Dienst van SURF
© 2025 SURF
In de onregelmatig verschijnende serie over ombudsmannen met een specifiek taakgebied stellen we hier de ombudsman Zorgverzekeringen aan je voor. Sinds vorig jaar is dat Frederique van Zomeren. Zij legt uit waarom zij een en ander van de werkwijze aanpaste en hoe goed dat uitpakt.
Corona geen invloed op overstap naar andere zorgverzekeraar: het gaat om de prijs.Zo’n een op de tien inwoners uit Noord-Nederland geeft aan vrijwel zeker over te willen stappen naar een andere zorgverzekeraar. Het motief is vrij plat: het is goedkoper.Dat blijkt uit een onderzoek van Marklinq (onderzoeksgroep van de Hanzehogeschool Groningen) onder ruim duizend Drenten, Groningers en Friezen, in december 2020. Het is de tweede maal dat het regionale onderzoek is uitgevoerd.Een opmerkelijke conclusie is volgens onderzoekers Karel Jan Alsem en Tom Fischer dat corona amper van invloed is geweest op de keuze van noorderlingen om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar. Terwijl toch ruim 11 procent van de ondervraagden aangaf zelf met de ziekte te maken hebben gehad. Uit het onderzoek bleek dat degenen die direct met corona te maken hebben gehad niet vaker of minder vaak willen switchen. ,,Corona blijkt amper of geen enkele invloed te hebben op waarom mensen overstappen naar een andere verzekeraar. Mensen zijn niet bang dat ze met alleen een basisverzekering niet geholpen worden", zegt Alsem. Ruim een op de vier noorderlingen, zo blijkt uit het Marklinq-onderzoek, heeft geen aanvullende verzekering bovenop de basisverzekering. Het is ook vaak deze groep die jaarlijks wisselt van verzekeraar. En het motief is vrijwel altijd: het scheelt in de portemonnee.Zo'n tien procent heeft aangegeven voor 2021 over te gaan naar een andere zorgverzekeraar. ,,Het is wel een interessante groep, want het zijn vooral mensen die denken geen zorg nodig te hebben. Ondanks dat zij de laagste prijs zoeken, kan dat vaak ook wel uit voor de verzekeraars", zegt mede-onderzoeker Fischer. ,,Ze gebruiken namelijk relatief weinig zorg. De groep die loyaal blijft aan de verzekeraar zou je uit financieel oogpunt juist kwijt willen." Want de noorderling blijkt eigenlijk wel heel erg tevreden over de lokale zorg. Die tevredenheid is ten opzichte van vorig jaar zelfs licht gestegen: van 78 naar 83 procent. De betrokkenheid bij de zorgverzekeraar is dan ook hoog: bijna drie op de vier noorderlingen vindt het kiezen van een zorgverzekeraar heel erg belangrijk. De loyaliteit is ook vrij hoog: 57 procent zit al zeker vijf jaar bij dezelfde zorgverzekeraar.Opvallend is ook dat Drenten, Groningers en Friezen erg verzekeraar-gebonden zijn. Er is echt een locatie-effect. In Drenthe zie je vooral Univé, in Groningen Menzis en in Friesland De Friesland", vertelt Alsem. ,,De klantenkring van deze verzekeraars is ook veel loyaler."Dat het aantal noorderlingen dat overweegt over te stappen stabiel is gebleven, past ook wel in het beeld dat Zorgverzekeraars Nederland eerder naar buiten bracht. Volgens de brancheorganisatie zijn er zo'n 1,1 miljoen overstappers. Het percentage overstappers is, ondanks corona, vrijwel hetzelfde als voorgaande jaren.
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
Dossiervorming speelt een grote rol binnen de fysiotherapie. Behandelingen worden minutieus vastgelegd en patiënten vullen vragenlijsten in over het beloop van hun klacht. Fysiotherapeuten willen deze data inzetten om grip te krijgen op hun behandeltrajecten. Praktijken die kwalitatief goede, effectieve en doelmatige zorg leveren, ontvangen namelijk de hoogste behandeltarieven van zorgverzekeraars. Eigenaren van fysiotherapiepraktijken ervaren twee belangrijke knelpunten bij het verzilveren van hun eigen data. Ze hebben namelijk zelf geen toegang tot deze gegevens. Daarnaast krijgen praktijken alleen informatie op basaal niveau teruggekoppeld en dat is niet toereikend om de kwaliteit van de fysiotherapeutische zorg te verbeteren. Het lectoraat Performing Arts Medicine van Codarts Rotterdam heeft veel expertise op het gebied van dossiervorming binnen de (para)medische zorg, sport en podiumkunsten. Fysiotherapie-praktijken hebben daarom het lectoraat benaderd om gezamenlijk te werken aan betekenisvolle dossiervorming. Doel van het project is om patiëntgegevens en behandelgegevens tussen fysiotherapiepraktijken te delen en met deze grootschalige dataset voorspellende modellen te ontwikkelen. Deze predictiemodellen gebruiken praktijken om de patiënttevredenheid te verbeteren. Praktijken met een hoge patiënttevredenheid komen in aanmerking voor hogere behandeltarieven, wat een positief effect heeft op de bedrijfsvoering. De volgende twee onderzoeksvragen staan in het project centraal: 1. Hoe kunnen behandelgegevens op betekenisvolle wijze teruggekoppeld worden aan praktijkeigenaren? 2. Kunnen predictiemodellen opgesteld worden die praktijkeigenaren inzicht geven in het verbeteren van patiënttevredenheid met de fysiotherapeutische zorg? Het project is gericht op kennisontwikkeling en –toepassing en levert de volgende resultaten op: 1. Een dashboard dat relevante behandelinformatie op begrijpelijke wijze terugkoppelt aan fysiotherapeuten en praktijkeigenaren. 2. Predictiemodellen die inzicht geven in het verbeteren van de patiënttevredenheid met de fysiotherapeutische zorg. Het project wordt uitgevoerd door 2 hogescholen (Codarts Rotterdam en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), 1 universiteit (Erasmus Medisch Centrum), 7 mkb-bedrijven (6 fysiotherapiepraktijken en softwareontwikkelaar System4) en 1 beroepsorganisatie (het Nederlands Paramedisch Instituut).
De beroepsgroep van diëtisten staat voor de uitdaging om de bijdrage van diëtistische zorg in de behandeling transparanter te maken. Het aantonen van (kosten)effectiviteit van de behandeling wordt door de beroepsgroep gezien als een urgente en noodzakelijke voorwaarde voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en als wapen tegen dreigende bezuinigingen door overheid en zorgverzekeraars. Diëtisten hebben bovendien te maken met de toegenomen marktwerking in de zorg. De afgelopen jaren hebben steeds meer organisaties voor Thuiszorg afdelingen diëtetiek afgestoten en zijn diëtisten als zelfstandig ondernemer verder gegaan. Meer dan ooit wordt de noodzaak gevoeld om de toegevoegde waarde van de diëtist inzichtelijk te kunnen maken in onderhandelingen met zorgverzekeraars en zorggroepen. Zoals een diëtist het verwoordt: ?Zorgverzekeraars zullen in toenemende mate eisen stellen aan het aantonen van meerwaarde van dieet-behandeling en willen resultaat zien.? Van daaruit ontstaat vanuit de beroepspraktijk de vraag: ?Hoe kunnen we de meerwaarde van de diëtist aantonen op het niveau van de eigen praktijk én als beroepsgroep als geheel?? Eenduidige registratie en evaluatie van doelen van dieetbehandeling is een voorwaarde om uiteindelijk de (kosten)effectiviteit van de dieetbehandeling te kunnen aantonen. Op dit moment wordt binnen diëtistenpraktijken niet eenduidig geregistreerd, gemeten en geëvalueerd. Diëtisten zijn zich hiervan bewust en hebben de wens geuit op niveau van eigen praktijk, groepspraktijk en zelfs landelijk te willen komen tot een afstemming over registratie van data (welke data, op welk meetmoment en op welke manier). In diverse kleine voortrajecten hebben diëtisten uit het werkveld, samen met het lectoraat Voeding in relatie tot Sport en Gezondheid (VSG) van de HAN, toegewerkt naar een keuze voor doelen, meetinstrumenten en meetmomenten voor dieetbegeleiding bij cardiovasculair risicomanagement (CVRM). Een belangrijke en nog te beantwoorden vraag is of de gekozen methoden werkbaar en inpasbaar zijn in de dagelijkse praktijkvoering.