma ‘Ontwerpen voor de buurt’. Dit programma is ontwikkeld door Stichting TerraNova – Democratisch Design. De deelnemers worden in dit programma opgeleid tot social designers en worden gestimuleerd om hun eigen dromen voor de buurt om te zetten in concrete plannen die zij voorleggen aan beleidsmakers. In het onderzoek volgen we drie trajecten van het programma op verschillende plekken in Nederland. We richten ons daarbij in het bijzonder op de impact die de trajecten hebben op het vertrouwen van de deelnemers in hun vermogens als burgers, hun civic self-efficacy. Daarnaast onderzoeken we in de lokale context de behoeften van buurtprofessionals bij het ontwikkelen en ondersteunen van jeugdparticipatie. Zo biedt dit project belangrijke inzichten om waardevolle burgerschapservaringen voor jonge burgers in hun buurt mogelijk te maken.
“How do people recognize that they have the power to be storytellers, not just listeners?” Rebecca Solnit (2016, p. 7) Fontys lectoraat Artistic Connective Practices ziet de kans om een samenwerking aan te gaan met een freelance architect en een cultuurcoach in stadsdeel Reeshof (gemeente Tilburg). Samen schrijven we dit voorstel. We zoeken een transitie naar een stadsdeel waar jongeren, docenten en partners samen zorgdragen voor artistieke praktijken. Daarmee trachten we bij te dragen aan een sociaal-culturele transitie, richting een meer sociaal, geëngageerd en positief beeld onder jongeren ten opzichte van de samenleving als geheel. Dit willen we aanpakken door middel van jeugdparticipatief, artistiek onderzoek met het Raisehof Collectief (volwassenen en jongeren). Raisehof Collectief wil zich daarbij ontwikkelen van co-creatie naar een artistieke commoning praktijk. In stadsdeel Reeshof gaat er immers iets mis met de inspraak, en al helemaal vanuit het perspectief van jongeren. Daarom wil Raisehof Collectief de verbeeldingskracht van de kunsten inzetten om alternatieve perspectieven op Reeshof over het voetlicht te brengen. Wij, Fontys lectoraat Artistic Connective Practices, willen onderzoeken hoe dit kan en in beeld brengen welke inzichten naar bovenkomen tijdens dit onderzoek. Het lectoraat begrijpt artistiek onderzoek als een samenhangend proces van participeren, interpreteren en experimenteren. Daarbij maken we gebruik van een ‘mixed-methods’ aanpak: een combinatie van veldschetsen, storytelling, in kaart brengen van alternatieve perspectieven, groeps- en wandel-interviews, observaties en literatuuronderzoek. Binnen dit onderzoek willen we het komende jaar gezamenlijk een serieuze start maken met Raisehof Collectief in Reeshof. Reeshof is een typische Vinex-wijk, waarin over het algemeen weinig sociale en culturele voorzieningen voor jongeren zijn. We nemen als focus de vraag: Hoe kunnen artistieke praktijken ruimte creëren om jeugdparticipatie in Reeshof te stimuleren?
In het L.INT lectoraat Stem van Kinderen in de Pleegzorg bundelen Hogeschool Rotterdam en het Nederlands Jeugdinstituut hun krachten. Het fundamentele internationale kinderrecht om gehoord te worden (IVRK, 1989) wordt in de praktijk van de Nederlandse pleegzorg onvoldoende nageleefd. Daarom heeft Stem van het Kind de hoogste prioriteit op de Landelijke Kennisagenda Pleegzorg. Samen met verschillende partners binnen de jeugdzorg en het hoger onderwijs werken Hogeschool Rotterdam en het Nederlands Jeugdinstituut aan de ontwikkeling van producten en interventies om de positie van kinderen in de Nederlandse pleegzorg te versterken. Zij verspreiden deze kennis binnen de regionale en landelijke netwerken. Zo zal er onder meer gewerkt worden aan centralisatie van jeugdparticipatie in Nederlandse pleegzorgorganisaties en laagdrempelige (digitale en analoge) manieren om kinderen te bereiken, te informeren, te horen en te betrekken bij keuzes die hen aangaan. We werken op interdisciplinaire wijze samen met universiteiten, hogescholen, jeugdzorginstellingen, belangenorganisaties, (pleeg)kinderen, (pleeg)ouders en professionals. Vanuit die perspectieven streven we naar betekenisvolle samenwerking waarbij jongeren worden gezien als volwaardige partners in onderzoek, bij keuzes die hun eigen leven betreffen en beleidsmatige keuzes. Het lectoraat werkt aan de volgende onderzoekslijnen • Inzicht in wensen van kinderen in pleeggezinnen ten aanzien van participatie in het pleeggezin en binnen pleegzorgorganisaties, en het in co-creatie verder ontwerpen van producten die aansluiten bij die wensen • Inzicht in Internationale kinderrechten die in het geding kunnen zijn bij dagelijkse keuzes voor en over pleegkinderen, zodat (pleeg)ouders, pleegzorgprofessionals en kinderen in pleeggezinnen op basis daarvan een heldere afweging kunnen maken • Op participatieve wijze begeleiden van veranderprocessen in pleegzorgorganisaties zodat kinder- en jeugdparticipatie wordt gecentraliseerd • Transfer tussen pleegzorg en andere jeugdzorgpraktijken