Dienst van SURF
© 2025 SURF
Fontys University of Applied Science’s Institute of Engineering, and the Dutch Institute for Fundamental Energy Research (DIFFER) are proposing to set up a professorship to develop novel sensors for fusion reactors. Sensors are a critical component to control and optimise the unstable plasma of Tokamak reactors. However, sensor systems are particularly challenging in fusion-plasma facing components, such as the divertor. The extreme conditions make it impossible to directly incorporate sensors. Furthermore, in advanced reactor concepts, such as DEMO, access to the plasma via ports will be extremely limited. Therefore, indirect or non-contact sensing modalities must be employed. The research group Distributed Sensor Systems (DSS) will develop microwave sensor systems for characterising the plasma in a tokamak’s divertor. DSS will take advantage of recent rapid developments in high frequency integrated circuits, found, for instance, in automotive radar systems, to develop digital reflectometers. Access through the divertor wall will be achieved via surface waveguide structures. The waveguide will be printed using 3D tungsten printing that has improved precision, and reduced roughness. These components will be tested for durability at DIFFER facilities. The performance of the microwave reflectometer, including waveguides, will be tested by using it to analyse the geometry and dynamics of the Magnum PSI plasma beam. The development of sensor-based systems is an important aspect in the integrated research and education program in Electrical Engineering, where DSS is based. The sensing requirements from DIFFER offers an interesting and highly relevant research theme to DSS and exciting projects for engineering students. Hence, this collaboration will strengthen both institutes and the educational offerings at the institute of engineering. Furthermore millimeter wave (mmWave) sensors have a wide range of potential applications, from plasma characterisation (as in this proposal) though to waste separation. Our research will be a step towards realising these broader application areas.
Een persisterende infectie met hoog-risico humaan papillomavirus (hrHPV) is de belangrijkste factor voor de ontwikkeling van afwijkingen in de baarmoederhals en het ontstaan van baarmoederhalskanker. Ongeveer 80% van de vrouwen loopt in haar leven een HPV infectie op, toch is het risico op kanker relatief laag. hrHPV infectie is noodzakelijk maar niet de enige factor die bijdraagt aan de ontwikkeling van baarmoederhalskanker. Er zijn aanwijzingen dat vaginoom afwijkingen, zoals een disbalans van micro-organismen in de vagina, cofactoren kunnen zijn voor een persisterende hrHPV infectie. Een eerste analyse van een kleine 1000 uitstrijken (waarvan de helft hrHPV-positief) die in het HPV expertisecentrum van het Jeroen Bosch ziekenhuis getest werden op aanwezigheid van een beperkt aantal verschillende bacteriesoorten liet zien dat dat in het hrHPV-positieve cohort statistisch significant meer vaginoom afwijkingen voorkwamen dan in het hrHPV-negatieve cohort. Dit motiveert ons een haalbaarheidsonderzoek te starten met als doel te bepalen of het vaginoom (het geheel van bacteriën, schimmels en virussen in de vagina) kan dienen als triagemarker voor een persisterende hrHPV infectie, die kan leiden tot baarmoederhalskanker. In dit onderzoek willen we het gehele vaginoom in kaart te brengen van een subgroep van vrouwen met en zonder hrHPV infectie. Sequencing technologieën zijn bij uitstek geschikt voor het in kaart brengen van een diversiteit aan micro-organismen op basis van hun genoom, maar kunnen arbeidsintensief zijn en genereren complexe data waardoor er een IT structuur voor (beveiligde) opslag en analyse nodig is. Samen met het HPV expertisecentrum en MKB partners willen we onderzoeken welke sequencing methode de meest betrouwbare resultaten geeft en het best bruikbaar is in een diagnostische laboratoriumsetting. Daarnaast zal onderzocht worden hoe we om moeten gaan met de gegenereerde data en opslag daarvan.
Wat is er nodig om de zorg voor psychisch ontregelde patiënten, die somatische spoedzorg nodig hebben, beter te laten aansluiten op de behoeften en ervaringen van de patiënt, hun naasten en de zorgprofessionals? Dat vraagstuk adresseren we met deze RAAK-publiek aanvraag. De zorg voor psychisch ontregelde patiënten die somatische spoedzorg nodig hebben is in de praktijk vaak suboptimaal, omdat de primaire focus van die spoedzorg vooral op somatische klachten is gericht. Hierdoor krijgt deze kwetsbare groep patiënten niet altijd de zorg die zij nodig hebben, waardoor behandeling van psychische klachten onnodig wordt uitgesteld en de kans op escalaties toeneemt. Met behulp van onderzoekmethodologieën uit het Medical Research Council Framework en Experience-Based Co-Design bestuderen we de ambulance- en spoedeisende hulp (SEH) context en brengen we de ervaringen en behoeften van psychisch ontregelde patiënten, hun naasten en de betrokken zorgprofessionals in kaart. Daarbij zoomen we ook in op de benodigde kennis en vaardigheden om goede zorg te geven binnen die spoedzorgcontext. Op basis van de kennis die we daarin ophalen, ontwerpen we samen met de patiënten, hun naasten en de zorgprofessionals, een praktisch toepasbare toolbox, met elementen om de somatische spoedzorg voor psychisch ontregelde patiënten beter te laten aansluiten. De Hogeschool Utrecht voert het project uit in nauwe samenwerking het UMC Utrecht, Diakonessenhuis, St. Antonius ziekenhuis, Meander MC, de RAVU en stichting Altrecht. Gedurende het gehele project zullen patiënten, naasten en zorgprofessionals actief participeren bij zowel de opzet als de uitvoering van de verschillende deelonderzoeken binnen deze aanvraag.