Service of SURF
© 2025 SURF
Waar het in de wetenschap om feiten gaat, gaat het in de opvoeding altijd ook om waarden en normen. Een filosofische basisregel zegt dat uit feiten geen normen kunnen worden afgeleid. Hoe kan de wetenschappelijke pedagogiek desondanks een bijdrage leveren aan de beantwoording van normatieve opvoedingsvragen? Dat is het vraagstuk dat in de oratie centraal staat. Oude pogingen tot oplossing van het probleem passeren de revue. In een alternatieve aanpak wordt de feit-norm problematiek expliciet gemaakt. Het aldus ontwikkelde model blijkt geschikt voor de systematisering van de eenvoudigste pedagogische vragen tot de meest complexe ethische kwesties. Eén voorbeeld, het besluit om de anonimiteitswaarborg van spermadonoren op te heffen, wordt uitgebreider behandeld. Het model blijkt ook geschikt om na te gaan welke plaats empirisch onderzoek dan wél in het geheel van de pedagogisch normatieve redenering heeft. In aansluiting daarop wordt aandacht besteed aan een aantal onderzoeksplannen van de Kenniskring Algemene Pedagogiek.
In cultuuronderwijs op de basisschool zijn drie fasen van belang: receptie, productie en reflectie. In de receptiefase kan bestaande kunst worden besproken en door leerkracht en kinderen van betekenissen worden voorzien. Die betekenissen kunnen in de productiefase worden verbeeld en in de reflectiefase weer besproken. Maar in de praktijk gebeurt dat niet vaak en er is ook nog niet veel bekend over de invloed van betekenisgeving in de receptiefase op de producties van de kinderen. Volgens de theorie van creativiteit van Vygotsky geeft het kind een eigen betekenis aan de culturele omgeving in een proces van interiorisatie. Vervolgens gaat in het proces van exteriorisatie creativiteit een rol spelen wanneer het kind zelf producties gaat maken. Het doel van dit onderzoek was te achterhalen welke typen vragen van de leerkracht en welke typen beeldende kunst de betekenisgeving bevorderen. In diverse arrangementen stelde de leerkracht verschillende vragen en kregen de kinderen de ruimte om de gegeven betekenissen te verbeelden. Het bleek dat elk type vraag van de leerkracht richtinggevend was en dat vooral vragen naar beeldaspecten, gecombineerd met filosofische vragen, krachtige instrumenten waren om te komen tot een rijkdom aan betekenissen in de gesprekken en in de producties van de kinderen.