Service of SURF
© 2025 SURF
In het hoger beroepsonderwijs moeten studenten praktijk- en beroepsgerichte teksten schrijven zoals gezinsanalyses (in pedagogische opleidingen), verslagen van praktijkproeven (in technische opleidingen), enzovoort. Daarbij gelden vorm- en inhoudseisen van het schrijfproduct, wordt het gebruik van vak- en academische taal verwacht en moet de student zijn vakkennis correct benutten en verwoorden. Voor hbo-docenten betekent dit dat zij idealiter aandacht besteden aan ontwikkeling van vakkennis én aan taalontwikkeling bij hun studenten – bij voorkeur geïntegreerd. Om hbo-docenten hierin te trainen zijn lessen van enkele van hun collega’s gefilmd als good practices.
Introduction: The health-promoting school (HPS) approach was developed by the World Health Organization to create health promotion changes in the whole school system. Implementing the approach can be challenging for schools because schools are dynamic organizations with each a unique context. Many countries worldwide have a health promotion system in place in which healthy school (HS) advisors support schools in the process of implementing the HPS approach. Even though these HS advisors can take on various roles to provide support in an adaptive and context-oriented manner, these roles have not yet been described. The current study aims to identify and describe the key roles of the HS advisor when supporting schools during the dynamic process of implementing the HPS approach. Methods: The study was part of a project in which a capacity-building module was developed for and with HS advisors in the Netherlands. In the current study, a co-creation process enabled by participatory research was used in which researchers, HS advisors, national representatives, and coordinators of the Dutch HS program participated. Co-creation processes took place between October 2020 and November 2021 and consisted of four phases: (1) a narrative review of the literature, (2) interviews, (3) focus groups, and (4) a final check. Results: Five roles were identified. The role of “navigator” as a more central one and four other roles: “linking pin,” “expert in the field,” “critical friend,” and “ambassador of the HPS approach.” The (final) description of the five roles was recognizable for the HS advisors that participated in the study, and they indicated that it provided a comprehensive overview of the work of an HS advisor in the Netherlands. Discussion: The roles can provide guidance to all Dutch HS advisors and the regional public health organizations that employ them on what is needed to provide sufficient and context-oriented support to schools. These roles can inspire and guide people from other countries to adapt the roles to their own national context.
Educational institutions and vocational practices need to collaborate to design learning environments that meet current-day societal demands and support the development of learners’ vocational competence. Integration of learning experiences across contexts can be facilitated by intentionally structured learning environments at the boundary of school and work. Such learning environments are co-constructed by educational institutions and vocational practices. However, co-construction is challenged by differences between the practices of school and work, which can lead to discontinuities across the school–work boundary. More understanding is needed about the nature of these discontinuities and about design considerations to counterbalance these discontinuities. Studies on the co-construction of learning environments are scarce, especially studies from the perspective of representatives of work practice. Therefore, the present study explores design considerations for co-construction through the lens of vocational practice. The study reveals a variety of discontinuities related to the designable elements of learning environments (i.e. epistemic, spatial, instrumental, temporal, and social elements). The findings help to improve understanding of design strategies for counterbalancing discontinuities at the interpersonal and institutional levels of the learning environment. The findings confirm that work practice has a different orientation than school practice since there is a stronger focus on productivity and on the quality of the services provided. However, various strategies for co-construction also seem to take into account the mutually beneficial learning potential of the school–work boundary.
LINK
Zand en andere grove grondstoffen worden steeds schaarser door intensief gebruik in infrastructuur en industrie, terwijl miljarden kubieke meters slib wereldwijd worden uitgebaggerd om vaargeulen en havens operationeel te houden. Vanwege dit groeiende tekort aan traditionele grondstoffen is er behoefte aan het ontwikkelen van nieuwe methodieken voor hergebruik van slib en lokaal sediment, onder andere voor dijkversterking en ophoging van landbouwgronden. Echter wordt gebaggerd slib volgens de regelgeving nog als een van de grootste potentiële afvalstromen gezien. Ook is slib complexer in het gebruik omdat het bestaat uit een heterogeen mengsel van onder meer water, zand, organisch materiaal, fijnstof en gas. Vanwege schaarste in bouwmaterialen lopen er steeds meer initiatieven voor het nuttig hergebruiken van gebaggerd slib, maar de optimale laagdikte en aanlegtechnieken moeten nog worden onderzocht. Met dit project zoeken lectoraat Sustainable River Management samen met Hogeschool Van Hall Larenstein en de praktijkpartners Klaei B.V., Waterschap Noorderzijlvest en EcoShape naar de best practices voor het produceren van waardevol klei uit havenslib. Via laboratoriumexperimenten en veldproeven binnen grootschalige pilots worden mechanische eigenschappen van havenslib uit de Lauwersoog haven in beeld gebracht. Er wordt gezocht naar de optimale dikte van havenslib om bruikbare klei te produceren. Daarbij wordt onderzocht of de mechanische eigenschappen van de geproduceerde klei afhankelijk zijn van de laagdikte van de initiële laag of havenslib. De resultaten verbinden de laagdikte in rijpingscompartimenten met materiaaleigenschappen en monitoren de initiële verouderingsprocessen na de aanleg van de klei in een proefdijk. Het eindresultaat biedt inzicht in de best practices voor toepassing van havenslib en de daarbij horende materiaaleigenschappen. Dit project draagt daarmee direct bij aan de ontwikkeling van een nieuw, duurzaam materiaal voor gebruik in dijkversterkingen en landbouw en een circulaire economie in Nederland in 2050.
In de ontwikkeling van voedingsmiddelen draait alles om smaak. Eten moeten vooral lekker zijn, toch? Om smaak en andere producteigenschappen in kaart te brengen wordt sensorisch onderzoek (SO) uitgevoerd. In de praktijk gebeurt dit vaak onder suboptimale omstandigheden vanwege bijvoorbeeld onvoldoende beschikbaarheid van panelleden en een gebrek aan tijd. Belangrijke beslissingen worden vervolgens gebaseerd op onbetrouwbare, invalide resultaten. Er is daarom een behoefte naar snelle, betrouwbare en valide methodieken. Daarbij geldt dat voedselkeuze een complex proces dat verder gaat dat het analytisch beoordelen van producteigenschappen. Zo kan de context van consumptie van invloed zijn op de perceptie van smaak. In het sensorisch onderzoeksveld is hier steeds meer aandacht voor. Hiermee beweegt SO zich richting consumentenonderzoek (CO). De overlap en wederzijdse beïnvloeding van elementen uit SO en CO zijn relevant tijdens verschillende fases van het productontwikkelingsproces. In dit postdoconderzoek zal Vera van Stokkom een snelle en flexibele onderzoeksmethode ontwikkelen en valideren. Elementen van SO en CO zullen geïntegreerd worden in een methodiek onder de werktitel Rapid Sensory & Consumer Modules Tool (RSCM-tool). De methodiek zal worden gericht op de productcategorie groenten. Groenten passen bij uitstek in een gezond en duurzaam voedingspatroon. Ook zal worden onderzocht of de RSCM-tool kan worden ingezet bij ouderen, omdat bij ouderen achteruitgang in sensorische perceptie plaatsvindt. Met dit postdoconderzoek wordt kennis en ervaring opgedaan over de toepassing van een nieuwe sensorische onderzoeksmethodiek (RSCM) die uiterst relevant is voor onderzoek met, en onderwijs op het gebied van voeding. Dit postdoconderzoek valt onder het Research and Innovation Centre Agri, Food & Life Sciences van Hogeschool Inholland. Naast een verbreding en verdieping op de onderzoekslijn Gezondheid in de Metropool en het domeinoverstijgende onderzoeksprogramma Food for Happy Ageing, zal dit onderzoek bijdragen aan duurzame curriculuminnovatie binnen de opleiding Food Commerce and Technology en de profilering van Hogeschool Inholland als kennispartner.
Iselinge Hogeschool wil de Impuls 2020 aanwenden voor behoud en versterking van de Academische Werkplaats Oost-Gelderland (AWOG). Binnen de AWOG wordt gewerkt aan onderwijsvraagstukken in netwerken – werkplaatsen genaamd. Werkplaatsdeelnemers in de driehoek student - educatief professional - docentonderzoeker verrichten praktijkgericht onderwijsonderzoek dat leidt tot kennisontwikkeling en innovatie van het werkveld en het hogeschoolcurriculum. Het oogmerk van de AWOG is toekomstgericht onderwijs. Dit wordt in de onderzoeksprogrammering van Iselinge Hogeschool geconcretiseerd in onderwijsontwerpen op vier thema’s: onderwijsontwikkeling in de regio, innovatieve didactieken, digitale geletterdheid en pedagogische sensitiviteit. Centraal staan het verbinden van professionals in het educatieve domein, het ontwikkelen van kennis en concrete tools die toekomstgericht onderwijs mogelijk maken én het delen hiervan. Om het verbinden, ontwikkelen en delen in de AWOG een impuls te geven, wil Iselinge Hogeschool toewerken naar een digitaal open-science-platform waarop kennisproducten en concrete opbrengsten op het gebied van netwerkleren en toekomstgericht onderwijs toegankelijk zijn voor professionals in het educatieve domein. Om dit doel te bereiken, bouwen we voort op ‘good practices’ voortgekomen uit de coronacrisis. Iselinge Hogeschool heeft recent onderzoek uitgevoerd naar afstandsleren in de regio Achterhoek tijdens de lockdown. Hieruit komt onder andere naar voren dat professionals in het educatieve domein behoefte hebben aan verruiming van blended samenwerkingsmogelijkheden met partners en de mogelijkheid om nieuwe kennis en tools laagdrempelig met elkaar te delen. Daartoe heeft Iselinge Hogeschool een digitaal systeem nodig dat blended samenwerking binnen de AWOG ondersteunt. Dit systeem moet passen bij de bestaande digitale infrastructuur van de hogeschool. De snelle ontwikkeling van leren en samenwerken op afstand geeft ons de bouwstenen om nieuwe, efficiënte manieren van blended samenwerken te realiseren. De besteding van de Impulsgelden versnelt en ondersteunt de positie van Iselinge Hogeschool als kennisinstelling in de regio op het gebied van leven lang ontwikkelen in het educatieve domein.