Service of SURF
© 2025 SURF
Toen de Hanzehogeschool Groningen (hg) in het najaar van 2009 haar subsidieaanvraag voor de Tijdelijke stimuleringsregeling Leven Lang Leren 2010-2011 voorbereidde, werd het Kenniscentrum Arbeid (in het bijzonder het lectoraat Flexicurity) daarbij betrokken vanwege haar praktijkgerichte onderzoeksexpertise op het terrein van de wisselwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt en stimulering van scholing. Via internationaal vergelijkend onderzoek verwierf het lectoraat bijvoorbeeld inzicht in institutionele variatie in de vormgeving van beroepsgericht onderwijs en scholing en de wisselwerking met de arbeidsmarkt (o.a. Van Lieshout, 2008; Van Lieshout 2009). Voor de Organisatie van Strategisch Arbeidsmarktonderzoek werd onderzoek gedaan naar belemmeringen in de werking van de Nederlandse markt voor postinitiële scholing (Van Lieshout, Kamphuis, Jellema & Wilthagen, 2005a; 2005b). Conform haar gestage ontwikkeling naar een kennisinstelling waarbij praktijkgericht onderzoek een even reguliere taak is als initieel onderwijs en bijscholing, had de hg bij een eerder verworven subsidie in het kader van het Sirius programma al een praktijkgericht onderzoeksprogramma ingebouwd. Vanwege de goede ervaringen daarmee werd besloten om dat eveneens in haar aanvraag voor de Tijdelijke stimuleringsregeling Leven Lang Leren te doen. Anders dan bij Sirius kreeg dat niet vorm in een nieuw lectoraat, maar in een zelfstandig onderzoeksprogramma door een eigen kenniskring bij het voornoemde lectoraat Flexicurity. Die kenniskring heeft van januari 2010 tot en met december 2011 het onderzoeksprogramma ‘Co-makership Leven Lang Leren’ uitgevoerd, in het kader van het Leven Lang Leren (lll) programma 2010-2011 van de hg. De term co-makership is ontleend aan het rapport van de Tijdelijke Adviescommissie Onderwijs & Arbeidsmarkt (1990). Co-makership staat voor het principe dat scholen en bedrijven het onderwijs gezamenlijk vorm zouden moeten geven, en was één van de vier1 doelen waarin die commissie de te verbeteren aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt uiteen legde.
Steeds vaker werken onderzoekers in onderzoeksprojecten in het welzijns- en zorg domein samen met co-onderzoekers, mensen uit de onderzochte doelgroep. Ook bij verschillende hogescholen wordt ervaring opgedaan met het samenwerken met co-onderzoekers. In de literatuur wordt ook wel gesproken over peer onderzoekers, patiënt onderzoekers of ervaringsdeskundige onderzoekers, maar omdat in welzijn de term patiënt of ervaringsdeskundige minder herkend wordt en minder van toepassing is, gebruiken we in dit artikel de neutralere term co-onderzoeker. In dit artikel wordt de samenwerking met co-onderzoekers uitvoerig besproken en gaan wij in op drie praktijkvoorbeelden van collega’s en onszelf. We verkennen onder meer hoe het vormgeven van participatie verloopt, de vraag wanneer iemand een co-onderzoeker is en hoe hij/zij kan worden gefaciliteerd, dit alles met als doel de betekenis van deze vernieuwde inzet te verhelderen. Met dit artikel willen wij een aantal geleerde lessen delen en bijdragen aan het discours over nut van, randvoorwaarden voor en beperkingen aan de inzet van co-onderzoekers. Dit zal resulteren in een aantal tips en aanwijzingen voor onderzoekers die een samenwerking met co-onderzoekers ambiëren
In dit project wordt de sociale gezondheid, gericht op deelname aan zinvolle en sociale activiteiten (sociale participatie) van Turks-Nederlandse ouderen onderzocht. Een samenspel van meerdere factoren maakt dat de kwetsbaarheid van deze groep ouderen in de samenleving zorgwekkender is dan die van ouderen zonder migratieachtergrond. Met name Turks-Nederlandse ouderen voelen zich eenzaam door hun ongunstige gezondheid, sociaaleconomische status en lagere sociale participatie. Om deze groep te ondersteunen in hun sociale gezondheid, gaan we samen met Turks-Nederlandse ouderen en sleutelfiguren antwoord geven op de vraag: “Hoe ervaren Turks-Nederlandse ouderen hun sociale gezondheid en wat is er voor nodig om deze te verbeteren of te behouden vanuit het perspectief van de doelgroep zelf en sleutelfiguren binnen hun sociale netwerk en binnen de wijk waarin ze wonen?”. Met als doel om 1) inzicht te krijgen in de vraagstukken die er leven op het gebied van sociale gezondheid en 2) samen met de doelgroep en sleutelfiguren richtingen te vinden om de sociale gezondheid van Turk-Nederlandse ouderen te verbeteren. In het onderzoek wordt gebruik gemaakt van concept mapping, een methodiek om perspectieven en vraagstukken op het gebied van sociale gezondheid samen met leden van de doelgroep als co-onderzoekers in kaart te brengen. Vanaf het begin van het onderzoek wordt een beroep gedaan op aanwezige capaciteiten en vaardigheden van de doelgroep. Ook staat relatievorming centraal binnen de doelgroep én met sleutelfiguren in de wijk. Eindresultaten van deze postdoc zijn: artikelen in wetenschappelijke en vaktijdschriften, promotiefilm voor vervolgstappen, diverse kennisclips voor training en (vervolg)onderwijs (cultuursensitief werken, wijkgerichte aanpak en participatief onderzoek) en de start van een Community of Practice (CoP) bestaande uit een groep mensen (burgers, studenten, wijkprofessionals, docent- onderzoekers) die een gezamenlijke zorg of passie delen, van elkaar willen leren en interdisciplinair samenwerken aan doorlopende onderzoekslijnen die gerelateerd zijn aan vraagstukken van migrantenouderen in de wijk.