Service of SURF
© 2025 SURF
De komst van integrale geboortezorg, met als doel het bieden van kwalitatief goede, continue zorg waarbij de cliënt centraal staat, heeft in verschillende regio’s in Nederland geleid tot initiatieven om de geboortezorg binnen netwerkzorg op een andere, innovatieve wijze vorm te geven. Een van die innovatieve ontwikkelingen is de pilot ‘Antenataal CTG in de eerste lijn’, uitgevoerd in drie regio’s. Een cardiotocogram (CTG) is een registratie van de foetale harttonen om de conditie van de foetus tijdens de zwangerschap te bewaken. Het CTG vindt binnen de reguliere zorg in het ziekenhuis plaats. Dankzij technologische ontwikkelingen is de apparatuur nu ook mobiel beschikbaar, wat het maken van een CTG op de verloskundigenpraktijk of thuis bij de cliënt mogelijk maakt. Dit creëert kansen voor versterking van de dienstverlening en de marktpositie van verloskundigenpraktijken. Verloskundigen uit de praktijken die deelnemen aan de pilots geven aan behoefte te hebben aan een gedegen evaluatie van de pilots, zodat deze innovatie kan worden geoptimaliseerd en handvatten kunnen worden geboden op het gebied van organisatie, logistiek en financiën. De vraag vanuit de praktijk heeft geleid tot de volgende hoofdvraag: Onder welke voorwaarden kan het antenatale CTG in de eerste lijn worden uitgevoerd als onderdeel van kwalitatief goede en doelmatige zorg dichtbij cliënten? Het onderzoeksproject is onderverdeeld in een drietal werkpakketten 1) De pilots evalueren met kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethodes 2) Het vaststellen van voorwaarden en afspraken rondom het antenataal CTG 3) Het opstellen van een kostenanalyse en businessplan. De drie onderdelen worden samengevat in een handboek wat in samenwerking met de branchevereniging (KNOV) beschikbaar wordt gesteld aan verloskundigenpraktijken, zodat ook zij deze vorm van zorg kunnen gaan aanbieden. Het antenatale CTG in de verloskundigenpraktijk is een innovatie die bijdraagt aan continue praktijk- en kennisontwikkeling en het onderzoek hiernaar is een kans voor praktijkgericht onderzoek van Hogeschool InHolland.
Automatiseren en robotiseren bij maakbedrijven is noodzaak, juist bij mkb-ers. Mkb-ers willen dit ook, maar weten niet hoe en waar te beginnen. Complicerende factoren zijn: Een vertaalslag is nodig om te komen tot een technische implementatie in de bedrijfscontext van de mkb-er. Er is geen one-size-fits-all oplossing. Samenwerking met andere partijen is nodig, waarbij de mkb-er zelf de meeste kennis van de specifieke productieprocessen heeft en deze moet inbrengen. Veel mkb-ers produceren kleine series met veel variatie. Het toekomstige productportfolio (voor veelal externe klanten) en productiecapaciteit zijn moeilijk in te schatten. Dit vraagt flexibiliteit voor toekomstige product- en capaciteitsvariatie. De maakindustrie heeft kapitaalintensieve productiefaciliteiten. Herinrichten van de fabriek naar ‘smart industry’ mogelijkheden kan alleen stapsgewijs met een lange termijn doel aan de horizon. De uitdaging is met een juiste combinatie van bestaande oplossingen, State of the Art technologie en componenten te komen tot een processpecifieke oplossing. Samen met kennisinstellingen, machinebouwers en/of industriële dienstverleners moet de mkb-er stappen zetten om naar een lange termijn doel toe te werken. Vanuit de praktijkvraag van bedrijven is de volgende onderzoeksvraag onderkend: Op welke wijze kan een productiehandeling of -bewerking door industriële robots stapsgewijs geautomatiseerd, gedigitaliseerd maar ook flexibel én op een integrale wijze gerealiseerd worden, uitgaande van een bestaande productiefaciliteit? In dit project is het doel methoden te ontwikkelen voor de mkb-er om technische realisatie van automatiseringsoplossingen succesvol uit te voeren. Niet om de mkb-er op te leiden tot ‘machinebouwer’, maar om deze te voorzien van voldoende kennis, werkwijzen en tools om met partners een automatiseringsoplossing te kunnen plannen, realiseren en in bedrijf te houden. Het beoogde projectresultaat is een gevalideerde tool om mkb-bedrijven te helpen stappen te maken in productieautomatisering en -robotisering. Een demonstrator wordt gerealiseerd om het resultaat aan te tonen en bedrijven mee te nemen in hun mogelijke toekomst.
Gezien de klimaatproblematiek wordt Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) steeds belangrijker. Bedrijven zijn op zoek naar praktische invulling van dit begrip. Hergebruik van grondstoffen is daarin een belangrijk uitgangspunt. In de meeste kantoorgebouwen wordt het bioafval niet gescheiden van het restafval, in tegenstelling tot in huishoudens. Redenen hiervoor zijn ongemakken zoals geur, schoonmaken en frequent legen van de bakken. Daarnaast verwachten veel mensen dat de hoeveelheid bioafval uit kantoorgebouwen klein is, maar uit verkennend onderzoek is gebleken dat in kantoorgebouwen bijna net zo veel bioafval per persoon wordt geproduceerd als in huishoudens. Echter, de kantoor/bedrijfsomgeving verschilt met de thuisomgeving, omdat er in kantoren een andere betrokkenheid en gedeelde verantwoordelijkheid is voor de afvalscheiding. Om gescheiden inzamelen van bioafval succesvol te laten zijn is duurzame betrokkenheid van de gebruikers nodig. Het doel van dit project is dan ook om samen met drie verschillende type bedrijven op het businesspark een bioafval scheidingssysteem op te zetten die werkt voor hen. Om het gescheiden inzamelen van afval op een duurzame manier te organiseren is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: “Op welke manier kan, voor de verschillende type bedrijven, bioafval het best worden gescheiden?” Door naar de eisen en wensen per type bedrijf te luisteren, wordt per bedrijf de juiste strategie gekozen om medewerkers te blijven motiveren om bioafval te scheiden en een efficiënt en hygiënisch systeem inclusief transport naar de composteerder ontwikkelt. Succesfactoren worden vertaald in ontwerprichtlijnen per bedrijfstype die relevant zijn voor andere bedrijven die bioafval willen gaan scheiden.