Dienst van SURF
© 2025 SURF
Jongerenwerk en scholen voor voortgezet onderwijs werken steeds meer samen om een gezamenlijke preventieve aanpak te bieden voor schooluitval en radicalisering van jongeren. Tegelijkertijd weten we nog weinig over wat de werkzame elementen zijn van samenwerking tussen jongerenwerk en scholen voor voortgezet onderwijs en welke randvoorwaarden nodig zijn om deze samenwerking plaats te laten vinden. Middels kwalitatief onderzoek bestaande uit verschillende methoden en technieken die de stappen van de grounded theory volgen hebben wij zeven samenwerkingspraktijken tussen het jongerenwerk en scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland verkend. In deze verkenning hebben wij vier potentiële werkzame elementen en drie potentiële randvoorwaarden geïdentificeerd die mogelijk bijdragen aan een goed verloop van de samenwerking. Verder onderzoek is nodig om de geïdentificeerde werkzame elementen en randvoorwaarden te onderbouwen en vast te stellen of, hoe en in welke mate samenwerking bijdraagt aan de ontwikkeling van jongeren. --English:There is an increase of collaborations between professional youth work and schools for secondary education in the Netherlands, in an attempt to provide a joint preventive approach to adolescent school dropout and radicalization. At the same time, there is limited evidence explaining which elements contribute to a successful collaboration and which conditions must be met to start collaboration between professional youth work and schools for secondary education. Through qualitative research consisting of different methods and techniques that follow the steps of groundedtheory we explored seven collaborative practices between youth work and schools voor secondary education in the Netherlands. Within this exploration we identified four potential elements and three potential preconditions that may contribute to a successful progress of collaboration. Further research is needed to substantiate these elements and preconditions for successful collaboration and to show how collaboration contributes to the development of youngsters.
MULTIFILE
Samenwerking tussen jongerenwerk en voortgezet onderwijs (VO) biedt goede kansen voor de integrale aanpak van de preventie van polarisatie en radicalisering.. Er zijn aanwijzingen dat samenwerking tussen jongerenwerk en onderwijs bij kan dragen aan het versterken van een pedagogisch klimaat waarin verschillende groepen leerlingen worden ondersteund in de zoektocht naar identiteit en het omgaan met maatschappelijke vraagstukken, waardoor zij zich mogelijk minder snel aangetrokken worden tot het polariserend of extremistisch gedachtegoed Deze bundel met praktijkvoorbeelden geeft een beeld van vier bestaande samenwerkingsverbanden tussen het jongerenwerk en scholen voor voortgezet onderwijs uit de stadsdelen Noord, Zuid, Zuidoost, en West. In de praktijkvoorbeelden wordt beschreven hoe de samenwerking tot stand is gekomen, welke activiteiten er in de samenwerking plaats vinden en hoe dit mogelijk een bijdrage levert aan het versterken van het positief pedagogisch klimaat op school. Hiernaast wordt er specifieke aandacht gegeven aan de werkzame elementen én randvoorwaarden binnen de samenwerking. De bundel is bedoeld als inspiratie voor beleidsmedewerkers bij gemeenten, voor managers en uitvoerend personeel in het jongerenwerk en voortgezet onderwijs, en voor studenten pedagogiek, sociaal werk en sociaal beleid.
In het kader van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), gericht op het terugdringen van leervertragingen na de coronapandemie, heeft een consortium van mbo-, hbo- en wo-instellingen onderzoek gedaan naar de werkzame elementen in NPO-aanpakken gericht op het vergroten van binding en welzijn van studenten. Er zijn focusgroepen gehouden met zowel onderwijsprofessionals als studenten. Hieruit zijn zestien werkzame elementen naar voren gekomen die gebruikt kunnen worden in het onderwijs. Daarnaast zijn er zes casussen uitgewerkt waarin de werkzame elementen toegepast worden in het onderwijs. Deze onderzoeksuitkomsten zijn verwerkt in interactieve website. Deze website, die tijdens de ORD wordt gepresenteerd, stelt onderwijsprofessionals in staat specifieke werkzame elementen te gebruiken om binding en welzijn in hun onderwijs te verbeteren. Tijdens de workshop zullen deelnemers actief aan de slag gaan met de website aan de hand van een casus uit de eigen praktijk. Met behulp van de werkzame elementen worden oplossingen ontworpen met als doel de sociale binding en welzijn van studenten in het eigen onderwijs te versterken.
Samenvatting Mensen met een beperking (psychiatrisch, verstandelijk, lichamelijk) wonen tegenwoordig vaker zelfstandig en doen voor hun ondersteuning daarom vaker een beroep op mensen in de buurt waar zij wonen. Dit betekent voor de professionele hulpverleners dat zij een steeds grotere taak krijgen in het versterken van het sociale netwerk van mensen met een beperking, en het (op deze wijze) bevorderen van inclusie in de buurt. In hun werk merken zorg- en welzijnsprofessionals op dat, soms relatief spontaan ingezette of kleine initiatieven succesvol kunnen zijn, maar soms ook niet. De professionals hebben wel ideeën over wat goed werkt en wat niet, maar dit is niet op één centrale plek vastgelegd, en daarbij soms onduidelijk en afhankelijk van de context. Zij vragen zich af hoe ze de informatie die ze elk hebben kunnen bundelen en tot meer inzicht kunnen komen in wat werkt, in welke situatie en in welke context. In het project wordt samengewerkt door de Hogeschool van Amsterdam (AKMI / Lectoraat Community Care), de Sociaal Werkopleidingen van de HvA, de Afdeling onderwijs, jeugd en zorg van de Gemeente Amsterdam, GGD Amsterdam, Cliëntenbelang Amsterdam, Centrum voor Cliëntervaringen (i.s.m. VuMcAmsterdam), De Regenbooggroep, Cordaan en Stichting Prisma. In dit onderzoek zullen drie verschillende buurtgerichte interventies worden getoetst aan de hand van de ‘what works’ principes (wwp). De interventies gericht op het bevorderen van de sociale inclusie van mensen met beperkingen in de buurt worden geëvalueerd door cliënten/ ervaringsdeskundigen, zorg- en welzijnsprofessionals en buurtbewoners. Voor dit onderzoek is gekozen voor ‘realis evaluation’, waarin niet het effect op zich wordt onderzocht, maar de werkzame elementen van een interventie. Belangrijke opbrengsten van het project zijn: 1) het determineren en beschrijven van werkzame elementen die leidend kunnen zijn voor het bedenken en/of beoordelen van initiatieven om de netwerken van mensen met een beperking in de buurt te versterken; 2) op basis daarvan een handreiking bieden voor professionals.
Gezond beweeggedrag bevordert de kwaliteit van leven en helpt bij het verminderen of voorkomen van gezondheidsklachten en heeft een positieve invloed op sociaal welbevinden, participatie en welzijn. Gezond leven is primair de verantwoordelijkheid van mensen zelf, maar niet iedereen is in staat om gezond gedrag zelfstandig te initiëren en vol te houden. Voor deze mensen is in de eerstelijnszorg veel aandacht. Frustrerend is dat ondanks alle inspanningen de zorgprofessionals, zoals de fysiotherapeut, praktijkondersteuner en beweegconsulent, zelf inschat-ten dat 50-90% van de cliënten binnen een jaar terugvalt in ongezond beweeggedrag. Hoewel aansluiten bij de mate van zelfmanagement van de cliënt hierbij kansrijk lijkt, blijkt de huidige aanpak onvoldoende. Bewijskracht voor het belang van het stimuleren van gezond gedrag in de context, een combinatie van achtergrondkenmerken en sociaal, psychisch en fysiek functioneren in de leefomgeving, neemt toe. Maar hoe betrek je als professional deze context in een persoonsgericht ondersteuningstraject? Hogeschool Leiden, De Haagse Hogeschool en Hogeschool Rotterdam gaan samen een methodiek ontwikkelen die antwoord geeft op deze vraag. Het BiBoZ project identificeert functioneringsprofielen vanuit cliëntenperspectief en identificeert profielspecifieke bouwstenen voor duurzaam gezond beweeggedrag. De functioneringsprofielen zijn gebaseerd op individuele kenmerken en gedrag beïnvloedende componenten zoals het fysieke, sociale en psychische functioneren in de dagelijkse leefomgeving van de cliënt. Bouwstenen zijn bestaande interventies en diensten zoals: beweeginterventie, een app of verwijzing naar een beweegaanbod of burgerinitiatief. Voor het definiëren van de functioneringsprofielen en bouwstenen starten we bij de cliënt, werken we gedurende het hele traject in co-creatie met de praktijk, gebruiken we het Behavioural Change Wheel als theoretisch raamwerk en gebruiken we naast kwalitatieve technieken ontwerpgerichte onderzoekstechnieken. Vanuit deze nieuwe open en brede blik werken we toe naar een prototype van een methodiek te gebruiken door zorgprofessionals voor op maat ondersteunen van hun cliënten in het bereiken van duurzaam gezond beweeggedrag.
Kinderen van ouders met psychische problemen of verslavingsproblemen (KOPP/KOV) ervaren vaak chronische stress, mentale en lichamelijke gezondheidsproblemen. Ook hun financiële situatie, sociale welzijn en studiesucces kunnen worden beïnvloed door het leven met ouders met psychische en/of verslavingsproblematiek. Vaak zijn zij niet in beeld bij professionals of krijgen alleen verbale therapieën, zoals cognitieve gedragstherapie, terwijl lichaamsgerichte activiteiten geschikter lijken voor mensen die niet makkelijk over gevoelens praten. Sport en bewegen worden weinig ingezet in preventieve en behandelprogramma’s voor KOPP/KOV, alhoewel sport en bewegen positief zijn geassocieerd met gezondheid en welzijn. Boksen heeft aantrekkingskracht op jongeren in kwetsbare posities, heeft de potentie om het zelfvertrouwen, de persoonlijke groei en mentale gezondheid van KOPP/KOV te bevorderen en victimisatie te voorkomen of beperken. Voorwaarde is dat de manier waarop, en context waarin, het boksen wordt aangeboden zijn afgestemd op de wensen, behoeften en mogelijkheden van de doelgroep. Vanuit boks-, sport-, welzijns- en zorgprofessionals is er op dit moment een duidelijke vraag maar ook discussie over de manier waarop boksen ingezet kan worden als adequate preventieve interventie voor KOPP/KOV. Om deze handelingsverlegenheid weg te nemen, vragen bokstrainers maar ook buurtsportcoaches, welzijns- en zorgprofessionals om hulp bij het komen tot een passende en veilige boksinterventie die de mentale gezondheid van KOPP/KOV bevordert. Vanuit ondernemers perspectief zijn er daarnaast ook vragen rondom financiering en scholing van de trainers. Met een ontwerpgerichte aanpak wordt in dit project de volgende onderzoeksvraag beantwoord: “Aan welke inhoudelijke en organisatorische criteria moet een boksinterventie ter bevordering van de mentale gezondheid van KOPP/KOVV in de leeftijd 16-24 jaar voldoen?”. Het beantwoorden van deze vraag zal resulteren in een boksinterventie die kan worden aangeboden in samenwerking tussen ondernemers binnen de boks- en sportwereld én welzijns- en zorgprofessionals, en inzicht geven in de werkzame elementen, bruikbaarheid en haalbaarheid van deze lichaamsgerichte interventie voor KOPP/KOV.