Interview met Lector Beroepsonderwijs Elly de Bruijn Hoogleraar en lector Elly de Bruijn maakt zich sterk voor een andere pedagogische en didactische aanpak in het (v)mbo. Waarom? Tweederde van de jongeren in ons land volgt een opleiding aan een (v)mbo-school, terwijl veel docenten nog traditioneel opgeleid worden in algemeen vormende vakken.
Interview met Lector Beroepsonderwijs Elly de Bruijn Hoogleraar en lector Elly de Bruijn maakt zich sterk voor een andere pedagogische en didactische aanpak in het (v)mbo. Waarom? Tweederde van de jongeren in ons land volgt een opleiding aan een (v)mbo-school, terwijl veel docenten nog traditioneel opgeleid worden in algemeen vormende vakken.
Verkenning naar de wenselijkheid en mogelijkheid van selectie op geschiktheid voor het beroep van leraar en van verzwaring van vakinhoudelijke eisen voor de tweedegraads lerarenopleidingen. Het rapport 'wenselijkheid en mogelijkheid van selectie op geschiktheid voor het beroep van leraar', is door het ministerie van OCW gebruikt als input voor de voortgangsrapportage voor de Lerarenagenda 2013-2020. Dit rapport is het resultaat van een verkennend onderzoek dat is uitgevoerd door het kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de HvA in samenwerking met het ICLON, en dat onder leiding stond van Marco Snoek en Jan van Driel. Op basis van de focusgesprekken constateren de onderzoekers dat veel opleidingen meer mogelijkheden wensen ten aanzien van selectie voor de poort. Niet in alle gevallen ligt daarbij echter de focus op selectie t.a.v. geschiktheid. Bovendien hebben met name de HBO-opleidingen nu reeds diverse maatregelen genomen binnen de huidige regelgeving (zoals de studiekeuzecheck en propedeuse-eisen). Het lijkt verstandig om de effecten van deze en andere maatregelen nader te evalueren alvorens tot een brede instroomselectie over te gaan. Terughoudendheid ten aanzien van grootschalige maatregelen lijkt op zijn plaats. Pilots op kleine schaal kunnen meer zicht geven op mogelijke instrumenten die ingezet kunnen worden en hun effecten op de instroom. De lerarenopleidingen lijken bereid om met dergelijke pilots te experimenteren. In opdracht van NRO is nu een vervolgonderzoek gestart in de vorm van een literatuur review rond de mogelijkheden en voorspelbaarheid van selectie van leraren ten aanzien van hun geschiktheid voor het beroep.
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.Doel Onder leraren, scholen en beleidsmakers bestaat brede steun voor de gedachte dat duurzaamheidsvraagstukken een integrale plaats moeten krijgen in het funderend onderwijs. Onderwijs over duurzaamheid vraagt echter deskundigheden en benaderingswijzen die in het reguliere bèta-onderwijs minder gebruikelijk zijn: redeneren met onzekere of onvolledige informatie, morele discussies en omgaan met emotionele reacties, en interdisciplinaire en buitenschoolse projecten. Daarnaast lopen de opvattingen uiteen over de gewenste inhoudelijke en didactische invulling van “leren voor duurzame ontwikkeling” (LvDO). Ook de voorstellen van Curriculum.nu bieden hiervoor nog weinig houvast. In de praktijk blijkt het dan ook moeilijk om duurzame ontwikkeling goed in te bedden in de bèta-onderwijspraktijk. Dit promotieonderzoek richt zich op de begripsmatige verheldering en operationele invulling van LvDO binnen en met de bètavakken, de kennis, houding en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, en de manier waarop deze in een initiële lerarenopleiding ontwikkeld kunnen worden, zodanig dat studenten in staat zijn om aspecten van LvDO-onderwijs daadwerkelijk in hun vo-praktijk te integreren. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2023 Aanpak Het onderzoek volgt een ontwerpgerichte benadering. Als proeftuin dient daarbij de bèta-lerarenopleidingscursus Lesgeven in het Leergebied Mens en Natuur (LLMN), waarin LvDO het centrale thema vormt. In wisselwerking met de schoolpraktijk, externe stakeholders en experts, onderzoeken we hoe LvDO vorm kan krijgen en welke docentcompetenties bèta-leraren in opleiding (in het tweedegraadsgebied) daarvoor nodig hebben.
Samen met leraren (opleiders), studenten, en duurzaamheidsexperts onderzoeken we hoe Leren voor Duurzame Ontwikkeling vorm kan krijgen in de bèta-schoolvakken en welke docentcompetenties leraren-in-opleiding daarvoor moeten ontwikkelen.Doel Onder leraren, scholen en beleidsmakers bestaat brede steun voor de gedachte dat duurzaamheidsvraagstukken een integrale plaats moeten krijgen in het funderend onderwijs. Onderwijs over duurzaamheid vraagt echter deskundigheden en benaderingswijzen die in het reguliere bèta-onderwijs minder gebruikelijk zijn: redeneren met onzekere of onvolledige informatie, morele discussies en omgaan met emotionele reacties, en interdisciplinaire en buitenschoolse projecten. Daarnaast lopen de opvattingen uiteen over de gewenste inhoudelijke en didactische invulling van “leren voor duurzame ontwikkeling” (LvDO). Ook de voorstellen van Curriculum.nu bieden hiervoor nog weinig houvast. In de praktijk blijkt het dan ook moeilijk om duurzame ontwikkeling goed in te bedden in de bèta-onderwijspraktijk. Dit promotieonderzoek richt zich op de begripsmatige verheldering en operationele invulling van LvDO binnen en met de bètavakken, de kennis, houding en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, en de manier waarop deze in een initiële lerarenopleiding ontwikkeld kunnen worden, zodanig dat studenten in staat zijn om aspecten van LvDO-onderwijs daadwerkelijk in hun vo-praktijk te integreren. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2023 Aanpak Het onderzoek volgt een ontwerpgerichte benadering. Als proeftuin dient daarbij de bèta-lerarenopleidingscursus Lesgeven in het Leergebied Mens en Natuur (LLMN), waarin LvDO het centrale thema vormt. In wisselwerking met de schoolpraktijk, externe stakeholders en experts, onderzoeken we hoe LvDO vorm kan krijgen en welke docentcompetenties bèta-leraren in opleiding (in het tweedegraadsgebied) daarvoor nodig hebben.
Het lezen van literatuur is gunstig voor de ontwikkeling van leerlingen tot gemotiveerde, ‘diepe’ lezers. Er zijn echter indicaties dat Nederlandse leraren in basis- en voortgezet onderwijs weinig literaire teksten lezen die voor hun leerlingen relevant zijn en dat hun repertoirekennis en leesbevorderingscompetenties achterblijven. Die situatie belemmert leraren de leesfrequentie en -motivatie, en het leesbegrip van leerlingen te stimuleren. Het doel van dit project is de leesfrequentie, repertoirekennis en leesbevorderingscompetenties van zittende en aankomende leraren (studenten van de pabo en tweedegraadslerarenopleiding) te versterken en ze zo in staat te stellen hun leerlingen beter te ondersteunen. Het onderzoek kent twee deelprojecten: één gericht op het basisonderwijs en één op het tweedegraadsgebied Nederlands in het voortgezet onderwijs (vmbo en onderbouw havo/vwo). Elk deelproject bestaat uit een aantal parallelle deelstudies. In de eerste fase van elk project wordt op basis van de uitkomsten van een literatuurstudie, survey-onderzoek en een verdiepend kwalitatief onderzoek inzicht gegeven in leesgedrag, repertoirekennis en leesbevorderingscompetenties van (aankomende en zittende) leraren en van de leescultuur op scholen. In de tweede fase wordt in een designstudie door kennis- en praktijkprofessionals in co-creatie een aanpak ontwikkeld gericht op de versterking van leraren als leesbevorderaars in basis- en voortgezet onderwijs. In de derde fase worden de effecten van de aanpak getest in een veldexperiment. Drie vragen staan hierbij centraal: 1. Leidt stimuleren van het lezen van literaire teksten door leraren en het vergroten van hun leesbevorderingscompetenties tot grotere repertoirekennis bij leraren en tot betere ondersteuning van leerlingen? 2. Leidt dit vervolgens ook tot een grotere motivatie voor en frequentie van het lezen van literaire teksten bij leerlingen en tot een beter (d.w.z. dieper) tekstbegrip? 3. In hoeverre wordt het succes van de aanpak bepaald door de leescultuur op school? Het project resulteert in een overdraagbare interventie, die in de laatste fase wordt verspreid.