Service of SURF
© 2025 SURF
Accumulating evidence suggests that spoken word production requires different amounts of top-down control depending on the prevailing circumstances. For example, during Stroop-like tasks, the interference in response time (RT) is typically larger following congruent trials than following incongruent trials. This effect is called the Gratton effect, and has been taken to reflect top-down control adjustments based on the previous trial type. Such control adjustments have been studied extensively in Stroop and Eriksen flanker tasks (mostly using manual responses), but not in the picture–word interference (PWI) task, which is a workhorse of language production research. In one of the few studies of the Gratton effect in PWI, Van Maanen and Van Rijn (2010) examined the effect in picture naming RTs during dual-task performance. Based on PWI effect differences between dual-task conditions, they argued that the functional locus of the PWI effect differs between post-congruent trials (i.e., locus in perceptual and conceptual encoding) and post-incongruent trials (i.e., locus in word planning). However, the dual-task procedure may have contaminated the results. We therefore performed an electroencephalography (EEG) study on the Gratton effect in a regular PWI task. We observed a PWI effect in the RTs, in the N400 component of the event-related brain potentials, and in the midfrontal theta power, regardless of the previous trial type. Moreover, the RTs, N400, and theta power reflected the Gratton effect. These results provide evidence that the PWI effect arises at the word planning stage following both congruent and incongruent trials, while the amount of top-down control changes depending on the previous trial type.
LINK
In dit artikel wordt beschreven hoe door middel van workshops met een strategische HRM game een belangrijke stap is gezet in het maken van een realistisch strategisch HRM simulatiemodel. 187 HR-pro- fessionals kregen tijdens een workshop 72 HR-praktijken voorgelegd. De door hen verwachte effecten van deze praktijken op het gedrag van medewerkers is op een kwantitatieve manier expliciet gemaakt. Vervolgens maakten ze al spelende deze praktijken concreet tot op een niveau dat voor hen praktisch bruikbaar is. Op basis van de ervaringskennis van deze HR-professionals is het nu mogelijk om deze HR-praktijken en het door hen verwachte genuanceerde effect op medewerkersgedrag te koppelen aan vier strategische ideaaltypen. Dit vormt de basis van een simulatiemodel voor strategisch HRM. HR-professionals hebben zo bijgedragen aan het ontwikkelen van een tool die de beroepsgroep in de toekomst helpt hun werk beter te doen. Met de tool wordt het makkelijker om de organisatiestrategie te vertalen naar een daarbij passend HRM-beleid. De serious game die dat dit inzicht geeft, kan nu al door professionals gespeeld worden. De simulatie vereist nog verdere ontwikkeling, maar de eerste stappen zijn gezet, met dank aan alle deelnemers.
MULTIFILE
Het aantal banen neemt toe. Jaarlijks ontstaan er volgens CBS (2019) ongeveer 900 duizend vacatures. Deze keer is de verandering op de arbeidsmarkt niet het resultaat van één enkele factor, maar eerder een combinatie van vijf factoren: snelle technologische vooruitgang, diepgaande veranderingen in gezondheid en demografie, een groeiende economie, toenemende globalisering en belangrijke maatschappelijke veranderingen - die samen een groot deel van wat we als vanzelfsprekend beschouwen, fundamenteel transformeren (Gratton, 2011). Digitalisering en automatisering spelen een grote rol bij deze veranderingen. Er zijn optimistische voorspellingen dat nieuwe technologieën de arbeidsmarkt ten goede komen. Technologie verlaagt bijvoorbeeld de werkdruk. We zouden door technologie zelfs naar een kortere werkweek kunnen en nieuwe banen erbij krijgen, zodat niemand ongewild zonder werk komt te zitten (Ford, 2015; Giang, 2015; Mahdawi, 2017; MGI, 2017). Echter, de angst dat automatisering banen over gaat nemen en er een tekort aan werk gaat ontstaan, is ook een veelgehoorde zorg (Alexis, 2017; Ford, 2015; Giang, 2015; MGI, 2017; WRR. 2013).
Sportevenementen worden veelal mede mogelijk gemaakt door bijdragen vanuit de lokale, regionale of nationale overheid. Er mag van een sportevenement dan ook worden verwacht dat het een bijdrage levert aan de lokale gemeenschap, stad, of land (Gratton, Shibli & Coleman, 2005; Dickson, Benson, & Blackman, 2011; Hiller, 2000). Steeds vaker wordt er kritisch gekeken naar de maatschappelijke bijdrage die een sportevenement genereerd. Weegt deze wel op tegen de publieke kosten? De afgelopen 30 jaar wordt er dan ook steeds meer onderzoek gedaan naar de effecten die evenementen hebben op de lokale gemeenschap (Cashman, Toohey, Darcy, Symons & Stewert, 2004). Hierbij was de focus in het verleden vooral gericht op de bijdrage aan de lokale economie, maar steeds meer worden ook de maatschappelijke bijdragen geëvalueerd (Preuss, 2007). Maar wat is de sociaal-maatschappelijke impact van evenementen en hoe kan deze optimaal worden benut, bestendigd en geëvalueerd?