De covid-19-pandemie heeft wereldwijd een grote impact op het persoonlijke, sociale en maatschappelijke leven. Het virus bedreigt de fysieke gezondheid, de sociale contacten en de financieel-economische bestaanszekerheid van velen. De pandemie leidt tot polarisatie in de samenleving, tot een toename van sociale ongelijkheid, tot een bedreiging van democratische rechten en tot internationale spanningen. Ook het sociaal werk is niet onberoerd gebleven. Op basis van een onderzoek dat is uitgevoerd door de lectoraten Schulden en Incasso en Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening van Hogeschool Utrecht en gefinancierd door ZonMw is een beknopte ethische handreiking ontwikkeld voor sociale professionals in crisissituaties. Het betreft een reeks reflectievragen die behulpzaam kunnen zijn om de belangrijkste ethische uitdagingen te expliciteren en actie te ondernemen. De handreiking is overigens ook geschikt om in hectiek van de alledaagse werkzaamheden individueel dan wel gezamenlijk bij wijze van spreken een beknopte ethische onderhoudsbeurt te ondernemen.
MULTIFILE
Veel essentiële beroepen kampen met een nijpend tekort aan medewerkers. Momenteel bestaat er een tekort van ongeveer 15.000 verpleegkundigen, oplopend naar 100.000 in 2030. Van startende verpleegkundigen verlaat 15% binnen twee jaar het zorgberoep, onder andere als gevolg van mentale overbelasting. Uitval door mentale overbelasting treft ook politiemensen. De politieorganisatie staat de komende jaren voor de uitdaging om 17.000 politiemensen erbij te krijgen. Het reduceren van mentale overbelasting van zorgprofessionals en politiemensen is cruciaal omdat een tekort van hen de samenleving hard treft. Dit postdoc-programma heeft als doel inzichtelijk te maken hoe de transitiefase van opleiding naar loopbaanstart voor professionals in essentiële beroepen beter kan worden ingericht, om mentale overbelasting te voorkomen en duurzame inzetbaarheid te vergroten. Onderzoeksvraag: Wat is de optimale samenstelling van transitieprogramma’s voor startende professionals in essentiële beroepen (zoals zorginstellingen en politie-eenheden), die bijdragen aan vermindering van werkstress, mentale overbelasting en geestelijke gezondheidsproblemen en aan bevordering van duurzame inzetbaarheid? Daartoe wordt een inventariserend onderzoek uitgevoerd - samen met zorginstellingen en de politieorganisatie - naar inhoud van en ervaringen met interventies die beginnende professionals ondersteunen tijdens de overgang van opleiding naar loopbaanstart (transitieprogramma’s). De uitkomsten hiervan vullen we aan met resultaten uit systematisch literatuuronderzoek. Opbrengsten: - Tweetal artikelen over transitie-interventies in zorginstellingen en in politie-eenheden; - Realist review naar mogelijk werkzame componenten van transitieprogramma’s voor verpleegkundigen en hun theoretische onderbouwing; - Update van model voor werk gerelateerde risico- en beschermende factoren voor politiemensen; - Gap-analyse met vergelijking van internationale literatuur (realist review en update literatuuronderzoek naar risicofactoren en beschermende factoren) met de huidige praktijk; - Blauwdruk voor (de componenten van) optimale transitieprogramma’s voor zorginstellingen en politie-eenheden; - Voorstel voor vervolgonderzoek gericht op effectiviteit van volgens blauwdruk ontwikkelde transitieprogramma’s; - Onderwijsmodules en verdere input voor opleidingen Human Resource Management (HRM), Verpleegkunde en de Minor Arbeid, Gezondheid en Welzijn.
Aanleiding Mede door de vergrijzing groeit de zorgvraag in Nederland. Tegelijkertijd vallen veel verpleegkundigen uit door fysieke en mentale arbeidsbelasting. Dit begint al tijdens de opleiding/aan de start van de loopbaan. Dreigende arbeidstekorten en decentralisatie in de zorg vragen om verpleegkundigen die regie kunnen voeren over hun eigen werkgerelateerde gezondheid. Er is nog weinig wetenschappelijke kennis over het vroegtijdig signaleren en aanpakken van uitval onder verpleegkundigen. Bovendien hapert de invoer van effectieve interventies. Daarom willen zorginstellingen, verpleegkunde-opleidingen en wetenschappelijke organisaties onderzoek doen naar de oorzaken van uitval en een instrument ontwikkelen om problemen vroegtijdig te herkennen en te ondervangen. Doelstelling Het consortium wil een wetenschappelijk en praktisch onderbouwd instrumentarium ontwikkelen voor het signaleren van risicofactoren, gezondheidsproblemen, productiviteitsverlies en uitval bij stagiairs en beginnende verpleegkundigen, met daaraan gekoppeld effectieve preventieve interventies voor in de onderwijs- en stagepraktijk. Het programma kent twee fases. 1) literatuuronderzoek, kwalitatief onderzoek naar nog onbekende risicofactoren en longitudinaal cohortonderzoek vormen de basis voor een signaleringsinstrument/predictiemodel. In het cohortonderzoek worden van 750 (aankomend) verpleegkundigen 2,5 jaar de determinanten voor uitval gemonitord. In expertmeetings selecteert men vervolgens 6 evidencebased interventies. 2) het onderzoeksteam pre-test deze interventies op eerste haalbaarheid bij studenten verpleegkunde met risico. De 2 kansrijkste interventies, één voor mentale en één voor fysieke werkbelasting, worden in pilots op effectiviteit getoetst. In het onderzoek zet men de psychometrisch beproefde meetinstrumenten in van de European Nurses Early Exit Study (online enquêtes), aangevuld met inzichten uit interviews, fysieke metingen en praktijkobservaties. Beoogde resultaten De beoogde resultaten van het project zijn: " inzicht in de fysieke en mentale problemen van verpleegkundigen; " een gevalideerd predictiemodel voor geïndiceerde preventie in de zorg; " good practices en een kant-en-klare webapplicatie voor vroegsignalering met interventies in het stageonderwijs en het werkveld om uitval te voorkomen; " valorisatie van kennis in co-creatie met studenten, zorginstellingen en zorgprofessionals in de regio; " kennisinput voor de opleidingen Nurse practitioner, Verpleegkunde, Arbeid en Gezondheid, HRM. Een grote groep studenten is respondent in het onderzoek. In de uitvoering participeren ook studenten en daarnaast onder meer lectoren, onderzoekers en docenten van Hogeschool Rotterdam en twee promovendi. Voor de wetenschappelijke disseminatie worden refereerbijeenkomsten en presentaties gehouden op internationale congressen, en proefschriften en artikelen geschreven gepubliceerd. De verspreiding onder maatschappelijke partners gebeurt via vakpublicaties, expertmeetings en een slotsymposium. Met internationale partners uit het netwerk worden mogelijkheden verkend voor internationale parallelstudies.
In Nederland worden naar schatting 450.000 paarden gehouden voor sport, recreatie, fok en handel. Een groeiend aantal wordt (ook) ingezet om mensen met een fysieke en/of mentale problemen te helpen. Deze dierondersteunde interventies hebben als uiteindelijke doel om verbeteringen te bewerkstellingen in de fysieke, sociale, emotionele en/of cognitieve gezondheid of functioneren van een persoon. Alhoewel de effectiviteit van de inzet van dieren in therapie en coaching vanuit wetenschappelijke studies beperkt is wordt de toegevoegde waarde van dieren door therapeuten, coaches en cliënten onderstreept. Het aanbod aan en vraag naar mogelijkheden voor dierondersteunde interventies met paarden groeit de laatste jaren dan ook exponentieel. Uit gesprekken met brancheorganisaties, opleiders en mkb-ondernemingen die therapie met inzet van paarden en/of paardencoaching aanbieden blijkt dat er een dringende behoefte is aan een goed onderbouwde werkwijze voor het duurzaam inzetten van paarden. De geconsulteerde bedrijven en organisaties geven aan dat er overzicht ontbreekt van hoe paarden worden ingezet en wat de impact is op het paard. Daarnaast is er een sterke behoefte aan goed onderbouwde kennis en praktijktesten waarmee zij zélf het welzijn van paarden in de gehele sector beter kunnen waarborgen. Het doel van dit project is om samen met het bedrijfsleven te komen tot een Gids voor Goede Praktijken waarin op basis van onderzoek en praktijkervaring richtlijnen en voorbeelden worden gepresenteerd die het welzijn van paarden ingezet bij coaching en therapie kunnen waarborgen. In het project gaan consortiumpartners data verzamelen over de inzet en het karakter van paarden in het werkveld, wordt beeldmateriaal verzameld en beoordeeld dat als trainingsmateriaal kan dienen voor de opleidingen tot paardentherapeut en –coach en wordt onderzocht of het mogelijk is om paarden te trainen om met behulp van een test aan te laten geven of ze klaar zijn voor een volgende sessie.