The field of higher professional educational in the Netherlands is undergoing drastic structural changes. Organizational-wide mergers are commonplace and are often followed by development of new curricula. Furthermore, this is often accompanied by the implementation of a completely new educational concept as well. These structural changes in the educational system require that teachers adapt their current teaching practices, along with working on gaining new competences associated with working in a changing organization. This paper presents a short background of communities of practice in higher education, followed by a report on the first impressions from an experiment in which a bottom-up style of change management has been implemented through the use of a community of practice. A community of practice (CoP) is a powerful knowledge management tool that brings people from a similar domain together in order to solve complex problems, deal with a changing organization and build knowledge around a specific practice. Inholland decided to implement a CoP for the international faculty in order for the members to better cope with the major curricula and didactic changes currently being implemented there. Concepts such as change, organizational sense making and teacher professionalization
The field of higher professional educational in the Netherlands is undergoing drastic structural changes. Organizational-wide mergers are commonplace and are often followed by development of new curricula. Furthermore, this is often accompanied by the implementation of a completely new educational concept as well. These structural changes in the educational system require that teachers adapt their current teaching practices, along with working on gaining new competences associated with working in a changing organization. This paper presents a short background of communities of practice in higher education, followed by a report on the first impressions from an experiment in which a bottom-up style of change management has been implemented through the use of a community of practice. A community of practice (CoP) is a powerful knowledge management tool that brings people from a similar domain together in order to solve complex problems, deal with a changing organization and build knowledge around a specific practice. Inholland decided to implement a CoP for the international faculty in order for the members to better cope with the major curricula and didactic changes currently being implemented there. Concepts such as change, organizational sense making and teacher professionalization
Hoe kan in ons land innoveren, werken en leren beter worden verknoopt ten dienste van de grote maatschappelijke opgaven waar we voor staan? NWO, Regieorgaan SIA en Topsectoren hebben het initiatief genomen om meer (praktijkgericht) onderzoek te doen naar zogenoemde Learning communities en de kennis hierover beter te delen. De belangstelling voor Learning communities is enorm gegroeid en nu vaak al een vanzelfsprekend onderdeel van (regionaal-) economisch beleid. De nieuwe samenwerkingsverbanden hebben naar verwachting grote gevolgen voor de toekomst van individuele bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen alsook hun collectieve maatschappelijke impact. De grote maatschappelijke uitdagingen als de energie- en zorgtransitie vragen meer kennis, (menselijk) kapitaal en innovaties. Dit staat centraal in het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB). Vraag daarbij is hoe medewerkers zich (toekomstbehendig) kunnen blijven ontwikkelen en wat de bijdrage van Learning communities kan zijn. Het ‘dichter tegen elkaar gaan organiseren van innoveren, werken en leren’ gebeurt in varianten als: Fieldlabs, Skills labs, Praktijkwerkplaatsen, Living labs, Centres of Expertise (CoE) en Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV). Over de grenzen van de afzonderlijke organisaties, domeinen en professies ontstaan nieuwe leer werkgemeenschappen met alle vragen en effecten vandien. Hoe kunnen we die meerpartijen samenwerkingen beter bouwen, beoordelen, betalen en borgen? Het NWO-onderzoeksprogramma Learning communities omvat onderzoeksprojecten in diverse werkcontexten (logistiek, energie, ICT e.a.). Gemeenschappelijke vraag in het programma: wat zijn de werkzame elementen van zo’n Learning community? Naast kennisontwikkeling door het onderzoeksprogramma wordt ook netwerkvorming gestimuleerd tussen onderzoekers en beleidsen praktijkprofessionals. De overtuiging is dat het potentieel in de driehoek innoveren-werken-leren beter kan worden benut. Voor de versterking van de kennisbasis onder het concept Learning communities hebben wij een inventarisatie gedaan naar benaderingen en zienswijzen. Learning communities worden door ons gepresenteerd als samenwerkingsverbanden tussen organisaties en andere (niet of minder georganiseerde) partijen, die het collectief vermogen vergroten van leren, werken en innoveren. Dit vermogen heeft zowel betrekking op het vermogen van de (beroeps)bevolking om zich aan te passen aan veranderende ONDERZOEKSPROGRAMMA EN NETWERK LEARNING COMMUNITIES 4 beroepen en werkpraktijken als het innovatie- en verdienvermogen van organisaties en bedrijven. We verkennen perspectieven op de inrichting, opbrengsten en de relationele dynamiek in Learning communities. We benadrukken dat Learning communities bestaan uit verschillende actoren, partijen en groeperingen – ook wel praktijken genoemd – en dat juist op de grens tussen deze praktijken geleerd wordt. Een Learning community ontwikkelt zich gaandeweg op verschillende systeemniveaus van samenwerking. We gaan in op het belang van een constructief klimaat van samenwerking waarvoor vaak (proces) begeleiding nodig is. Op basis van de verschijningen, uitkomsten en dynamiek hebben we een aantal kernprincipes gedefinieerd. Wat betreft verduurzaming van de communities pleiten wij voor een andere manier van denken. In plaats van een focus op de bestendiging van een tijdelijke (organisatie)structuur, gaat het dan over het verduurzamen van het proces van samenwerkend leren, werken en innoveren dat in gang is gezet. Ook waardevolle activiteiten en interacties die hun doorwerking of spin-off hebben buiten de Learning community zorgen voor bestendiging en verduurzaming van het samenwerkend leren. De verkenning van de kennisbasis voor de Learning communities heeft ook nieuwe onderzoeksvragen opgeleverd voor academisch en praktijkgericht onderzoek. Naast de verkenning van de kennisbasis heeft een expertgroep Instrumenten gewerkt aan een inventarisatie waarmee de concepten uit de kennisbasis op een praktische wijze kunnen worden vertaald in instrumenten om Learning communities (door) te ontwikkelen. De tips en selectie van instrumenten en aanbevelingen zijn samengebracht rond de verschillende ontwikkelingsfasen van Learning communities te weten starten, ontwerpen, uitvoeren en verduurzamen. Er zijn heel veel instrumenten die ‘facilitators’ van Learning communities en anderen kunnen gebruiken bij het opzetten en begeleiden ervan. Actuele vraag is dus in hoeverre en op welke wijze een digitaal platform het aanbod van - en de vraag naar - dergelijke instrumenten beter bij elkaar kan brengen. Er is daarom een verkenning gedaan naar (het ontwerp van) een digitaal platform vanuit zowel de vraagkant maar ook de aanbodkant van instrumenten (de onderzoekers en ontwikkelaars van instrumenten). Hoe het concept Learning communities verder ‘carrière zal maken’ hangt in belangrijke mate af van de vraag of deze veranderingen in het ‘landschap van leren en innoveren’ beter kunnen worden geborgd dan tot dusver middels projecten (en tijdelijke projectfinanciering). De onderlinge afhankelijkheid tussen bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen wordt hoe dan ook steeds groter en daarmee de noodzaak om samenwerking op een nieuwe en meer duurzame manier te organiseren. De Learning communities-benadering komt ook terug in verschillende recente Groeifondsprojecten en regionaal-economische innovatiestrategieën, wat als een bewijs kan worden gezien van de hoge verwachtingen van de benadering. Met onze ervaringen en inzichten doen wij tenslotte enkele suggesties voor de agendering van het thema in het nieuwe Kennis- en Innovatieconvenant (2024-2027). Wij benadrukken daarbij dat de bestaande Learning communities tot nu vooral (tijdelijke) ‘hulpstructuren’ zijn gebleken die niet hebben geleid tot fundamentele aanpassing van de primaire processen van de ONDERZOEKSPROGRAMMA EN NETWERK LEARNING COMMUNITIES 5 betrokken onderwijsinstellingen, organisaties en bedrijven. Wij verwachten dat in de toekomst de vernetwerking in (regionale) innovatie-ecosystemen meer radicale consequenties gaan hebben voor die ‘staande organisaties’ en de wijze waarop werkend leren wordt georganiseerd, gefinancierd en beoordeeld. Om ons hierop beter voor te bereiden doen wij een aantal aanbevelingen ten behoeve van een nieuwe onderzoeksagenda, professionaliseringsagenda en transitieagenda die verder richting en invulling kunnen geven aan deze maatschappelijke beweging. Een beweging waaromheen de verwachtingen hooggespannen zijn en waaraan wij gezamenlijk middels deze publicatie met plezier een bijdrage hebben geleverd.
Due to their diverse funding sources, theatres are under increasing pressure to demonstrate impact on society. The Raad voor Cultuur (2023) for example advised the secretary of state to include societal impact as an additional evaluation measure next to artistic value. Many theaters, such as the Chassé Theater and Parkstad Limburg Theaters, have reformulated their missions to focus on impact of performances on visitors. This is a profound transformation from merely selling tickets and filling seats, and requires new measurement instruments to monitor, manage, and improve impact. Currently available instruments are insufficient, and effective monitoring is crucial to larger future projects that theaters are currently planning to systematically broaden impacts of performances on their communities. The specific goal of this project is to empower theaters to monitor and improve impact by developing a brief experience impact questionnaire, taking existing data from student projects conducted at the Chassé Theater about performing arts experiences on one hand, and experience impact theory innovations on the other, as starting points. We will develop potential items to measure and benchmark against established measures of valued societal outcomes, such as subjective well-being and quality of life. These will be measured in questionnaires developed with project partners Chassé Theater and Parkstad Limburg Theaters and administered before and after performances across a wide range of genres. The resulting data will enable comparison of new questionnaire items with benchmarked measures of valued societal outcomes. The final product of the project will be a brief impact questionnaire, which within several brief self-report instruments and just a few minutes can effectively be used to quantify the impact of a performing arts experience. A workshop and practice-oriented article will make this questionnaire implementable, thereby mobilizing the key enabling methodology of monitoring and impact measurement in the performing arts sector.
Due to their diverse funding sources, theatres are under increasing pressure to demonstrate impact on society. The Raad voor Cultuur (2023) for example advised the secretary of state to include societal impact as an additional evaluation measure next to artistic value. Many theaters, such as the Chassé Theater and Parkstad Limburg Theaters, have reformulated their missions to focus on impact of performances on visitors. This is a profound transformation from merely selling tickets and filling seats, and requires new measurement instruments to monitor, manage, and improve impact. Currently available instruments are insufficient, and effective monitoring is crucial to larger future projects that theaters are currently planning to systematically broaden impacts of performances on their communities.The specific goal of this project is to empower theaters to monitor and improve impact by developing a brief experience impact questionnaire, taking existing data from student projects conducted at the Chassé Theater about performing arts experiences on one hand, and experience impact theory innovations on the other, as starting points. We will develop potential items to measure and benchmark against established measures of valued societal outcomes, such as subjective well-being and quality of life. These will be measured in questionnaires developed with project partners Chassé Theater and Parkstad Limburg Theaters and administered before and after performances across a wide range of genres. The resulting data will enable comparison of new questionnaire items with benchmarked measures of valued societal outcomes. The final product of the project will be a brief impact questionnaire, which within several brief self-report instruments and just a few minutes can effectively be used to quantify the impact of a performing arts experience. A workshop and practice-oriented article will make this questionnaire implementable, thereby mobilizing the key enabling methodology of monitoring and impact measurement in the performing arts sector.Societal issueThe specific goal of this project is to empower theaters to monitor and improve impact by developing a brief experience impact questionnaire, taking existing data about performing arts experiences on one hand, and experience impact theory innovations on the other, as starting points. Benefit to societyWe will develop potential items to measure and benchmark against established measures of valued societal outcomes, such as subjective well-being and quality of life. Collaborative partnersChassé Theater N.V., Parkstad Limburg Theaters N.V.
MKB-bedrijven op het gebied van architectuur, gebiedsontwikkeling, ontwerp, digital design en technologie-ontwikkeling zien een nieuwe ‘markt’ ontstaan in de toenemende interesse voor de stedelijke commons. Dat zijn lokale gemeenschappen waarin mensen resources zoals energie, mobiliteit of woonruimte met elkaar delen en beheren, op een duurzame en pro-sociale manier. MKB-bedrijven zien kansen om in co-creatie met deze leefgemeenschappen nieuwe diensten en producten te ontwikkelen waarmee bewoners hun hulpbronnen gemeenschappelijk kunnen managen. MKB-bedrijven zien de ontwikkeling van stedelijke commons daarnaast als mogelijke oplossing voor urgente maatschappelijke vraagstukken en missies op het gebied van inclusieve woningbouw, duurzaamheid en de energietransitie. Voor het goed functioneren van de commons is een heldere articulatie en implementatie van hun onderliggende (maatschappelijke) waarden essentieel. Dit vraagt van MKB-bedrijven een zoektocht naar nieuwe manieren van gebieds- en technologie-ontwikkeling in samenwerking met bewoners. Een specifiek probleem daarbij betreft het vertalen van de commons-waarden naar een technologisch systeem dat het gezamenlijk beheer van hulpbronnen mogelijk maakt. Hiervoor wordt veel verwacht van digitale platformen en distributed ledgers technologies zoals de blockchain. Dit zijn databases die precies bijhouden wie wat bijdraagt en gebruikt. Ze koppelen zo’n boekhouding ook aan rechten, plichten en reputaties van de deelnemers. Bij de inrichting van zo’n systeem moeten ontwerpers steeds keuzes maken en rekening houden met spanningen tussen bijvoorbeeld privacy en transparantie, of individuele en collectieve belangen. In dit ontwerpproces stuiten MKBs op een kennishiaat. Hoe kunnen de onderliggende (maatschappelijke) waarden van commons-gemeenschappen 1) worden gearticuleerd en 2) vertaald naar een ontwerp voor de organisatie van een stedelijke commons met behulp van digitale platformen? Dit onderzoek verkent deze vragen in een fieldlab in Amersfoort, op twee ‘transfersites’ in Amsterdam en Birmingham, en met community of practice partners. Samen met hen worden een set design-principes en richtlijnen ontwikkeld voor het ontwerp van DLTs voor de stedelijke commons.