Dienst van SURF
© 2025 SURF
Achtergrond: Zelfbeschadigend gedrag door forensisch psychiatrische patiënten maakt vaak grote indruk op alle betrokkenen en is een belangrijke voorspeller voor geweld naar anderen tijdens de behandeling. Doel: Beschrijven van incidenten van zelfbeschadiging door patiënten die opgenomen zijn in de forensische psychiatrie. Methode: Alle geregistreerde incidenten van zelfbeschadiging tijdens behandeling in een forensisch psychiatrisch centrum tussen 2008 en 2019 werden geanalyseerd en gecodeerd wat betreft ernst met de MOAS+. Resultaten: In de periode 2008-2019 werden in totaal 299 incidenten van zelfbeschadiging geregistreerd, gepleegd door 106 patiënten. De meerderheid van de incidenten (87,6%) betrof zelfbeschadigend gedrag zonder suïcidale intentie. De meest toegepaste methoden waren zichzelf snijden met glas, gebroken servies of een (scheer)mes en het inslikken van gevaarlijke vloeistoffen of voorwerpen. Er waren 10 suïcides, nagenoeg alle middels verhanging met een touw of riem. De meerderheid van de incidenten werd als sterk of extreem ernstig gescoord op de MOAS+. Vrouwelijke patiënten hadden gemiddeld drie keer zoveel incidenten als mannelijke patiënten. Conclusie: Incidenten van zelfbeschadiging komen regelmatig voor in de forensische psychiatrie en zijn doorgaans ernstig van aard. Meer onderzoek naar de invloed op betrokkenen en getuigen, motieven en aanleidingen voor het zelfbeschadigende gedrag en effectieve behandeling hiervan is noodzakelijk.
DOEL: Veel patiënten met een eetstoornis geven aan dat zij problemen hebben met het reguleren van hun emoties. In deze studie wordt de prevalentie van zelfverwondend gedrag, de kenmerken en emotieregulerende functie ervan onder patiënten met anorexia nervosa onderzocht (n=136). METHODE: Een cross-sectioneel onderzoek met behulp van een zelfrapportagevragenlijst. Er werden Mann-Whitney U-toetsen uitgevoerd voor het vergelijken van de achtergrond en klinische variabelen van patiënten met en zonder zelfverwondend gedrag. Middels Wilcoxon signed-ranktoetsen werden veranderingen gemeten in de emotionele toestand vóór en na zelfverwondend gedrag. RESULTATEN: De prevalentie van zelfverwondend gedrag was 41% in de voorafgaande maand. Patiënten met zelfverwondend gedrag waren langer in behandeling voor hun eetstoornis vergeleken met patiënten die zichzelf niet verwondden. In 55% van de gevallen was er sprake van een secundaire psychiatrische diagnose, terwijl dit maar bij 21% van de deelnemers zonder zelfverwondend gedrag het geval was. Na zelfverwondend gedrag was er een significante toename bij ‘opgelucht gevoel’ en een significante afname bij ‘kwaad zijn op mezelf ’, ‘angstig gevoel’ en ‘kwaad zijn op anderen’. DISCUSSIE en CONCLUSIE: Zelfverwondend gedrag kan worden beschouwd als een strategie voor emotieregulatie. Het is van belang dat zorgverleners de aanwezigheid van zelfverwondend gedrag navragen, vooral bij patiënten met een ernstigere en comorbide psychopathologie en bij patiënten met een lang behandelverleden. Dit artikel is een vertaling van Smithuis L, et al., Self-injurious behaviour in patients with anorexia nervosa: a quantitative study. J Eat Disord 2018;6:26. De eerste auteur won in 2018 met dit artikel de Johanna Diepeveen-Speekenbrink Wetenschapsprijs.
Dit is een korte versie van de Multidisciplinaire richtlijn diagnostieken behandeling van suïcidaal gedrag. Deze samenvatting heeft als doel om de richtlijn en de belangrijkste aanbevelingen toegankelijk te maken voor de praktijk. De volledige tekst van de richtlijn (hoofdstuk 1-10) bevat de wetenschappelijke onderbouwing voor de vele vraagstukken over diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Die wetenschappelijke onderbouwing heeft met de overige overwegingen geleid tot de aanbevelingen (zie hoofdstuk 3 tot en met 10 en bijlage 1). De werkgroep realiseert zich dat er behoefte is aan een handzame, praktisch te gebruiken samenvatting. Het is onvermijdelijk dat bij het samenvatten nuanceringen verloren zijn gegaan. Voor toelichting en achtergrondinformatie verwijzen wij dan ook met nadruk naar de integrale tekst van de richtlijn (hoofdstuk 1 tot en met 10).