Service of SURF
© 2025 SURF
The enhancement of GPS technology enables the use of GPS devices not only as navigation and orientation tools, but also as instruments used to capture travelled routes: as sensors that measure activity on a city scale or the regional scale. TU Delft developed a process and database architecture for collecting data on pedestrian movement in three European city centres, Norwich, Rouen and Koblenz, and in another experiment for collecting activity data of 13 families in Almere (The Netherlands) for one week. The question posed in this paper is: what is the value of GPS as ‘sensor technology’ measuring activities of people? The conclusion is that GPS offers a widely useable instrument to collect invaluable spatial-temporal data on different scales and in different settings adding new layers of knowledge to urban studies, but the use of GPS-technology and deployment of GPS-devices still offers significant challenges for future research.
Active transport to school is associated with higher levels of physical activity in children. Promotion of active transport has therefore gained attention as a potential target to increase children’s physical activity levels. Recent studies have recognized that the distance between home and school is an important predictor for active travel among children. These studies did not yet use the promising global positioning system (GPS) methods to objectively assess active transport. This study aims to explore active transport to school in relation to the distance between home and school among a sample of Dutch elementary school children, using GPS. Seventy-nine children, aged 6-11 years, were recruited in six schools that were located in five cities in the Netherlands. All children were asked to wear a GPS receiver for one week. All measurements were conducted between December 2008 and April 2009. Based on GPS recordings, the distance of the trips between home and school were calculated. In addition, the mode of transport (i.e., walking, cycling, motorized transport) was determined using the average and maximum speed of the GPS tracks. Then, proportion of walking and cycling trips to school was determined in relation to the distance between home and school. Out of all school trips that were recorded (n = 812), 79.2% were classified as active transport. On average, active commuting trips were of a distance of 422 meters with an average speed of 5.2 km/hour. The proportion of walking trips declined significantly at increased school trip distance, whereas the proportion of cycling trips (β = 1.23, p < 0.01) and motorized transport (β = 3.61, p < 0.01) increased. Almost all GPS tracks less than 300 meters were actively commuted, while of the tracks above 900 meters, more than half was passively commuted. In the current research setting, active transport between home and school was the most frequently used mode of travel. Increasing distance seems to be associated with higher levels of passive transport. These results are relevant for those involved in decisions on where to site schools and residences, as it may affect healthy behavior among children. https://doi.org/10.1186/1471-2458-14-227 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/sanned/
MULTIFILE
Background: Generally, a significant portion of healthcare spending consists of out-of-pocket (OOP) expenses. Patients indicate that, in practice, there are often some OOP expenses, incurred when they receive medical care, which are unexpected for them and should have been taken into account when deciding on a course of action. Patients are often reliant on their GP and may, therefore, expect their GP to provide them with information about the costs of treatment options, taking into consideration their individual insurance plan. This also applies to the Netherlands, where OOP expenses increased rapidly over the years. In the current study, we observed the degree to which matters around patients' insurance and OOP expenses are discussed in the Netherlands, using video recordings of consultations between patients and GPs. Methods: Video recordings were collected from patient-GP consultations in 2015-2016. In 2015, 20 GPs and 392 patients from the eastern part of the Netherlands participated. In 2016, another eight GPs and 102 patients participated, spread throughout the Netherlands. The consultations were coded by three observers using an observation protocol. We achieved an almost perfect inter-rater agreement (Kappa = .82). Results: In total, 475 consultations were analysed. In 9.5% of all the consultations, issues concerning patients' health insurance and OOP expenses were discussed. The reimbursement of the cost of medication was discussed most often and patients' current insurance and co-payments least often. In some consultations, the GP brought up the subject, while in others, the patient initiated the discussion. Conclusions: While GPs may often be in the position to provide patients with information about treatment alternatives, few patients discuss the financial effects of their referral or prescription with their GP. This result complies with existing literature. Policy makers, GPs and insurers should think about how GPs and patients can be facilitated when considering the OOP expenses of treatment. There are several factors why this study, analysing video recordings of routine GP consultations in the Netherlands, is particularly relevant: Dutch GPs play a gatekeeper function; OOP expenses have increased relatively swiftly; and patients have both the right to decide on their treatment, and to choose a provider.
De groeiende wereldbevolking zorgt voor noodzaak tot optimaler gebruik van landbouwgrond. De innovatie van de eerste elektrische tractor door Boessenkool B.V. zorgt voor minder rijsporen en daarmee een effectiever landbouw gebruik. Tevens creëert deze elektrificatie de mogelijkheid tot volcontinue automatische landbouw. De in ontwikkeling zijnde landbouw-drone van Drone4Agro B.V. laat geen enkel rijspoor achter en heeft de autonome landbouw tot doel! Saxion, als kennisontwikkelaar van systems engineering en modulaire robotica, en bovengenoemde partners hebben elkaar gevonden tijdens gesprekken over het drone test centrum. Saxion is ook aangesloten bij de SMART Industry agenda Boost van Oost Nederland en mede-oprichter van de netwerkorganisatie LEO Robotics. De centrale kennisvraagstelling luidt: “Is het mogelijk om een koppeling van een autonome drone met een oplaadstation te maken, waarbij de drone een autonome landingsprocedure gebruikt?” Tevens wordt gekeken naar welke kennisvragen opgelost moeten worden om te komen tot (vol‑)automatische landbouwbewerkingen. De autonome besturing en toekomstige volautomatische landbouwbewerkingen openen internationaal de mogelijkheden tot autonome landbouw op grote schaal en voor Saxion tot een duurzame investering in de kenniskring. De technische uitdaging zit hem in de overgang van de GPS gecontroleerde besturing naar de automatische landing/koppelingsprocedure, waarbij een besturingscontrol overdracht moet plaats vinden. Tevens is de technische uitdaging om de besturing zodanig generiek en modulair op te zetten dat het hardware (grond of luchtrobot) onafhankelijk is. De kennis van de besturingen zal gedeeld worden om te komen tot een technische doorontwikkeling van de autonome besturing. Middels de kennisontwikkeling op gebied van autonome besturing en demonstratiemodellen van de luchtrobot en eventueel grondrobot wordt het proof-of-concept aangetoond. Middels stages en afstudeeropdrachten zal geprobeerd worden de kennis te implementeren in de prototypes bij de bedrijven. Middels de bewezen systems engineeringsmethodiek “Het V-model” zullen de functionele klantenwensen t.a.v. de landbouwbewerkingen worden vertaald naar de kennisvragen, mogelijke technische oplossingen en eventuele vervolgprojecten.
In de land- en tuinbouwsector worden UAV’s gebruikt om op basis van sensorwaarnemingen telers adviezen te geven om de teelt te optimaliseren. De buitenteelt is verder in de ontwikkeling en het gebruik van UAV’s dan de binnenteelt. In de buitenteelt kunnen drones autonoom vliegen via een vooraf ingestelde route m.b.v. GPS-waypoint. Het is niet mogelijk om deze GPS-techniek toe te passen in de bedekte teelten i.v.m. onvoldoende GPS-signaal in de kassen. Daarnaast wordt er in de kas hinder ondervonden van verschillende obstakels, zoals gewasdraden, gewaswagens en personeel. Kortom er zijn grote verschillen tussen binnen- en buitenteelt op dit gebied. De uitdaging is om een UAV autonoom te laten navigeren in de binnenteelt. Het idee achter dit project is om een vooronderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden om drones autonoom te laten navigeren in de glastuinbouw. Indien dit mogelijk is kunnen hyperspectrale camera’s die momenteel worden gebruikt in de open teelten ook toegepast worden in de binnenteelt. De Twirre architectuur biedt een goed uitgangspunt om het autonoom vliegen met drones in een kas te ontwikkelen. De projectpartners hebben met dit KIEM project de volgende doelstellingen: • Inventariseren welke sensoren gebruikt kunnen worden om in een kas de positie van een drone te bepalen, • Inventariseren welke sensoren gebruikt kunnen worden om in een kas obstakels te kunnen detecteren die ontweken moeten worden • keuzes maken voor positie- en antibots-sensoren, deze integreren in de Twirre architectuur, • een drone met de uitgebreide Twirre architectuur testen in een kas, de positie nauwkeurigheid te meten en de botspreventie te testen, • de beelden van de camera worden op basis van positie informatie en standhoekinformatie van de camera aan elkaar gestitcht tot een grote foto die de hele kas beslaat, • daarmee de basis leggen voor een vervolgproject gericht op het ontwikkelen van een beslissingsondersteunend platform dat op basis van sensorwaarnemingen de teler adviezen geeft om zijn teelt te optimaliseren.
Voor zowel de jaarcijfers als de leverbetrouwbaarheid is het noodzakelijk om voorraad in een magazijn te tellen. Vaak gebeurt dit periodiek. Een populair fenomeen is Cycle Counting, dit betekent dat alle voorraad (op een gedefinieerd moment) wordt geteld, bijvoorbeeld elke 90 dagen. Het tellen van voorraad wordt handmatig uitgevoerd door medewerkers. De medewerkers worden gestuurd naar een locatie in het magazijn die minder dan 90 dagen geleden is geteld, gevraagd wordt of deze pallet nog op de locatie aanwezig is en wat het aantal stuks is. Het idee is om dit proces te automatiseren met een drone. De drone moet in staat zijn om autonoom in een gangpad te navigeren en opnames te maken van de voorraad. Vervolgens kunnen deze beelden geanalyseerd worden en de juiste locatie aan het juiste palletnummer worden gelinkt. Ook zouden lege locaties herkend kunnen worden om vervolgens te controleren of deze overeenstemmen met data uit het voorraadbeheersysteem. Autonoom navigeren met een drone die buiten vliegt op basis van GPS is een commodity. Een drone autonoom indoor te laten navigeren in een GPS-deprived omgeving is op zich al een uitdaging. Om echter van de toepassing een commercieel succes te maken moet dit een zo goedkoop mogelijke drone zijn waar, behalve de camera, zo min mogelijk extra sensoren aan worden toegevoegd. Het idee achter dit project is om een vooronderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden om drones autonoom te laten navigeren in magazijnen. Indien dit mogelijk is kan verder onderzoek plaats vinden hoe met behulp van drones Cycle Counting geautomatiseerd kan worden. De Twirre architectuur biedt een goed uitgangspunt om het autonoom vliegen met drones in een magazijn te ontwikkelen. De projectpartners hebben met dit KIEM project de volgende doelstellingen: • onderzoeken of visuele markers in combinatie met een camera gebruikt kunnen worden om in een magazijn de positie van een drone te bepalen; • indien nodig inventariseren welke extra sensoren gebruikt kunnen worden om in een magazijn de positie van een drone te bepalen; • onderzoeken of door alleen van de camerasensor gebruik te maken in een magazijn obstakels kunnen worden gedetecteerd die ontweken moeten worden; • indien nodig inventariseren welke sensoren gebruikt kunnen worden om in een magazijn obstakels te kunnen detecteren die ontweken moeten worden; • keuzes maken voor positie- en antibots-sensoren, deze integreren in de Twirre architectuur; • een drone met de uitgebreide Twirre architectuur testen in een magazijn, autonoom door de gangen in het magazijn te vliegen, de positienauwkeurigheid te bepalen en de botspreventie te testen; • daarmee de basis leggen voor een vervolgproject gericht op het ontwikkelen van een platform dat op basis van een autonoom vliegende drone Cycle Counting kan uitvoeren.