Service of SURF
© 2025 SURF
Programma 4e HRM praktijk & onderzoek congres
Lectoraat Duurzaam HRM: Werk Mijn opa heb ik niet gekend. Ik vraag me af wat mijn opa zou hebben gezegd als hij hoorde van het lectoraat Duurzaam HRM. Hè, wat, duurzaam HRM? En ook: Hè lectoraat? Wat is dát dan? Er is in de afgelopen vier decennia veel veranderd, zowel op het vlak van werk, van HRM, alsook van duurzaam HRM. Maar ook lector en lectoraat zijn vrij nieuwe termen. Nu hoef je niet onder een steen te hebben geleefd om niet (volledig) aan de recente ideeën en trends rondom deze termen te zijn aangehaakt. Als verse lector Duurzaam HRM & leiderschap ga ik hier in de komende blogs meer over vertellen. In deze blog starten we met werk. Okay opa, eerst maar eens over werk. Het meest saillante kenmerk van werk in deze moderne tijd is de veronderstelling dat werk zou moeten bijdragen aan het geluk van de mens. Deze overtuiging is niet van alle tijden, zoals Alain De Botton treffend in Ode aan de Arbeid beschreef. Hoewel werk altijd al een prominente rol in samenlevingen heeft gespeeld, is de identificering die men tegenwoordig heeft met werk typerend voor het post-moderne tijdsgewricht. Het is bij een eerste ontmoeting tussen mensen dan ook vaak de eerste vraag die men stelt: Wat doe jij voor werk? Het gaat dan niet om wie die ander is, of welke interesses of afkomst die ander heeft. Zo is het niet altijd geweest. Ten tijde van Aristoteles ontpopte de mentaliteit van de onverenigbaarheid van werk en voldoening. Financiële nood maakte de mens tot een gelijke van een slaaf of dier. Arbeid zou tot psychische deformaties leiden. Dat werd ruim twee millennia het algemeen gedachtegoed over werk. Pas in de Renaissance, en vooral halverwege de 18e eeuw vinden we lofzangen op praktische werkzaamheden en daaraan gekoppelde bekwaamheden. Significante bijdrage in deze is de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert waarin de vloer werd aangeveegd met de lofzang op de vrije kunsten als doelloze liefhebberijen van dilettanten. Door de bourgeoisie werden de genoegens opgeëist die ooit de aristocratie toebehoorden zoals vrijheid, trots, geluk, kortom het welbevinden van de mens door bezoldigd werk. Dus, waar werk voorheen eeuwenlang niet kon samengaan met geluk en vreugde, zo leek voortaan het bestaan zónder werk onmogelijk tot geluk te kunnen leiden. Mijn opa was zelf een product van zíjn tijd: hij was ingenieur en lid van de directie van de Nederlandse Maatschappij voor de Walvisvaart N.V. Indertijd werd hij getypeerd als de motor achter het in de vaart brengen van de eerste en tweede Willem Barendsz om Nederlands schrale vetpot na de Tweede Wereldoorlog te verbeteren. Ai, de walvisvaart: voor mij, als product van míjn tijd én vegetariër, een pijnlijk punt. Echter, de walvisvaart was na de tweede wereldoorlog het symbool van de herrijzende natie geworden. Zie hier in twee generaties tijd een mindgap van jewelste ten aanzien van werk. En die veranderingen gaan maar door. De veranderingen gaan ook steeds sneller. Dientengevolge heeft ook het werk zelf zich in ruim anderhalve eeuw getransformeerd. Veel beroepen van vroeger bestaan niet meer. De sigarenmaker, de walvisvanger, maar ook de lantaarnopsteker is niet meer nodig. Immers, veel werk dat vroeger met de hand werd gedaan, is overgenomen door machines of wordt eenvoudigweg niet meer gedaan. De populariteit van de grootschalige en geautomatiseerde productie sinds de industriële revolutie houdt verband met de betaalbaarheid ervan. Zonder fabrieken zouden auto’s bijvoorbeeld onbetaalbaar zijn. De gevolgen zijn iedere dag voelbaar op het werk. Wat betekent dit allemaal voor de medewerker? Het zijn immers niet alleen veranderingen in en rondom het werk waarmee medewerkers te maken hebben, maar ook met veranderingen in zichzelf. Te denken valt hierbij aan de alternaties van fysieke en cognitieve capaciteiten die inherent zijn aan het menselijke verouderingsproces. De wijze waarop men op wijzigende werkomstandigheden reageert kan verschillend zijn; deze kunnen belastend zijn, en daarmee bijdragen aan de achteruitgang van vitaliteit, maar ze kunnen ook stimulerend zijn, en daarmee juist vitaliteit bevorderen. Dit laatste impliceert dat werk, dat wil zeggen participatie in een samenwerkingsverband, een positieve rol kan spelen in het optimaliseren van de kansen op lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid. Deze thematiek geldt voor iedere medewerker, maar zeker nu loopbanen alsmaar langer worden door de verhoging van de pensioenleeftijd, is deze meer dan ooit actueel. Arbeid kan, kort gezegd, de werking van een medicijn hebben. De vraag is in welke mate organisaties en medewerkers hieraan kunnen bijdragen. Daarover in de volgende blog meer.
Motivatie Het versterken van de samenwerking tussen relevante lectoraten door het ontwikkelen van een multidisciplinaire onderzoeksagenda op het terrein van Arbeid in de brede zin van het woord. Hierdoor kan de thematiek rondom toegang tot en behoud van arbeid vanuit meerdere kanten worden aangevlogen én kan focus en massa worden gecreëerd voor onderzoeksprogrammering en –funding. Daardoor kunnen we als lectoraten een belangrijke rol te spelen bij vraagstukken die betrekking hebben op het duurzaam (weer) aan het werk gaan én duurzaam aan het werk blijven. Achtergrond Om als individu zelfstandig en volwaardig te kunnen deelnemen aan onze participatiemaatschappij, is het hebben van werk cruciaal. Werk is echter voor mensen met minder of onvoldoende arbeids-, persoonlijk-, sociaal-, en cultureel kapitaal en/of toegang tot hulpbronnen steeds minder vanzelfsprekend. Naast traditioneel kwetsbare groepen – zoals laagopgeleiden, mensen met een chronische aandoening en migranten - zijn er nieuwe categorieën, waaronder veel middelbaar en hoog opgeleiden, voor wie het lastig is/wordt structureel betaald werk te vinden. De oorzaak ligt voornamelijk bij de toenemende digitalisering en robotisering in combinatie met de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ook werk op academisch niveau, dat gebaseerd is op regels, bijvoorbeeld accountancy en rechtspraak, zal steeds vaker (deels) geautomatiseerd kunnen worden (Est et al. 2015, Went et al. 2015). Anderzijds zijn er sectoren, zoals techniek en ICT, die een steeds grotere behoefte hebben aan hoogopgeleid personeel en waar het lastig is om voldoende gekwalificeerde mensen te krijgen. Tot slot zien we in alle sectoren een toename van stress- en burn-out klachten, die deels gerelateerd zijn aan traditionele, functioneel ingerichte organisaties. Het bovenstaande biedt geen rooskleurig beeld voor grote groepen in de samenleving en vanuit een breed Platform Arbeid willen we de thema’s op het terrein van arbeid vanuit meerdere perspectieven benaderen en in samenhang beschouwen.
In Brainportregio Eindhoven worden de komende jaren meer dan 70.000 extra arbeidsplaatsen verwacht, waarvan een groot deel in de techniek. Hiervoor zullen fors meer mensen moeten worden opgeleid volgens de laatste inzichten uit de praktijk. Dit kan echter alleen met voldoende docenten die over deze praktijkervaring beschikken. Hybride professionals worden in verschillende strategische agenda’s aangedragen als mogelijke oplossing voor dit vraagstuk. Hybride professionals combineren hun huidige baan binnen een organisatie met werken in het onderwijs. Zij blijven daarmee voor een groot deel verbonden aan hun huidige werkgever en kunnen een belangrijke brug vormen tussen onderwijs en werkveld. In eerdere onderzoeksprojecten is inzicht verkregen in succesfactoren en knelpunten om als professional of werkgever te starten met het hybride docentschap. Er is echter nog weinig inzicht in hoe je het hybride docentschap duurzaam kunt bestendigen in de loopbanen van professionals, in de betrokken (onderwijs)organisaties en in de regio. De doelstelling van dit Professional Doctorate traject is om interventies te ontwikkelen, testen en implementeren zodat hybride professionals: 1) Gelukkig, gezond en productief banen kunnen blijven combineren 2) Ingebed zijn in de structuur en cultuur van (onderwijs)organisaties en bijdragen aan de (strategische) doelstellingen. 3) Bijdragen aan de sterkere verbindingen tussen (onderwijs)organisaties in de regio Om deze doelen te bereiken worden leergemeenschappen opgericht met hybride professionals leidingevenden, HRM’ers en HRD’ers binnen en buiten het onderwijs. Samen met hen wordt bepaald welke interventies worden ontwikkeld en waaraan deze moeten voldoen. Deze interventies worden vervolgens geïmplementeerd in de onderwijsinstellingen en bedrijven. De impact die hiermee wordt beoogd is dat hybride professionals van duurzame meerwaarde zijn voor de Brainportregio door bij te dragen aan een nauwe aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Daarnaast kan het flexibel inzetten van personeel in organisaties binnen en/of buiten het onderwijs de druk op de arbeidsmarkttekorten verlichten.
Doel van deze postdoc-aanvraag is om een interventie te ontwikkelen en te evalueren bij werkenden met een lage sociaal economische status (SES) en beperkte gezondheidsvaardigheden, om verergering van beginnende musculoskeletale klachten (MSK) te beperken. Bestaande interventies hebben beperkt effect en te weinig aansluiting bij werkenden met een lage SES en beperkte gezondheidsvaardigheden. Daarom wordt deze interventie door middel van de intervention mapping methode in co-creatie met werkenden ontwikkeld en geëvalueerd. Betrokken praktijkpartners zijn schoonmaakbedrijf Aalbers, cateraar Compass groep en HAN Facility & ICT. Allereerst wordt aan de hand van input van de praktijkpartners de behoefte en het kennishiaat op het gebied van cognities met betrekking tot gezondheid en gedrag vastgesteld. Dit kennishiaat wordt met hulp van scoping literatuuronderzoek nader gespecificeerd. Ten tweede wordt het doel van de interventie bepaald, plus de passende methoden en strategieën. De gedragsmatige interventiemethode is gebaseerd op een wetenschappelijke theorie. Per praktijkpartner vindt er een aanpassing plaats, zodat het aansluit bij de context. De interventie wordt daarna uitgevoerd bij de verschillende praktijkpartners en geëvalueerd, waarbij succesfactoren, barrières en voorlopige effectiviteit bepaald worden. De postdoc is coördinator en onderzoeksdocent van de Master Musculoskeletale Revalidatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Ze is in 2014 gepromoveerd op “fysieke capaciteit en werkvermogen bij cliënten met musculoskeletale pijn”. Door het voorgenomen postdoc-project kan ze de verbinding tussen opleidingen en lectoraten versterken en professionalisering van studenten en medewerkers stimuleren. Er wordt verbinding gelegd met bachelor- en masteropleidingen en interdisciplinaire minoren. De postdoc is ingebed in het lectoraat ”Werkzame Factoren in Fysiotherapie en Paramedisch Handelen”. Daarnaast wordt samengewerkt met het lectoraat “Arbeid & Gezondheid” en sluit het onderzoek aan bij het zwaartepunt Health van de HAN dat zich richt op het complexe vraagstuk hoe sociaal economische gezondheidsverschillen te verkleinen zijn.