Service of SURF
© 2025 SURF
De wegwijzer biedt gezinshuisouders en betrokkenen bij gezinshuizen praktische tips voor het omgaan met de uitdagingen die de Coronacrisis met zich meebrengt. Op basis van ervaringen van gezinshuisouders en betrokken organisaties zijn de lessen die geleerd zijn tijdens de lockdown beschreven. De informatie is gebaseerd op gegevens die zijn verzameld met een vragenlijst onder gezinshuisouders, aangevuld met interviews. Toegevoegd is een infographic waarin de wegwijzer wordt samengevat.
MULTIFILE
Uithuisgeplaatste jongeren hebben vaak te maken met culturele en levensbeschouwelijke verschillen tussen hun gezin van herkomst en hun gezinshuis. Voor het welzijn van jongeren in gezinshuizen is het van belang, en ook één van de Rechten van het Kind, dat ze een eigen identiteit kunnen ontwikkelen en kennis kunnen maken met de cultuur en levensbeschouwing van hun gezin van herkomst. Uit eerder onderzoek blijkt dat een goede samenwerking tussen ouders en pleegouders bijdraagt aan een succesvolle plaatsing en de kans op breakdown vermindert. In dit kwalitatieve onderzoek laten we, op basis van diepte-interviews met jongeren, ouders en gezinshuisouders (n=64), eerst zien welke culturele en levensbeschouwelijke verschillen tussen gezinshuis en gezin van herkomst tot spanningen kunnen leiden en hoe gezinshuisouders deze hanteren. Naast de culturele en levensbeschouwelijke verschillen die tot spanningen kunnen leiden, beschrijven we ook drie manieren waarop gezinshuisouders hiermee omgaan, namelijk door: 1) de identiteit van het gezinshuis centraal te stellen, 2) ruimte te maken voor de identiteit van het gezin van herkomst door inleven en afstemmen, of 3) de identiteitsvorming van de jongere centraal te stellen. Dat laatste komt minder vaak voor, maar is juist belangrijk in de adolescentie. Tot slot pleiten we voor een triadisch-pedagogische benadering van pleeg- en gezinshuiszorg, waarin het kind niet losgezongen wordt van identiteit van het gezin van herkomst, het gezinshuis de eigen identiteit niet hoeft te verloochenen, maar uiteindelijk de culturele en levensbeschouwelijke identiteitsvorming van de jongere beoogd wordt.
Dit is het derde mini-magazine over het onderzoeksproject ‘Jouw Gezin, Mijn Zorg?’. In dit onderzoek staan gezinshuizen centraal. Zij bieden een plek aan jongeren die niet meer thuis kunnen wonen. Helaas komt het nog te vaak voor dat deze jongeren vroegtijdig een gezinshuis verlaten, met alle nadelige gevolgen van dien. In dit mini-magazine: stand van het onderzoek, interview met Ellen Schep (onderzoeker binnen het project), interview met Emily Nap (gedragswetenschapper bij het Leger des Heils) en een interview met Annemarie Muskee (docentonderzoeker bij dit onderzoek).
Wanneer kinderen met complexe problemen niet meer thuis of in een pleeggezin kunnen wonen, kan een gezinshuis een passende plek zijn. Een gezinshuis is een kleinschalige woonvorm waar één of meer kinderen opgenomen worden in het eigen gezin van de gezinshuisouders. De gezinshuisouders zijn professionele opvoeders en bieden 24 uur per dag opvoeding en begeleiding aan de gezinshuiskinderen. Gezinshuizen bieden een stabiele plek zoals beoogd in de jeugdwet. Uit het onderzoek ‘Hoop een huis geven’ (lopend SIA-RAAK Publiek onderzoek), dat gericht is op de manier waarop gezinshuisouders vormgeven aan het leefklimaat in gezinshuizen komt naar voren dat gezinshuisouders een intensieve en complexe taak hebben. Een gezinshuis biedt jeugdhulpverlening en is tegelijk een ‘zo normaal mogelijke’ thuissituatie voor de kinderen. Er gaat echter veel aandacht uit naar het begeleiden van probleemgedrag. Gezinshuisouders hebben behoefte aan een methodische aanpak die hen ondersteunt bij het begeleiden van de kinderen zodat zij vaardigheden leren die hen helpen zo normaal mogelijk te functioneren in het gezin, op school en in de buurt. Het voorgenomen onderzoek bouwt hierop voort door een interventie voor gezinshuizen te ontwikkelen die (1) kinderen ondersteunt bij het ontwikkelen van vaardigheden die hen helpen in het dagelijks functioneren en (2) aandacht heeft voor kinderen die sterk verschillen in ontwikkelingsleeftijd en doorgaans op verschillende scholen zitten. In dit onderzoek zal een consortium van praktijkorganisaties, vier hogescholen en twee universiteiten participeren. Met behulp van participatief actieonderzoek en quasi-experimenteel onderzoek zullen zij een nieuwe methode voor het aanleren van levensvaardigheden ontwikkelen en evalueren, zodat het past binnen gezinshuizen en toepasbaar is op scholen. De vergaarde kennis wordt gedeeld en geduid met docenten en studenten van de betrokken hogescholen zodat inzichten een plek krijgen in de curricula van verschillende opleidingen. Ook zullen studenten onder begeleiding van docenten participeren in het onderzoek.
De transitie en transformatie in de Jeugdhulp gaat samen met de wens van gemeenten en rijksoverheid om kinderen die niet meer thuis kunnen wonen niet meer in (gesloten) residentiele voorzieningen maar zo veel mogelijk in pleeggezinnen en gezinsgerichte voorzieningen op te vangen. Als gevolg hiervan, neemt het aantal jeugdigen met complexe zorgvragen toe in gezinshuizen (in 2016 50% meer! bron: factsheet gezinshuizen). Onderzoek aan Hogeschool Leiden heeft de afgelopen jaren aangetoond dat in gezinshuizen een beter leefklimaat aanwezig is dan in residentiële voorzieningen en de gesloten jeugdhulp. Toch gaat plaatsing niet altijd goed, vaak vanwege complexe problemen van deze kinderen. Dan moeten ze weer naar een andere plek. Volgens recent onderzoek hebben kinderen in gezinshuizen gemiddeld al 3,6 plaatsingen achter de rug. Voor het kind en de hulpverlening is een overplaatsing een traumatische gebeurtenis zoals in de aangrijpende documentaire ‘Alicia’ was te zien (Zdoc november j.l.). Deze negatieve jeugdervaring komt bovenop eerdere negatieve jeugdervaringen in hun leven en heeft grote gevolgen voor hun latere ontwikkeling. Samen met een landelijk dekkend netwerk van ongeveer 400 gezinshuizen en overkoepelende (zorg)instellingen onderzoeken drie hogescholen (Leiden, Windesheim en CHE) en een universiteit (Tilburg) voor welke kinderen (achtergrond, problematiek) gezinshuizen een geschikte hulpverleningsvorm zijn en wat dit betekent voor zowel de organisatie van de hulpverlening als deskundigheid van gezinshuisouders. Dit leidt tot implicaties voor het werkveld, maar ook voor het hbo-onderwijs. Hierbij is er ook aandacht voor wat gezinshuisouders nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen en het vol te kunnen houden. Opbrengsten van het onderzoek zullen worden gebruikt om een beloftevol transformatiedoel te realiseren: overplaatsingen voorkomen en een stabiele en duurzame plek voor kinderen die het niet getroffen hebben omdat ze niet meer thuis kunnen wonen.
Dit top-up project is een opvolging van het project ‘Jouw Gezin, Mijn Zorg?: Hoe gezinshuisouders en ouders constructief kunnen samenwerken’. In dit project is de samenwerkingsrelatie tussen gezinshuisouders en ouders van uithuisgeplaatste jeugdigen die in een gezinshuis wonen uitgebreid onderzocht. Het onderzoek liep van 2017 tot en met 2020. In het onderzoek stond de volgende vraag centraal: Welke aanpak om tot een constructieve samenwerkingsrelatie tussen ouders en gezinshuisouders te komen kan worden ontleend aan theorie en praktijk? Het resultaat is een aanpak voor het werkveld waarin ouders van kinderen die in een gezinshuis geplaatst worden vanaf de start tot de afronding een stevige plek krijgen: Samenwerken werkt! Een relationele route tot gedeeld opvoederschap. Met dit top-up project wordt ‘De relationele route’ getest wordt en waar nodig bijgesteld. Verder is nodig dat ‘De relationele route’ onder de aandacht wordt gebracht van het gehele werkveld van gezinshuizen en pleegzorg zodat deze grootschalig geïmplementeerd kan worden. Om die reden willen we met de middelen uit deze top-up aanvraag een pilot uitvoeren en de uitkomsten daarvan breed onder de aandacht brengen.