Dienst van SURF
© 2025 SURF
Op 7 november 2013 werd in Eindhoven de vierde Dag van het Sportonderzoek (DSO) georganiseerd, een landelijk congres vóór en dóór sportonderzoekers. Een unieke gelegenheid voor sportonderzoekers om werk aan elkaar te presenteren en daarover met elkaar in debat te gaan. Voor de sportbeleidsmakers een mooie gelegenheid om zich op de hoogte te stellen van de stand van zaken en meest recente inzichten uit het sportonderzoek.
Tweede tussenrapportage In 2013 zijn alle jeugdzorgplusinstellingen op verzoek van het ministerie van VWS gestart met een pilot Trajectzorg. In de regio Utrecht is jeugdzorgplusinstelling Intermetzo locatie Zeist (voorheen Lindenhorst-Almata) hiervoor een samenwerkingsverband aangegaan met De Rading, Lijn 5, Youké, Samen-Veilig Midden Nederland en VSO de Sprong. Onder de naam Trajectzorg is gestart met het verbeteren van de zorg opdat jongeren minder vaak tijdens de zorgverlening uitvallen en minder vaak na uitstroom uit geslotenheid opnieuw gesloten geplaatst worden. Hogeschool Utrecht is al in 2012 door dit samenwerkingsverband benaderd. Dankzij een SIA-Raak Publiek subsidie is in 2014 en 2015 onderzoek gedaan naar deze pilot met als doel de realisatie van Trajectzorg in deze regio te faciliteren en te stimuleren via een combinatie van beschrijvend onderzoek en de methode van actieonderzoek. Dit rapport beschrijft de stand van zaken van het onderzoek voor Trajectzorg na het eerste jaar (december 2013 - december 2014). Trajectzorg wil jongeren en hun ouders de begeleiding geven die aansluit op hun zoektocht naar een gewoon leven. Maar Trajectzorg is eveneens een zoektocht naar de juiste vorm van begeleiding. Met dit onderzoek proberen we daar een bijdrage aan te leveren. De tekst bevat de aangepaste online versie (juni 2016) voor www.continuiteitinjeugdzorg.hu.nl
Het ontwikkelen en verzorgen van kwalitatief hoogwaardig onderwijs is een teamopgave en collectief handelingsvermogen is een voorwaarde voor die opgave. In dit rapport presenteren we de resultaten van twee jaar onderzoek naar dat collectief handelingsvermogen in zes docententeams in twee mbo-instellingen. We onderzochten met een mixed method actieonderzoek in en met deze teams hoe dit handelingsvermogen tot stand komt en hoe via interventies team- en organisatiecondities kunnen worden versterkt. De interventies waren gericht op het versterken van het onderwijs en de samenwerking in het team. De zes teams ervoeren relatief veel collectief handelingsvermogen rond het verzorgen van het eigen onderwijs, maar veel minder rond het realiseren van verbeterdoelen of het beïnvloeden van condities in de organisatie. Het onderzoek en de interventies leidde niet tot een structurele versterking van het collectief handelingsvermogen in de zes teams. De oorzaak daarvan ligt in een combinatie van team- en organisatiecondities. In teams waar de basiscondities voor effectief teamwerk of de sociale veiligheid niet op orde waren, is het zeer lastig tot onmogelijk om teams tot ontwikkeling te brengen. Veel teams ervaren daarnaast weinig tot geen tijd om met elkaar te reflecteren op het eigen handelen en functioneren en komen dan ook niet of zeer beperkt zelfstandig tot die reflectie. Leiderschap blijkt een belangrijke organisatieconditie, met name voor de realisatie van verbeterdoelen. In de prioritering van doelen en planning en structurering kan een leidinggevende een belangrijke rol spelen. Een ondersteunende rol van een teamcoach was hierin ook positief, terwijl bij de invloed van de organisatiecondities de afstand tussen team en afdelingen in de meeste teams opvalt. Op organisatieniveau valt daarnaast de constant veranderende context op waarin de teams opereren, die een negatieve invloed lijkt te hebben op het functioneren van de teams. De teamcondities en organisatiecondities beïnvloeden elkaar en zijn voor elk team anders. Dit maakt het versterken van team- en organisatiecondities die het collectief handelingsvermogen bepalen een ‘wicked problem’. De reflecties en aanbevelingen in dit rapport zijn gericht op de vraag hoe team- en organisatiecondities en daarmee het collectief handelingsvermogen van teams versterkt kunnen worden, binnen deze complexe context.
Artrose is in Nederland de snelst groeiende chronische aandoening, waarbij de knie het meest vaak is aangedaan. Knieartrose vormt een groot probleem in het dagelijks functioneren van deze groep. Patiënten met knieartrose ervaren pijn en stijfheid in het kniegewricht wat vaak resulteert in een neerwaartse spiraal van angst voor pijn, waardoor deze patiënten steeds minder doen en vervolgens minder kunnen. Daarmee heeft artrose een directe impact op het dagelijks leven en de algehele gezondheidsstatus. De fysiotherapeutische behandeling voor knieartrose bestaat uit informeren, leefstijladviezen en oefentherapie. Daarbij wordt ten doel gesteld om te voldoen aan de algemene beweegrichtlijnen. Gezien het belang van zelfmanagement bij deze chronische aandoening is het belangrijk dat patiënten thuis aan de slag gaan met oefen- en beweegadviezen. De effectiviteit van fysiotherapeutische zorg is voor een groot deel afhankelijk van patiënten hun therapietrouw aan de opgegeven frequentie, intensiteit en uitvoering van de oefen-adviezen. Echter is bekend dat therapietrouw aan oefen-adviezen over het algemeen laag is. Fysiotherapeuten geven aan dat zij in Virtual reality (VR) een mogelijke oplossing voor dit probleem zien. VR wordt in toenemende mate ingezet in de fysiotherapie. De inzet ervan is onder andere effectief gebleken bij patiënten met chronische pijn en nek-schouderklachten. Door een virtuele spelomgeving worden patiënten afgeleid van de pijn en verwachten fysiotherapeuten dat hun patiënten bovendien visueel worden ondersteund in het correct uitvoeren van oefeningen. Naar verwachting resulteert dit in betere therapietrouw en dus betere therapieresultaten. Er bestaat momenteel echter geen VR-omgeving voor knie oefeningen. Na het gezamenlijk ontwikkelen, met fysiotherapeuten, patiënten en studenten, van een prototype VR-omgeving waarin patiënten met knieartrose uitgedaagd worden om een aantal oefeningen kwalitatief goed uit te voeren, wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. Dit gebeurt door enerzijds de bruikbaarheid van VR binnen fysiotherapie voor knieartrose en anderzijds de validiteit van het VR-meetsysteem in kaart te brengen.