Service of SURF
© 2025 SURF
Door beter gebruikt te maken van nieuwe digitale technologieën zouden fintechs een dominante rol verwerven in het financieel-monetair systeem, zo luidde de prognose. Deze revolutie is echter tot dusver uitgebleven in Nederland. In de praktijk blijken Nederlandse fintechs tegen zeven hindernissen aan te lopen waardoor deze transitie onvoldoende slaagt, aldus Jeroen Haans en Martijn van de Linden.
MULTIFILE
De zorgsector is de afgelopen jaren aan een ingrijpende verandering onderhevig geweest. De komst van marktwerking, het ontstaan van grotere zorginstellingen met meerder vestigingen en het persoonsgebonden budget hebben geresulteerd in een strakkere verdeling van de mensuren. Dit vergde vergaande aanpassingen van zorgverleners, die niet gevrijwaard bleven van hindernissen.
Het gebruik van technologische toepassingen om zorg op afstand te geven aan patiënten in de GGZ neemt gestaag toe. Behandelaren en patiënten voeren gesprekken via een webcam, patiënten kunnen steeds vaker hun dossier online inkijken en behandelingen kennen online modules die gecombineerd worden met reguliere zorg (blended care). Technologie krijgt hierdoor een toenemende rol in het zorgproces, maar de gevolgen voor de kwaliteit van de patiëntenzorg zijn niet bekend. Zo is er nog weinig onderzoek gedaan naar de effecten van online modules in relatie tot reguliere zorg. Ook hebben zorgprofessionals vragen over de consequenties van het openstellen van het dossier. Voor zorgprofessionals en patiënten is het dan ook nog niet altijd helder hoe zij om willen of moeten gaan met technologie. Het gebruik van technologische toepassingen om zorg op afstand te geven, kan zowel positieve als negatieve effecten hebben op de kwaliteit van zorg. Voor professionals en patiënten is het belangrijk dat de negatieve gevolgen vermeden worden en de positieve gevolgen doelgericht ingezet kunnen worden. In dit project wil een samenwerkingsverband van zorg- en kennisinstellingen o.l.v. Windesheim een langlopende onderzoekslijn van praktijkgericht onderzoek inrichten. We leveren hiervoor drie projectresultaten: een beschrijving van actuele dilemma´s in het kader van de handelingsverlegenheid van professionals bij de implementatie van blended behandeling en het openstellen van dossiers in de dagelijkse GGZ-praktijk (1). Een verkenning van mogelijke oplossingsrichtingen, waarbij bestaande zorgpraktijken, zowel best practices als ervaringen met hindernissen, dienen als leidraad (2). En de aanzet tot vervolgonderzoek, op basis waarvan de genoemde oplossingsrichtingen verder uitgewerkt worden (3). Participatie van alle betrokkenen, zowel patiënten als zorgprofessionals, staat hierbij voorop. In het derde projectresultaat, de aanzet voor het vervolgonderzoek, wordt een methodologisch raamwerk voor de onderzoekslijn ontwikkeld. Participatie komt in de samenstelling van de projectgroep al duidelijk naar voren.
Nederland streeft naar een volledig circulaire economie in 2050 (Rijksoverheid, z.d.). Bedrijven zullen hun activiteiten moeten organiseren in materiële kringlopen die de gehele levenscyclus bestrijken. Van afval is geen sprake meer. Hiervoor zijn nieuwe circulaire businessmodellen nodig die zich richten op samenwerking in de keten en waardebehoud in alle levensfases van producten, van ontwerp en productie tot gebruik en hergebruik. Mkb-bedrijven willen graag bijdragen aan de gewenste transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie. Het realiseren van een circulair businessmodel blijkt in de praktijk vaak lastig. Mkb-bedrijven die groeien hebben moeite met het vinden van bankfinanciering van hun circulaire ambities. Een belangrijke reden betreft de door banken moeilijk in te schatten risico’s die aan circulair ondernemen kleven. De toekenningswijze van financiering door banken is meer op zekerheden (activa) gebaseerd en minder op kasstromen. Dit werkt in het nadeel van mkb-bedrijven met circulaire verdienmodellen zoals Product-as-a-Service (PaaS), omdat hierbij de kasstromen uitgesteld zijn. Ook de ecosystemen waarin circulaire mkb-bedrijven dikwijls met elkaar samenwerken maakt de financiering ingewikkeld omdat samenwerking afhankelijkheid en daarmee risico betekent. Het doel van dit onderzoek is om de toegang tot bancaire financiering van mkb-bedrijven met circulaire businessmodellen met het verdienmodel PaaS te verbeteren door hen te helpen hindernissen weg te nemen. Voor dit project wordt een consortium gevormd onder leiding van het lectoraat businessmodellen van Saxion, met Hogeschool Rotterdam, Inholland en NHL Stenden, met banken ABN-AMRO en Rabobank, met kennisinstellingen Het Groene Brein en Sustainable Finance Lab, met ontwikkelingsmaatschappijen Innovation Quarter, Oost NL en Circulair Friesland en met mkb-bedrijven. Het consortium doet ontwerpgericht onderzoek naar het verbeteren van de financieringsmogelijkheden van circulaire businessmodellen. De resultaten worden breed toegankelijk gemaakt in de vorm van een concreet stappenplan en inspirerende praktijkcases voor mkb-bedrijven om hun bancaire financieringsaanvraag voor een circulair businessmodel tot een succes te maken.
In het project Flexible Manufacturing onderzoeken we hoe generieke industriële robots optimaal gebruikt kunnen worden in het bedrijfsleven. Het gaat daarbij om de inzet van software en ICT bij robots om de productie te optimaliseren. Op dit moment worden robots voornamelijk ingezet voor relatief eenvoudig, gestructureerd en repetitief werk. In combinatie met verschillende sensorensystemen kunnen robots echter juist hele complexe taken uitvoeren waarbij de robots zich aanpassen aan de situatie. Een mogelijke verklaring voor bovenstaande situatie is dat robots niet gemakkelijk en snel genoeg kunnen worden ge(her)programmeerd, gecombineerd met verschillende sensorsystemen en gecombineerd met andere softwarepakketten om ze nieuwe taken te laten uitvoeren. In het voortraject van dit projectvoorstel kwam een opvallend verschil tussen de werkwijze op enerzijds hogescholen en universiteiten en anderzijds het bedrijfsleven naar voren. In het bedrijfsleven gebruikt men hoofdzakelijk de commerciële en merkspecifieke software van de robotfabrikanten. Op hogescholen en universiteiten wordt daarentegen hoofdzakelijk gebruik gemaakt van open-source en generieke ontwikkelframeworks. Het framework dat wereldwijd het meest wordt gebruikt is Robot Operating System, oftewel ROS. In dit project willen we meer inzicht krijgen in deze twee verschillende benaderingen. Daarvoor analyseren we de bestaande commerciële software voor de grote merken van robotarmen en vergelijken deze met ROS. Naast een studie naar de overeenkomsten en verschillen wordt binnen het project een grote bijeenkomst georganiseerd met bedrijven uit de regio om te achterhalen welke overwegingen bedrijven maken bij het toepassen van robots en welke hindernissen ze ondervinden bij het daadwerkelijke gebruik van robots. Deze aanvraag wordt parallel gedaan met de Raak KIEM Smart Industry aanvraag: Twentse ROS. Het doel van de huidige aanvraag is om tot de kern van het probleem te komen: waarom worden robots nog niet optimaal ingezet in industrie? Het doel is om op basis van beide KIEM aanvragen een Raak PRO te ontwikkelen op dit onderwerp.