Dienst van SURF
© 2025 SURF
In deze publicatie trekken wij lessen uit de coronacrisis voor het sociaal domein. Daarbij schetsen wij zes handelingsperspectieven: • Werk vanaf de start samen met lokale partners • Ga in dialoog met diverse doelgroepen en zorg voor passende communicatie • Benut de veerkracht en het zelforganiserend vermogen van burgers • Wees als bestuurder en ambtenaar zichtbaar en benaderbaar • Duid de cijfers aan de hand van concrete verhalen • Leer van het positieve en benut het momentum Deze zes handelingsperspectieven onderschrijven het belang van samenwerking van de lokale overheid met uitvoerende zorg- en welzijnsorganisaties, met vrijwilligersorganisaties en met sleutelfiguren binnen wijken. Deze partijen hebben in de coronacrisis laten zien dat zij verschillende (kwetsbare) groepen kunnen bereiken en kunnen inspelen op hun behoeften.
MULTIFILE
Er zullen de komende jaren nog veel stappen moeten worden gezet om de transformatiedoelen te realiseren. Ik duid deze doelen aan als wonderwoorden. Ze zweven door het publieke debat, maar lijken door de verschillende perspectieven enigszins ongrijpbaar. We krijgen er in gezamenlijkheid onvoldoende grip op, waardoor we in de praktijk verschillende kanten op werken. We verwachten wonderen van op de werkvloer ambigue begrippen. Ik presenteer u mijn centrale stelling voor vandaag, voor morgen en de jaren die komen gaan: Aan de wonderwoorden van de transformatie kunnen we in de praktijk slechts betekenis en gevolg geven als we op de werkvloer van het opvoeden en opgroeien de interprofessionele dialoog over die wonderwoorden tot het nieuwe normaal maken. Deze opgave tot dialoog als het ‘normale doen’ geldt niet exclusief de jeugdhulp − ik kan dat niet genoeg benadrukken. Deze opgave geldt veel meer partijen die met opgroeien en opvoeden te maken hebben. Het is daarmee ook een opgave voor ‘de jeugdhulp’ om de blik nog meer naar buiten te richten. En een opgave voor gemeenten en organisaties om de dialoog mogelijk te maken. Een opgave om met al die partijen daadwerkelijk betekenis te geven aan de wonderwoorden van de transformatie. Een opgave om het, in de kern, op de werkvloer eens te worden over hoe om te gaan met de wonderwoorden. Om ten minste elkaars perspectieven te kennen, die te respecteren en ervan te leren. Kortom, een opgave om over de grenzen van de eigen professie heen te kijken en open te staan voor wat zich buiten die grenzen afspeelt. In deze rede zal ik mijn stelling toelichten. Ik loop de eerste vier wonderwoorden achtereenvolgens met u langs. Waar staan we in de realisatie van deze transformatiedoelen? Wat zijn de dilemma’s en knelpunten bij de realisatie ervan? Ik realiseer me dat elk wonderwoord afzonderlijk een verhandeling van 45 minuten verdient. Dat zal ik u niet aandoen. Bij elk van de wonderwoorden schets ik een aantal van mijn observaties, mede geïnspireerd door onderzoek dat ik samen met oud-collega’s van het Verwey-Jonker Instituut de afgelopen jaren op verschillende plekken in het land heb mogen doen. Afsluitend ga ik daarbij in op de implicaties voor het wonderwoord ‘professionele ruimte’, het vijfde transformatiedoel. Vervolgens schets ik mijn/onze plannen met het lectoraat voor de komende jaren, nadrukkelijk in verbinding met het Kennisnetwerk Jeugd Haaglanden. Dan ga ik natuurlijk ook in op de wijze waarop we met het lectoraat een stevige bijdrage willen leveren aan de opleidingen aan deze hogeschool, in het bijzonder de opleidingen van de Faculteit Sociaal werk & Educatie: Social work, Pedagogiek en de Pabo.
De transformatie in het jeugddomein roept nieuwe en zeer uitdagende vraagstukken op. Het lectoraat Jeugd richtte zich in haar eerste werkperiode van 1 september 2016 tot 1 september 2020 op die vraagstukken, vanuit en samen met praktijkprofessionals, ouders en jeugdigen, beleidsvormers, docenten en studenten.
Het landelijk platform lectoren sociaal werk is een sinds 2003 bestaand samenwerkingsverband van 30 lectoren, verbonden aan 15 verschillende hogescholen. Het platform beoogt preventie van gezondheidsproblemen en bevorderen van samen zorgzaamheid van (potentieel) kwetsbare burgers door: 1. uitvoering van onderzoek zoals geagendeerd in de kennis- en onderzoeksagenda sociaal werk, inclusief werving van fondsen; 2. valorisatie van onderzoek mede door verbinding met het netwerk van kennisinstituten, de beroepsvereniging, het onderwijs, organisaties en gemeenten in het sociaal domein; 3. advisering door participatie in advies- en onderzoekscommissies over de ontwikkeling van het sociaal werk op allerlei beleidsterreinen (jeugd, GGZ, ouderen, positieve gezondheid e.d.) 4. advisering van beroepsonderwijs en beroepsvereniging sociaal werk Bij de transformatie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving is een belangrijke taak weggelegd voor het sociaal werk. Het sociaal werk is de beroepsgroep bij uitstek die bijdraagt aan participatie, zelfredzaamheid en het bouwen van informele structuren in de maatschappij (met het oog op samenleven, participatie en onderlinge steun). De relevantie van deze beroepstaken neemt toe door de vergrijzing en ontwikkelingen in het zorgdomein (toenemende gezondheidsverschillen, oplopende personeelstekorten). Om sociaal werkers in staat te stellen hieraan uitvoering te geven is de kennis- en onderzoeksagenda sociaal werk in 2020 ontwikkeld (Hooghiemstra en Van Pelt, 2020). Het platform heeft intensief bijgedragen aan de totstandkoming van deze agenda. De agenda biedt zicht op de maatschappelijke opgaven, laat kennishiaten zien en benadrukt het belang van bundeling van kennis en zichtbare impact. De toenemende relevantie van sociaal werk in combinatie met de lancering van de kennis- en onderzoekagenda sociaal werk is aanleiding voor het platform lectoren sociaal werk om de samenwerking met interne en externe stakeholders te willen intensiveren met het oog op kennisontwikkeling en –benutting.
Meidenwerkers menen van grote waarde te zijn voor het realiseren van de transformatiedoelen die voortvloeien uit de grootschalige stelselvoorziening in het sociale domein. Voor het werkelijk realiseren van hun ambitie hebben meidenwerkers hulp nodig. Meidenwerkers willen aan gemeenten, managers en collega-professionals kunnen laten zien wat concrete resultaten zijn van het meidenwerk voor het versterken van de eigen kracht. Daarvoor willen meidenwerkers meer weten over de werking van het meidenwerk. Ook willen meidenwerkers op specifieke onderdelen hun methodiek verbeteren. Meidenwerkers en hun organisaties door heel Nederland hebben lectoraat Youth Spot gevraagd om middels deze RAAK- Publiek aanvraag vast te stellen of en hoe het meidenwerk bijdraagt aan het versterken van de eigen kracht van meiden en op welke manier het meidenwerk beter ingezet kan worden op het gebruik van de groep, de familie en het netwerk. Consortium: In het consortium participeren de organisaties die investeren en meewerken aan de uitvoering van het project. Deze bestaat naast de Hogeschool van Amsterdam uit 9 publieke organisaties: ContourdeTwern, JoU, Dock, IJsterk, Streetcornerwork, Participe, Combiwel, Stichting Jeugd en Jongerenwerk Midden Holland en Dynamo. Deze organisaties zijn aanbieders van meidenwerk in grootstedelijke, stedelijke en landelijke omgevingen uit het midden, westen en zuiden van het land. Ambitie: De ambitie van meidenwerkers en hun organisaties is om met dit project aan te tonen wat de werking en het resultaat is van het meidenwerk voor het versterken van de eigen kracht van meisjes en jonge vrouwen en de methodiek meidenwerk zodanig te verbeteren dat die aansluit op hedendaagse ontwikkelingen in jeugd- en sociaal beleid. Dit opdat gemeenten blijven investeren in het meidenwerk en meisjes en jonge vrouwen in kwetsbare posities toegang houden tot ondersteuning bij het ontwikkelen van hun eigen kracht. Resultaat: Handboek: ?Kracht van meiden 2.0? waarin de met empirie onderbouwde methodiek meidenwerk beschreven staat. Nieuw ontwikkelde instrumenten worden opgenomen in de herziene methodiekbeschrijving. Ook wordt er een online platform ontworpen, waar professionals en studenten door middel van blended en sociaal leren de gelegenheid krijgen om zich de ontwikkelde kennis en instrumenten werkelijk eigen te maken. Projectplan: Het projectplan bestaat uit drie fases waarin vijf werkpakketten centraal staan. Fase 1 beslaat het onderbouwen van de methodiek (WP1), fase 2 het doorontwikkelen van de methodiek (WP 2,3 & 4) en de 3e fase kenmerkt zich door kenniscirculatie en disseminatie (WP5).