Service of SURF
© 2025 SURF
Supervisie geven is vragen stellen. Dat is de opvatting die een leersupervisor bij vrijwel alle beginnende supervisoren tegenkomt. Daarbij gaat het niet gewoon om vragen, maar om vragen die de supervisant tot reflectie aanzetten. Iets preciezer geformuleerd: supervisie geven is het stellen van reflectiebevorderende vragen. Er is een scala aan supervisorische vragen te benoemen, zoals: ‘Wat maakt nu dat je je zo voelt?’, of: ‘Wat heb je nodig om dat te bereiken?’ Wij hebben echter de indruk dat er in supervisiegesprekken te vaak en te veel gevraagd wordt. Het stellen van vragen, zelfs het stellen van zogenaamde reflectievragen, kan het proces van reflectie namelijk ook verstoren. Reflectie is primair een intrapsychisch gebeuren, waarbij de supervisant door geconcentreerd te luisteren naar eigen ervaringen en overwegingen tot een nieuw perspectief komt en vanuit dat nieuwe perspectief tot nieuw handelen. Reflectie is een bewuste ontvankelijkheid voor invallen vanuit onbewuste processen. Het onbewuste denken weet immers meer en beter en staat dichter bij het zelf dan het bewuste, logische denken. De activiteit van de supervisor (en van eventuele medesupervisanten) is erop gericht dat proces van reflectie te bevorderen. Daarvoor zijn woorden nodig maar zeker ook stilte, die naast de woorden haar eigen betekenis overdraagt. Een goede supervisor is niet gewoon iemand die de juiste vraag op het juiste moment weet te stellen, maar vooral iemand die de stilte kan hanteren en het stellen van vragen tot het juiste moment weet te beperken.
afstudeerscriptie van studente Psychologie Yasmin Gharavi gepubliceerd in BMC Psychiatry: Background: Family members who care for patients with severe mental illness experience emotional distress and report a higher incidence of mental illness than those in the general population. They report feeling inadequately prepared to provide the necessary practical and emotional support for these patients. The MAT training, an Interaction- Skills Training program (IST) for caregivers, was developed to meet those needs. This study used a single-arm pretestposttest design to examine the impact of the training on caregivers’ sense of competence (self-efficacy) and burden.
LINK
1e alinea column: 'Der Horizont vieler Menschen ist ein Kreis mit Radius Null - und das nennen sie ihren Standpunkt,' A. Einstein. De verandering: Internet verandert heel veel: de richting waarin bedrijven zich ontwikkelen, maatschappelijke fundamenten, het persoonlijk perspectief en bijvoorbeeld ook het onderwijs en ’s lands bestuur. Dit vraagt om werkelijk nieuwe perspectieven en het om kunnen gaan met een veelheid aan perspectieven tegelijkertijd.
LINK
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
Energy transition is key to achieving a sustainable future. In this transition, an often neglected pillar is raising awareness and educating youth on the benefits, complexities, and urgency of renewable energy supply and energy efficiency. The Master Energy for Society, and particularly the course “Society in Transition”, aims at providing a first overview on the urgency and complexities of the energy transition. However, educating on the energy transition brings challenges: it is a complex topic to understand for students, especially when they have diverse backgrounds. In the last years we have seen a growing interest in the use of gamification approaches in higher institutions. While most practices have been related to digital gaming approaches, there is a new trend: escape rooms. The intended output and proposed innovation is therefore the development and application of an escape room on energy transition to increase knowledge and raise motivation among our students by addressing both hard and soft skills in an innovative and original way. This project is interdisciplinary, multi-disciplinary and transdisciplinary due to the complexity of the topic; it consists of three different stages, including evaluation, and requires the involvement of students and colleagues from the master program. We are confident that this proposed innovation can lead to an improvement, based on relevant literature and previous experiences in other institutions, and has the potential to be successfully implemented in other higher education institutions in The Netherlands.
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.