Dienst van SURF
© 2025 SURF
Artikel in het blad: NVMBR Tijdens zwangerschap wordt terughoudend omgegaan met de verrichting van röntgenonderzoek m.n. vanwege de gevoeligheid van weefsels van het ongeboren kind voor ioniserende straling. Door regionale verschillen in praktijkvoering en technische en kennisontwikkelingen op radiologisch gebied ervaren MBB’ers onvoldoende houvast voor het uitvoeren van radiologisch onderzoek bij zwangeren met bijbehorende risicocommunicatie. Dit artikel rapporteert een mixed-methods onderzoek als bijdrage aan de ontwikkeling van een praktische leidraad door MBB’ers in de dagelijkse praktijk, waarin de ervaringen, perspectieven en wensen van vrouwen als het gaat om de risicocommunicatie over mogelijke effecten van röntgenstraling op het ongeboren kind zijn onderzocht.
Jonge vrouwen zijn tegenwoordig vaker hoogopgeleid dan mannen, en toch doen ze het minder goed op de arbeidsmarkt. Hoe komt dat? Deze vrouwen voelen zich vaak onzeker en niet op hun plek, wisselen regelmatig van studie of baan, en ervaren hun opleiding als te theoretisch en onvoldoende praktisch. De druk om te presteren, faalangst, en perfectionisme, versterkt door sociale media, leiden tot stress en burn-outklachten. Ze missen vaak een stevig netwerk en een gevoel van 'rugdekking' van hun omgeving. Verschillende factoren, zoals prestatiedruk en maatschappelijke verwachtingen, dragen bij aan hun mentale problemen. De constante alertheid die deze vrouwen ervaren, zonder onderscheid te maken tussen zaken waar ze wel en geen invloed op hebben, leidt tot uitputting en mentale gezondheidsproblemen. Om deze problemen aan te pakken, is het essentieel dat onderwijsinstellingen en werkgevers meer betrokkenheid en ondersteuning bieden, zoals financiële steun tijdens de studie, gelijke beloning, veilige werkomgevingen, en mentorschap. Dit kan helpen om de cirkel van invloed en betrokkenheid beter te scheiden, waardoor jonge vrouwen minder druk voelen en hun talenten beter kunnen benutten.
Vrouwen vormen een minderheid in justitiële instellingen en de forensische zorg. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste instrumenten om het recidiverisico in te schatten zijn ontwikkeld en onderzocht voor mannen. De afgelopen jaren is er meer aandacht ontstaan voor specifieke kenmerken, risicofactoren en behandelbehoeften van vrouwen die delicten hebben gepleegd. Onderzoek laat zien dat er genderverschillen bestaan en dat de standaard gebruikte risicotaxatie-instrumenten voor geweld voor vrouwen minder sterke voorspellende waarde voor recidive hebben dan voor mannen. Meer kennis over risico- en beschermende factoren bij vrouwen is nodig om de meest adequate interventies voor hen te kunnen bieden en recidive te voorkomen. Dit is van wezenlijk belang, niet alleen voor henzelf en de maatschappij, maar ook voor hun directe omgeving, met name eventuele kinderen.
CROSS. Een modieuze veiligheidsschoen die bedoeld is voor vrouwen. Deze schoen is ideaal voor vrouwen die moeten wisselen van schoeisel en dit zat zijn. De CROSS schoen zal een compromisloze veiligheidsschoen worden waarbij gekeken wordt naar comfort, stijl én veiligheid in plaats van het conventionele principe: op de eerste plaats veiligheid en daarna comfort en geheel verwaarloosbaar de stijl van de schoen. De CROSS veiligheidsschoen onderscheidt zich door haar veilige, tijdbesparende en representatieve modieuze look gedurende de gehele dag.
Het DIEET project onderzocht hoe de eerstelijns diëtetiek effectief en toekomstbestendig zou kunnen zijn: meetbaar en stuurbaar. In het project is onderzocht wat de succes- en faalfactoren zijn in het handelen van de diëtist tijdens het eerste consult met een patiënt. Door observaties van 605 consulten bij 237 diëtistenpraktijken in heel Nederland zijn potentiele predictoren in kaart gebracht. Op basis van deze predictoren (zoals bijv. een directieve houding van de dietist tijdens het consult) en het vaststellen van een effectieve behandeling na 9 maanden is een model ontwikkeld. Het model bleek echter minder eenvoudig dan gedacht, en de verklaring daarvoor is eigenlijk wel eenvoudig: diëtetiek is MAATWERK. Zo bleek bijvoorbeeld dat bij oudere mannen de directieve houding van de diëtist wel samen gaat met een effectieve behandeling, bij jonge vrouwen werkt motivational interviewing beter. Dit is voor de diëtetiek (en volgens onze voorzichtige inschatting ook andere beroepsgroepen) volstrekt unieke informatie. Deze resultaten hebben we nog een keer kwalitatief met de Stuurgroep van het RAAK-MKB project DIEET besproken en unaniem besloten dat de impact van dit product (model) voor de praktijk heel groot is. Deze nieuwe inzichten zullen ook verwerkt worden in de nieuwe druk van het boek (landelijk lesmateriaal diëtetiek opleidingen) dat is ontwikkeld (Neelemaat F, Ozturk H, Weijs P. Kritisch Redeneren in de Diëtetiek; bol.com). Het ontwikkelde model bleek door het maatwerk fors ingewikkelder dan vooraf ingeschat. Dit model kan echter in een web-based applicatie worden ingebouwd en de predictoren kunnen worden ingevoerd. Met deze applicatie kan bij elke diëtetiek (paramedische) stage en bij elke diëtist professional een scan worden gedaan op effectief handelen. Bij de studenten zal een relatie worden gelegd met het stagecijfer en bij de professionals met de effectieve behandeling na 9 maanden. Implementatie van de webbased applicatie in de eerstelijns diëtetiek praktijk zal meteen breed worden ingezet. Echter onderdeel van deze aanvraag is een interventie en controle groep, waarbij de interventie groep wel feedback krijgt op basis van de score en de controle groep niet. De snelle feedback (na het consult en niet pas na 9 maanden) is namelijk de sleutel tot succes. Top-up subsidie is nodig om voor het bestaande model een web-based tool te ontwikkelen en ontsluiting naar onderwijs en beroepspraktijk te bevorderen. Om in de toekomst goed gebruik van de tool door professionals, onderzoekers, studenten en docenten mogelijk te maken, is een geïntegreerde web-versie van de tool wenselijk waarin nieuwe updates eenvoudig kunnen worden doorgevoerd. Tot slot kan met Top-up de tool beter ontsloten worden voor de praktijk en voor inzet in het onderwijs door het maken van enkele goede casus beschrijvingen en het presenteren van de tool door middel van bijvoorbeeld workshops. Door Top-Up op deze manier in te zetten krijgt de doorwerking van de resultaten van het RAAK-project een flinke extra impuls.
Eén op de 7 vrouwen in Nederland wordt met borstkanker gediagnostiseerd, wat neerkomt op meer dan 17.000 vrouwen per jaar. Monica Schlösser is één van de vrouwen die is geconfronteerd met borstkanker. In haar zoektocht naar een prothese kwam ze tot de conclusie dat de externe protheses die momenteel beschikbaar zijn niet voldoen aan de vraag uit de markt. De huidige protheses zijn gemaakt van siliconen en hebben als nadeel dat ze te zwaar zijn, niet aansluiten op de huid en niet ademen, met slecht draagcomfort als gevolg. Vanuit duurzaamheid hebben siliconen bovendien het grote nadeel dat ze door de gecrosslinkte structuur niet te recyclen/hergebruiken zijn. In haar zoektocht naar betere alternatieven is het innovatieve idee ontstaan om protheses te personaliseren door middel van 3D printen. Daartoe heeft zij het bedrijf Shap3d Up opgericht en Zuyd Hogeschool, meer specifiek het lectoraat Material Sciences, benaderd om op basis van haar expertise op het gebied van materiaalontwikkeling en 3D printen het idee te ondersteunen. De focus van dit project ligt op de materiaalkeuze en geschikte printtechniek waarmee het doel is te onderzoeken met welke combinatie van materiaal en 3D print techniek het haalbaar is een duurzame, comfortabele en gepersonaliseerde borstprothese te verkrijgen. Een geschikte prothese kan een einde maken aan onzekerheid en aan fysieke ongemakken, want daar worden vrouwen met borstkanker al genoeg mee geconfronteerd. Het onderzoek sluit aan bij twee transitiethema’s van Zuyd, namelijk “het versterken van de vitaliteit en participatie van de bevolking, ondersteund door innovatieve technologie” en ”het substantieel reduceren van de CO²-footprint van Chemelot, duurzaam produceren”. Integratie van onderwijs en onderzoek vindt plaats door studenten samen met een coach (docent) en ervaren professional aan dit onderzoek te laten werken in Communities for Development (CfD’s).