Dienst van SURF
© 2025 SURF
Urban commons is presented as a challenge of collaborative governance. This study delivers a normative perspective to analyse and evaluate processes and outcomes of the governance of urban commons. It demonstrates the development and application of the perspective in action research on Amsterdam’s Zero Waste Lab case, as a way to better understand successful and failing institutions in a concrete practice and to design interventions for improvement. Consequently, the (im)plausibility of collective action in urban communities and the participation of public actors present dilemmas for urban commons. The study specifically synthesises urban commons and collaborative governance scholarship and relates also in general to the transition towards co-creation in governing the city, e.g. in public administration or planning.
This paper describes how an urban commons is established on the Amsterdam market square Plein ’40-’45, to explain how an experimental learning environment can be a living lab for improving collaborative governance arrangements. We detail how this improvement is facilitated by an experimental learning environment that engages stakeholders in a process where practical solutions are developed and systemic obstacles are addressed and redesigned simultaneously. Our study is guided by the research question: How can an experimental learning environment develop practical solutions as a means to address systemic obstacles and improve collaborative governance arrangements?
LINK
Amsterdam worstelt in toenemende mate met het veranderende gebruik van stedelijke consumptieruimten, waar consumeren en recreëren tegelijkertijd plaatsvinden met werken en wonen. Dit gemengde karakter is een belangrijke stedelijke kwaliteit, maar draagt in veel gebieden bij aan disbalans. Dit uit zich door een eenzijdig aanbod van winkels en horeca, nijpende drukteproblematiek, of juist teruglopende bezoekersaantallen en leegstand. Door de corona lockdowns werd de bestaande disbalans in veel consumptiegebieden nog verder versterkt. Wij begrijpen deze stedelijke consumptieruimten als een ‘commons’: een gemeenschappelijke bron die vrij toegankelijk is voor uiteenlopende belanghebbenden. Hierbij is afstemming nodig, om tot een duurzaam beheer van de gemeenschappelijke bron te komen. Gemeenschappelijk kenmerk van de verschillende belanghebbenden is handelingsverlegenheid om tot collectieve actie te komen en meer grip te krijgen op de situatie. De centrale vraag van dit project is daarom: Welke processen en instrumenten bevorderen of belemmeren urban commoning om te komen tot een stabiele ontwikkeling van stedelijke consumptieruimten? Deze (oorspronkelijke) onderzoeksvraag blijkt al te saillanter naar aanleiding van de coronapandemie, waarbij een al wankel evenwicht in stedelijke consumptieruimten verder uit disbalans is geraakt, met alle gevolgen van dien op relevante structuren en verhoudingen. Aan de hand van twee deelonderzoeken i) verklaren we de onderliggende mechanismen die ontwikkeling en samenwerking belemmeren en ii) ontwikkelen we manieren om deze processen te beïnvloeden. Door deze processen te onderzoeken, ontwikkelt dit project een nieuw, praktisch handelingsperspectief voor bewoners, bezoekers, ondernemers en gebiedsontwikkelaars. We dragen ook bij bestuurskundige, politicologische en sociaal geografische wetenschappelijke kennis. De RAAK-Impuls wordt ingezet voor verlenging van onderzoekstijd, ter compensatie van enerzijds de belemmeringen op het onderzoek wegens de pandemie en anderzijds (het integreren van) de veranderende context in het onderzoek.
Amsterdam worstelt in toenemende mate met het veranderende gebruik van stedelijke consumptieruimten. Delen van de stad waar wonen, werken, consumeren en recreëren gelijktijdig en door elkaar plaatsvinden. Dit gemengde karakter is in potentie een belangrijke stedelijke kwaliteit, maar blijkt in veel gebieden niet zomaar haalbaar. Dit uit zich enerzijds door een steeds nijpender wordende drukteproblematiek in bepaalde buurten, met monocultuur en aantasting ondernemersklimaat tot gevolg, en anderzijds door teruglopende bezoekersaantallen en leegstand in de minder populaire winkel- en woongebieden. Wat het proces achter deze ontwikkelingen gemeenschappelijk lijkt te hebben, is handelingsverlegenheid bij diverse belanghebbenden om tot collectieve actie te komen en meer grip te krijgen op de situatie. Dit RAAK voorstel wil deze processen van verandering begrijpen en op basis daarvan een nieuw praktische handelingsperspectief bieden aan de diverse actoren. Bewoners, ondernemers, gebiedsontwikkelaars hebben elk hun eigen belang in deze gebieden, maar er is grote onderlinge afhankelijkheid voor een duurzame ontwikkeling. We begrijpen deze plekken daarom als een ‘commons’ (gemeenschappelijke ruimte) met ‘open acces goods’ (vrij toegankelijke producten), waardoor er vormen van afstemming nodig zijn om tot een duurzaam beheer van een dergelijke situatie te komen. NV Zeedijk, Geef om de Jan Eef, VNO-NCW, KHN Amsterdam en de gemeente hebben de HvA gevraagd het voortouw te nemen in een overkoepelend onderzoek naar deze processen van onderkoeling en oververhitting in stedelijke consumptieruimten. De partners onderkennen de complexiteit van het vraagstuk en zien de oplossingsrichting in meer informele gedragsregels en zelfsturing waarbij de overheid een faciliterende rol speelt. Dit moet leiden tot gedragen, intelligente vormen van beïnvloeding. Dit projectvoorstel is de uitkomst van dit initiatief. De centrale vraag van dit project is welke factoren van invloed zijn op de levenscyclus van stedelijke consumptieruimten, wat de onderliggende mechanismen zijn om de evolutie te verklaren en op welke manier commoning het proces kan beïnvloeden.