Dienst van SURF
© 2025 SURF
In het vorige blog kwam de term ‘greenwashing’ voor en werd ik nieuwsgierig of organisaties inderdaad zo groen zijn als ze beweren in bijvoorbeeld hun jaarverslagen. Greenwashing staat voor “het zich groener of maatschappelijk verantwoorder voordoen dan een bedrijf of organisatie daadwerkelijk is”. Het kernproces van het bedrijf is dan bijvoorbeeld nog niet aangepast. Bedrijven noemen hun product ‘natuurlijk’, terwijl er misschien maar één natuurlijk ingrediënt in voorkomt. Op die manier kunnen ze mooi meelopen met de groene trend, zonder daadwerkelijk te voldoen aan milieueisen. Het is meer een likje groene verf. Zijn er middelen die ons kunnen helpen bij het vormen van een kritische houding?
We laten steeds meer sporen na: door op internet te surfen, door onze mobiele telefoon te gebruiken, door RFID-labels bij ons te dragen of door ons binnen het blikveld van camera’s te bewegen. Door de contextuele informatie die dit genereert te gebruiken als aanvulling op de ‘klassieke’ methode van gezichtsherkenning kunnen we de identificatie van personen sterk verbeteren. Bob Hulsebosch en Wouter Teeuw van het Telematica-instituut leggen uit hoe. Identificatie is het herkennen van een specifiek persoon – van wie de identiteit bekend is – in de menigte. Gezichtsherkenning speelt hierbij een grote rol. Uit camerabeelden leiden we een aantal gelaatskenmerken af, die we vergelijken met profielen in een database. Een match is mede afhankelijk van de tolerantie die we instellen. Bij een strenge instelling, met weinig ruimte voor onnauwkeurigheid, is de kans klein dat iemand ten onrechte wordt herkend (een lage false acceptance rate, of FAR), maar wordt de kans groter dat iemand uit de database ten onrechte niet wordt herkend (hogere false rejection rate, of FRR).
MULTIFILE
European civic integration programmes claim to provide newcomers with necessary tools for successful participation. Simultaneously, these programmes have been criticised for being restrictive, market-driven and for working towards an implicit goal of limiting migration. Authors have questioned how these programmes discursively construct an offensive image of the Other and how colonial histories are reproduced in the constructions seen today. The Dutch civic integration programme is considered a leading example of a restrictive programme within Europe. Research has critically questioned the discourses within its policies, yet limited research has moved beyond policy to focus on discourse in texts in practice. This study presents a critical discourse analysis of texts used in the civic integration programme and demonstrates that they participate in multiple discursive constructions: the construction of the Dutch nation-state and its citizens as inherently modern, the construction of the Other as Unmodern and thus a threat, and the construction of the hierarchical relationship between the two. The civic integration programme has been left out of discussions on decolonisation to date, contributing to it remaining a core practice of othering. This study applies post-colonial theories to understand the impacts of current discourse, and forwards possibilities for consideration of decolonised alternatives.