Service of SURF
© 2025 SURF
Deze column gaat in op personen met verschillende drijfveren en de gevolgen daarvan op de samenwerking binnen een organisatie.
Het afgelopen decennium is sport steeds meer veranderd van een activiteit meteen intrinsiek doel naar een middel om andere doelen na te streven. Niet alleenindividuele sporters willen afvallen, gespierder worden of juist gezonder, ookde overheid verwacht van verenigingen dat zij maatschappelijke taken uitvoeren.Verenigingen worden geacht de leefbaarheid in de wijk te vergroten doorsociale cohesie en integratie te bevorderen. Ook worden verenigingen geachtmensen te stimuleren aan sport te doen. Er wordt vaak geparticipeerd in sportstimuleringsprojecten om specifieke doelgroepen aan het sporten te krijgen en te houden. Hierbij komt dat de overheid ontdekt dat de lange termijn effecten van veel sportstimuleringsprojecten momenteel te beperkt zijn. Om te komen tot duurzame sportstimulering, lijkt de bal te liggen bij de maatschappelijk verantwoorde sportvereniging.
Paragraaf 1.3 in Hoofdstuk 1: Leven met een naaste die zorg nodig heeft. We hebben in Nederland en België een rijkdom aan sociale voorzieningen. Maar toch: het samenspel tussen mensen met een zorgvraag, mantelzorgers, professionals en instanties blijkt vaak moeizaam en ingewikkeld. Dit boek gaat over hartenkreten van mantelzorgers van mensen die leven met dementie, niet-aangeboren hersenletsel of een verstandelijke beperking. Het belicht hun voortdurende zoektocht door ontdekkingen, vragen en onzekerheden die zij op hun pad tegenkomen. De inzichten die dit boek aanbiedt, zijn het resultaat van vijftien jaar projecten, onderzoeken en samenwerking met mantelzorgers, vrijwilligers, professionals en beleidsmakers. Wat vinden mantelzorgers belangrijk? Hoe kan de samenwerking met familie, vrienden, buren maar ook met vrijwilligers en professionals optimaal worden vormgegeven?
Creating Cultures of Care beoogt vanuit een kunstenaarsperspectief en ontwerpende aanpak nieuwe handelingen, praktijken en scenario’s te ontwikkelen binnen zorg- en welzijnscontexten. Dit doen we door kennis uit transdisciplinaire co-creatieve (onderzoeks)praktijken uit de regio’s Utrecht, Groningen en Tilburg samen te brengen en uit te bouwen naar een landelijk expertisenetwerk. Met deze SPRONG-groep dragen we bij aan de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen: missiegedreven innovaties versnellen en gelijktijdig sociale en economische impact genereren. De context waarin we werken is die van de KIA Gezondheid en Zorg. Het kabinet benadrukt: ‘de samenleving moet voorbereid worden op schaarste in de zorg. Dit kan alleen door samen keuzes te maken, inwoners hun stem te laten horen en samen nieuwe perspectieven te genereren’. In Creating Cultures of Care worden deze stemmen en perspectieven door middel van transdisciplinaire co-creatie onderzocht in regionale CARE-labs. Kunstenaars, zorg- en welzijnsprofessionals, beleidsmakers, patiënten/inwoners en studenten onderzoeken samen eigen drijfveren en gezamenlijke missies om te kunnen bijdragen aan (radicale) transities in zorg en welzijn. Hierbij verschuift de focus van zorgverrichtingen (sturen op efficiency en effectiviteit) naar beleving en welzijn (empathy). In deze CARE-labs werken we aan nieuwe werkwijzen en vormen van waardecreatie, om deze vervolgens te vertalen naar een gezamenlijke kennis- en innovatie agenda en netwerk- en leeractiviteiten. De eerste vier jaar wordt er met publieke en private partijen, lectoraten en het onderwijs integraal samengewerkt aan het opzetten, en valideren van transdisciplinaire co-creatie. We ontwikkelen een concept framework, synthese en publicatie met beschreven praktijken. Deze bieden alle samenwerkpartners handvatten om transdisciplinaire co-creatie in zorg- en welzijnsopgaven, te begrijpen, op te zetten en uit te voeren. Hieruit ontstaat input voor nieuwe verbindende CARE-labs. We werken in vijf werkpakketten: Programmaontwerp en Zichtbaarheid; Onderzoek en Praktijk Ontwerp; Educatie Ontwerp; Synthese en Transitie Ontwerp en aan het Lerend en Onderzoekend Vermogen van de SPRONG-groep.
Gebruikt frituurvet kan worden hergebruikt als biobrandstof. Hergebruik bespaart fossiele brandstoffen en vermindert de CO2-uitstoot. Om gebruikt frituurvet te kunnen hergebruiken moet het wel gescheiden ingezameld worden. Gebruikt frituurvet dat in het riool terecht komt, zorgt voor verstoppingen en die kosten de samenleving veel geld. Daarom bespaart gescheiden inzameling en hergebruik tevens maatschappelijke kosten. De Campagne ?Vet, recycle het!? van MVO (de ketenorganisatie van oliën en vetten) is gericht op het verbeteren van het inzamelen van frituurvet (ten behoeve van recycling) door particulieren. MVO geeft aan behoefte te hebben aan meer inzicht in de diepere drijfveren voor consumenten om al of niet vet in te zamelen, en heeft behoefte aan onderbouwde handvatten waarmee eventuele belemmeringen kunnen worden weggenomen of mogelijke positieve triggers worden bevorderd. Samen met MVO is de basis gelegd voor een voorstel voor ontwerpend onderzoek met als doel om nieuwe inzichten op te leveren vanuit het perspectief en de context van gebruikers. Deze inzichten leveren aanknopingspunten op om de huidige campagne te verbeteren en publiciteit te genereren rondom het inzamelen van vet. Naar aanleiding van de opgedane inzichten worden conceptrichtingen voor overige interventies ontwikkeld waarbij de basis voor een samenwerking wordt gelegd met de relevante stakeholders die noodzakelijk zijn bij het realiseren van deze conceptrichtingen. De onderzoeksvraag is hierbij als volgt: Hoe kunnen bestaande kennis en inzichten rond gedragsveranderend ontwerpen worden toegepast in de context van frituurvet recycling, en in samenwerking met relevante stakeholders uitgewerkt worden in concepten die bijdragen aan het vergroten van het aandeel gerecycled frituurvet? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden wordt in dit project samengewerkt tussen ketenorganisitie MVO, het frituurvetinzamelbedrijf Rotie (waarmee een directe link naar de huidige praktijk van vetinzameling wordt gelegd), Hogeschool Utrecht (voor de koppeling van kennis rond ontwerpen voor gedragsverandering en het co design van mogelijke concepten in samenwerking met relevante stakeholders en met gebruikmaking van creatieve verkenningen door studenten) en het creatief bureau Design Innovation Group (voor het uitvoeren van kwalitatief gebruikersonderzoek en kennis rond het toepassen van tools voor ontwerpen voor gedragsverandering). Ook wordt in dit project een eerste verkenning gedaan van een vervolgonderzoek rond gedrag en ontwerp in de circulaire economie waarin de resultaten verder kunnen worden uitgebouwd. De sleutel in gebruikersgerichte oplossingen ligt vaak achter de voordeur (gedragsverandering!) en dat is juist een moeilijke plek om te komen. Het huidige consortium kan hiertoe deel uitmaken van een groter consortium.
De veranderingen die op ons afkomen, bijvoorbeeld digitalisering en de energietransitie, brengen vragen en onzekerheid met zich mee over de toekomst. Hoe kunnen we die toekomst begrijpen en ermee omgaan Een ontwerpende aanpak voor toekomstverkenningen kan helpen.Doel Hoe kunnen organisaties toekomstverkenningen verbinden met adaptief anticiperend handelen in het heden om betekenisvol te innoveren in de huidige veranderlijke wereld? Het onderzoek draagt bij aan de kennisontwikkeling over adaptieve organisaties. Ook worden er tools ontwikkelt voor de praktijk. Resultaten Dit onderzoek loopt nog. Na afloop vind je hier de resultaten. In de praktijk De inspiratie voor dit onderzoek ontstond tijdens een aantal toekomstverkenningen waarin de ontwikkeling van future probes centraal stonden: Future Health Battle in 2014, Urban Futures Lab in 2015 en Healthy Inclusive City Challenge 2016. Tijdens meerdaagse interactieve programma’s werkten teams met o.a. studenten en beleidsmakers samen aan provocatieve “wat als” -vraagstukken. Deze werden omgezet in visuele ‘probes’; verbeeldingen die een concrete impressie geven van een mogelijke toekomst. Probes zijn vaak speculatieve producten of diensten, maar zonder de intentie om ze in productie te nemen. Ze bieden de mogelijkheid om te leren van de toekomst door discussies te voeren met betrokkenen over de (on)wenselijkheid van dit soort toekomstige ontwikkelingen. De onderzoeken leveren altijd inzichten op in waarden en drijfveren. Download de volgende publicaties voor een indruk en overzicht van Urban Futures Lab en Future Health battle. Download publicatie Urban Futures lab Download publicatie Future Health Battle Bekijk ook de video's voor een sfeerimpressie. Video Urban Futures lab Video Healthy Inclusie City Challenge Looptijd 01 april 2019 - 01 april 2023 Aanpak Future probing zet verbeeldingskracht en systemisch ontwerpen zodanig in dat betrokkenen van een innovatievraagstuk mogelijke toekomsten daadwerkelijk ervaren. Met deze ervaring en bijbehorende inzichten, kunnen innovaties in het heden betekenisvoller worden vormgegeven. We gaan onderzoeken hoe deze complexe processen precies werken. Nieuws Jezelf lokaal verwarmen in plaats van je hele huis stoken Probing duurzame warmtevoorziening ten behoeve van energietransitie in samenwerking met Energie U en studenten Communicatie en Multimedia Design. HU Studenten Future lab presenteren de toekomst Probing the future is een onderwijsmodule bij de opleiding Communicatie en Multimedia Design. The Future is Calling - Werken, leren en mobiliteit Vervolg op het probing traject met Ministerie I&W omtrent toekomst van (non-)mobiliteit. Van inzichten naar inspiratie naar concrete experimenten Resultaat van dit vervolg traject: near future experimenten. De mobiele toekomst in beeld gebracht Probing the future of mobility in samenwerking met Ministerie I&W, studenten minor Co-design. Studenten ontwerpen amfibisch huis Amfibisch zelfvoorzienend wonen als NL overstroomt, studenten werktuigbouwkunde, technische bedrijfskunde en elektrotechniek. Verslag Community Meeting 3 - Smart Urban Mobility Toekomst van mobiliteit op Utrecht Science Park in samenwerking met Community Smart Urban Mobility van CoE SSC. Het boek Smart Sustainable Cities is uit Caroline Maessen en Marieke de Roos schreven samen een hoofdstuk.