Service of SURF
© 2025 SURF
Sport en bewegen is van belang voor de ontwikkeling van kinderen. Dat geldt ook voor kinderen met Development Coordination Disorder, oftewel kinderen die problemen ervaren bij het uitvoeren van motorische vaardigheden zoals voetballen, fietsen, rennen en klimmen. De komst van digitale middelen in het onderwijs, biedt nieuwe mogelijkheden voor ondersteuning voor deze groep, die een stuk minder beweegt. In dit artikel introduceren we de aanpak ‘Zelfstandig sporten van kinderen met DCD’.
LINK
Background. Children with developmental coordination disorder (DCD) face evident motor difficulties in daily functioning. Little is known, however, about their difficulties in specific activities of daily living (ADL). Objective. To (a) investigate differences between children with DCD and their typically developing peers, for ADL performance, learning, and participation, and (b) explore the predictive values of these aspects. Design. Cross-sectional study.Methods: Both in a clinical sample of children diagnosed with DCD (n=25, age range 5-8 years; 21 males) and typically developing peers (25 matched controls), parents completed the DCDDaily-Q. Differences in scores between the groups were investigated using T-tests for performance and participation, and Pearson’s Chi-square for learning. Multiple regression analyses were performed to explore the predictive values of performance, learning, and participation. Results. Compared to peers, children with DCD showed poor performance of ADL (p≤.005 for all items), delays in learning of ADL p≤.002 for all items), and less frequent participation in some ADL (p=.001 for mean total scores, p≤.05 for 7 out of 23 items). Children with DCD demonstrated heterogeneous patterns of performance (poor in 10-80% of the items) and learning (delayed in 0-100% of the items). In the DCD group, delays in learning of ADL were a predictor for poor performance of ADL (p=.001), and poor performance of ADL was a predictor for less frequent participation in ADL compared to peers (p=.040). Limitations. A limited number of children with DCD was addressed in this study.Conclusions. This study highlights the impact of DCD on children’s daily lives and the need for tailored intervention.
Taalexperts zien vaak motorische problemen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Aan de andere kant zien bewegingsexperts vaak taalproblemen bij kinderen met motorisch stoornissen. Kinderen met taalstoornissen én motorische stoornissen hebben een dubbele handicap. Vroege identificatie en behandeling van kinderen met taal- en motorische stoornissen is van cruciaal belang om hun kansen op maatschappelijke participatie te vergroten.Taalstoornissen en motorische stoornissen kunnen al goed worden opgespoord. Echter, taalexperts en bewegingsexperts geven aan handvatten nodig te hebben om in een vroeg stadium onderscheid te kunnen maken tussen hardnekkige neurologische stoornissen en tijdelijke achterstanden in taal en motoriek. Het maken van dit onderscheid is belangrijk voor de keuze van het juiste zorgtraject.De verwachting is dat taalproblemen in combinatie met motorische problemen kan duiden op een onderliggende neurologische stoornis. Deze informatie zou zowel taalexperts als bewegingsexperts in staat kunnen stellen om al voor het vijfde levensjaar een neurologische ontwikkelingsstoornis in taal en/of motoriek te identificeren en te onderscheiden van niet-neurologische taal- en motorische achterstanden.
Uit onderzoek blijkt dat fundamentele motorische vaardigheden een belangrijke rol spelen bij een duurzame actieve leefstijl. De prevalentie van kinderen met Developmental Coordination Disorder (DCD) wordt geschat op 5-6%, maar het aantal kinderen dat achterstanden vertoont op motorische vaardigheden is groter. Docenten bewegingsonderwijs komen dagelijks in aanraking met deze kinderen en vormen dan ook een belangrijke schakel in het proces om deze problematiek bij kinderen op dit gebied te signaleren en hierop te interveniëren. Uit (recent) onderzoek blijkt dat impliciet leren een effectieve strategie is om motorische vaardigheden te leren, vooral ook bij kinderen met motorische problematiek. Impliciet leren vraagt minder van cognitieve functies (zoals het werkgeheugen), welke vaak minder ontwikkeld zijn bij deze doelgroep. Echter, in de praktijk blijken docenten bewegingsonderwijs voornamelijk gebruik te maken van expliciete instructies. Dit promotieonderzoek richt zich effecten van impliciet leren, de rol van het cognitieve functies bij dit proces en op de ontwikkeling van een interventie voor de les bewegingsonderwijs ((speciaal) basisonderwijs) waarbij impliciete leer strategieën worden toegepast.
Kinderen met motorische beperkingen (bijv. door DCD, hersenbeschadiging of Spina Bifida) ervaren veel belemmeringen in schoolse participatie (schoolse taken), zoals schrijven, taal, rekenen, meespelen, zelfstandig aankleden, knippen, en gymmen. Zij kunnen moeilijker meedoen aan schoolse taken vanwege hun motorische onhandigheid, vaak gekoppeld aan gedragsproblematiek. Het rapport ‘Ketenafspraken zorg in en om school’ beveelt een integrale benadering en samenwerking aan tussen zorg en onderwijs om schoolse participatie van kinderen met een motorische beperking (en andere kinderen) te bevorderen. Het Partnering for Change model (P4C) wordt door deelnemers van de leergemeenschap Kind en Jeugd Zuyd gezien als een raamwerk dat kan helpen bij het vormgeven van de samenwerking tussen zorgprofessionals en leerkrachten. Over de toepasbaarheid van P4C in het Nederlandse onderwijs en de betekenis ervan voor de dagelijkse praktijk is nog weinig bekend. De basisschool de kleine Wereld zou een eerste verkenning willen doen met het P4C model om te bezien hoe hanteerbaar de aanpak is in de praktijk en welke meerwaarde het heeft voor verandering van competenties van zowel leerkrachten als ergotherapeuten en op de schoolse participatie van kinderen met en zonder beperkingen.