Dit artikel biedt inzicht in de wijze waarop hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van terugval bij patiënten met de psychiatrische ziekte anorexia nervosa. De auteurs ontwikkelden een praktische richtlijn bestemd voor hulpverleners, patenten en familieleden om op methodische wijze invulling te geven aan deze terugvalpreventie. Het artikel demonstreert aan de hand van een case studie hoe de richtlijn feitelijk kan worden uitgevoerd. Het artikel is van grote praktische relevantie voor hulpverleners en studenten. Naar schatting 30-50% van de patiënten maakt een terugval in de ziekte door, vandaar dat het gericht aandacht schenken aan het voorkomen ervan hoge prioriteit verdient.
Dit artikel biedt inzicht in de wijze waarop hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van terugval bij patiënten met de psychiatrische ziekte anorexia nervosa. De auteurs ontwikkelden een praktische richtlijn bestemd voor hulpverleners, patenten en familieleden om op methodische wijze invulling te geven aan deze terugvalpreventie. Het artikel demonstreert aan de hand van een case studie hoe de richtlijn feitelijk kan worden uitgevoerd. Het artikel is van grote praktische relevantie voor hulpverleners en studenten. Naar schatting 30-50% van de patiënten maakt een terugval in de ziekte door, vandaar dat het gericht aandacht schenken aan het voorkomen ervan hoge prioriteit verdient.
DOEL: Veel patiënten met een eetstoornis geven aan dat zij problemen hebben met het reguleren van hun emoties. In deze studie wordt de prevalentie van zelfverwondend gedrag, de kenmerken en emotieregulerende functie ervan onder patiënten met anorexia nervosa onderzocht (n=136). METHODE: Een cross-sectioneel onderzoek met behulp van een zelfrapportagevragenlijst. Er werden Mann-Whitney U-toetsen uitgevoerd voor het vergelijken van de achtergrond en klinische variabelen van patiënten met en zonder zelfverwondend gedrag. Middels Wilcoxon signed-ranktoetsen werden veranderingen gemeten in de emotionele toestand vóór en na zelfverwondend gedrag. RESULTATEN: De prevalentie van zelfverwondend gedrag was 41% in de voorafgaande maand. Patiënten met zelfverwondend gedrag waren langer in behandeling voor hun eetstoornis vergeleken met patiënten die zichzelf niet verwondden. In 55% van de gevallen was er sprake van een secundaire psychiatrische diagnose, terwijl dit maar bij 21% van de deelnemers zonder zelfverwondend gedrag het geval was. Na zelfverwondend gedrag was er een significante toename bij ‘opgelucht gevoel’ en een significante afname bij ‘kwaad zijn op mezelf ’, ‘angstig gevoel’ en ‘kwaad zijn op anderen’. DISCUSSIE en CONCLUSIE: Zelfverwondend gedrag kan worden beschouwd als een strategie voor emotieregulatie. Het is van belang dat zorgverleners de aanwezigheid van zelfverwondend gedrag navragen, vooral bij patiënten met een ernstigere en comorbide psychopathologie en bij patiënten met een lang behandelverleden. Dit artikel is een vertaling van Smithuis L, et al., Self-injurious behaviour in patients with anorexia nervosa: a quantitative study. J Eat Disord 2018;6:26. De eerste auteur won in 2018 met dit artikel de Johanna Diepeveen-Speekenbrink Wetenschapsprijs.