Ondanks het feit dat er al een decennium lang een professionaliseringslag gaande is in de culturele sector - hetgeen onder andere leidde tot een governance code - verscheen er in 2019 een brandbrief waarin wordt gepleit voor de dringende noodzaak tot professionalisering van het strategische en financiële risicobeleid van podiumkunsten. Bij de gesprekken over de implementatie van de code bleek dat kennis over vormen van standaardisatie over financieel en strategisch beleid ontbreken. De zakelijk leiders geven aan dat zij niet beschikken over de kennis en de instrumenten om zowel het strategische als het financiële risicomanagement effectief te kunnen uitvoeren. Dit onderzoek stapt in deze lacune. Het doel is zakelijk leiders van podiumkunstinstellingen een instrumentarium te bieden dat hen in staat stelt strategische en financiële risico’s van hun organisatie te identificeren, te beheersen en bespreekbaar te maken in hun eigen organisatie. Het instrumentarium dient de zakelijk leiders tevens te helpen een balans te zoeken tussen enerzijds hun strategische en financiële risico’s en anderzijds hun artistieke en maatschappelijke risico’s. Het instrumentarium koppelt de iteratieve werkpraktijk van zakelijk leiders aan lange termijnbeleid. Daarvoor hebben we de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: ‘Hoe kunnen zakelijk leiders binnen de podiumkunstinstellingen in de cultuursector hun risicomanagement in het licht van organisatiecontinuïteit professionaliseren, zodat de balans tussen hun financiële en strategische risico’s enerzijds en hun artistieke en maatschappelijke risico’s anderzijds gewaarborgd blijft. We maken dit instrumentarium samen met zakelijk leiders en andere stakeholders, omdat we juist hun kennis van de praktijk willen verzamelen en gebruiken voor de ontwikkeling van het instrumentarium. De resultaten van dit onderzoek maken de invoering van professioneel en gestandaardiseerd risicomanagement door zakelijk leiders werkzaam binnen de podiumkunsten mogelijk. Het instrumentarium zorgt ervoor dat bestuur, financiers en creatieve professionals weten binnen welke financiële en continuïteitsrisico’s de organisatie de artistieke en maatschappelijke doelstelling(en) waarmaakt.
Met de kringlooplandbouw-visie van het Ministerie van LNV staat de voedseltransitie onherroepelijk op de politieke kaart. Al jaren worden er innovatieprogramma’s opgezet om duurzame landbouw te ondersteunen. En heel wat kringlooplandbouw-bedrijven hebben inderdaad succes! Maar tot een daadwerkelijke doorbraak leidt het niet. Duurzame ondernemers concurreren nog onvoldoende met gangbare: meerwaarde resulteert niet per se in meerprijs. Daardoor biedt kringlooplandbouw voor veel boeren en tuinders onvoldoende perspectief. De transitie naar kringlooplandbouw gebeurt pas als haar verdienvermogen voldoende concurreert met het oude systeem. Daarom is het belangrijk om het verdienvermogen van de businessmodellen van kringlooplandbouw te versterken. Zo krijgen ze meer concurrentiekracht, worden ze aantrekkelijker voor de rest van de sector en versnellen ze de transitie. In dit project zoeken we kritische succesfactoren voor verdienvermogen van kringlooplandbouw en berekenen we de impact daarvan op het verdienvermogen. Ten eerste kijken we op het agrarisch bedrijf naar wat boeren en tuinders zelf kunnen doen om hun businessmodel te versterken. Ten tweede kijken we vanuit het perspectief van de keten, en dan met name de rol van de zakelijke dienstverlening: hoe kan zij de organisatiemodellen van de kringlooplandbouw versterken? Hoe neemt zij haar rol in het omgaan met de risico’s en financieringsvraagstukken van kringlooplandbouw? En ten derde kijken we vanuit een gebiedsbenadering. Hoe kunnen boeren, tuinders en hun gebiedspartners (overheden, LTO’s, milieuorganisaties) bijdragen aan het oplossen van gebiedsvraagstukken en zorgen dat daar ook een beloning tegenover staat? We rekenen aan verdienvermogen. Hoe concurrerend zijn de businessmodellen van de kringloop-landbouw vandaag? Hoezeer kunnen kringlooplandbouw agrariërs hun verdienvermogen vergroten? En wat betekent dat voor de transitie naar kringlooplandbouw? Ons project levert direct handelingsperspectief aan duurzame boeren en tuinders. Het levert ook inzicht aan zakelijke dienstverleners, overheden, organisaties, over hoe zij kringlooplandbouw verder kunnen versterken. Zo versnellen we de transitie naar kringlooplandbouw.
Het komende decennium dient de Nederlandse economie van 12,1% circulair (Van ’t Klooster et al., 2020) naar 50% circulair te gaan (Rijksbreed Programma Circulaire economie 2016). In 2050 dient de economie volledig circulair te zijn. Dit is een majeure opgave die betrekking heeft op hergebruik van materialen, uitstoot van broeikasgassen, biodiversiteit en meer. MVO Nederland verwoordt het als volgt: “In de nieuwe economie streven bedrijven niet alleen naar stijgende omzetcijfers, maar ook naar meer natuur, een betere volksgezondheid, of minder eenzaamheid. Positieve maatschappelijke impact staat op gelijke voet met financiële groei“ (MVO Nederland, 2020). De bijdrage van MKB-bedrijven is broodnodig voor de transitie gezien hun economisch belang. Om te kunnen sturen is inzicht in je maatschappelijke impact cruciaal. Maar hoe bepaalt een MKB-bedrijf de maatschappelijke impact? De druk van buitenaf, van stakeholders neemt toe, en daarmee de noodzaak om extern te rapporteren over maatschappelijke impact. Dit is noodzakelijk voor vertrouwen, gedrag en acceptatie van de circulaire economie, waarmee deze aanvraag aansluit op de KIA CE. Dit voorstel is de start van een meeromvattend onderzoek naar de adoptie van maatschappelijke jaarverslagen door MKB-bedrijven. Maatschappelijke jaarverslaglegging is een essentieel instrument in de transitie naar een nieuwe economie, maar kent veel uitdagingen voor het MKB. Als eerste stap beogen we middels de KIEM-CE aanvraag te werken aan verder inzicht in de specifieke rapportagebehoefte en mogelijkheden die er zijn voor MKB-bedrijven vanuit bestaande niet-financiële rapportageraamwerken. Bovendien streven we in deze fase naar het bouwen van een breed netwerk met verschillende stakeholders om de vraagbehoefte verder aan te scherpen. Bij afronding van het KIEM-CE project is de basis gelegd voor een RAAK-MKB aanvraag waarbij gekeken zal worden naar onder andere gegevensregistratie, –rapportage en betrouwbaarheid ter ondersteuning van de transitie naar een circulaire economie.