Dienst van SURF
© 2025 SURF
Nowadays, digital tools for mathematics education are sophisticated and widely available. These tools offer important opportunities, but also come with constraints. Some tools are hard to tailor by teachers, educational designers and researchers; their functionality has to be taken for granted. Other tools offer many possible educational applications, which require didactical choices. In both cases, one may experience a tension between a teacher’s didactical goals and the tool’s affordances. From the perspective of Realistic Mathematics Education (RME), this challenge concerns both guided reinvention and didactical phenomenology. In this chapter, this dialectic relationship will be addressed through the description of two particular cases of using digital tools in Dutch mathematics education: the introduction of the graphing calculator (GC), and the evolution of the online Digital Mathematics Environment (DME). From these two case descriptions, my conclusion is that students need to develop new techniques for using digital tools; techniques that interact with conceptual understanding. For teachers, it is important to be able to tailor the digital tool to their didactical intentions. From the perspective of RME, I conclude that its match with using digital technology is not self-evident. Guided reinvention may be challenged by the rigid character of the tools, and the phenomena that form the point of departure of the learning of mathematics may change in a technology-rich classroom.
LINK
Living labs are complex multi-stakeholder collaborations that often employ a usercentred and design-driven methodology to foster innovation. Conventional management tools fall short in evaluating them. However, some methods and tools dedicated to living labs' special characteristics and goals have already been developed. Most of them are still in their testing phase. Those tools are not easily accessible and can only be found in extensive research reports, which are difficult to dissect. Therefore, this paper reviews seven evaluation methods and tools specially developed for living labs. Each section of this paper is structured in the following manner: tool’s introduction (1), who uses the tool (2), and how it should be used (3). While the first set of tools, namely “ENoLL 20 Indicators”, “SISCODE Self-assessment”, and “SCIROCCO Exchange Tool” assess a living lab as an organisation and are diving deeper into the organisational activities and the complex context, the second set of methods and tools, “FormIT” and “Living Lab Markers”, evaluate living labs’ methodologies: the process they use to come to innovations. The paper's final section presents “CheRRIes Monitoring and Evaluation Tool” and “TALIA Indicator for Benchmarking Service for Regions”, which assess the regional impact made by living labs. As every living lab is different regarding its maturity (as an organisation and in its methodology) and the scope of impact it wants to make, the most crucial decision when evaluating is to determine the focus of the assessment. This overview allows for a first orientation on worked-out methods and on possible indicators to use. It also concludes that the existing tools are quite managerial in their method and aesthetics and calls for designers and social scientists to develop more playful, engaging and (possibly) learning-oriented tools to evaluate living labs in the future. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/overdiek12345/ https://www.linkedin.com/in/mari-genova-17a727196/?originalSubdomain=nl
Kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) komen te vaak in de problemen in het onderwijs, waarbij een deel van de kinderen zelfs uit het onderwijs valt. Dit heeft mogelijkerwijs te maken met twee duidelijke knelpunten van het beleid van passend onderwijs. Ten eerste is passend onderwijs nog te veel een bestuurlijk construct en nauwelijks op het handelingsniveau van professionals gericht. Ten tweede vormen de grenzen van onderwijs en de jeugdhulpverlening nog te veel een belemmering om met vereende kracht leerlingen op maat te ondersteunen. Het op maat ondersteunen vraagt om een versteviging van vaardigheden van leerkrachten en jeugdhulpverleners om het welbevinden en leergedrag van ASS-leerlingen te stimuleren. Daarbij kunnen professionals elkaars expertise beter benutten om op deze manier samen in de klas op een talentgerichte wijze het welbevinden en leergedrag van leerlingen met ASS te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is het ontwikkelen van een bruikbaar prototype van een professionaliseringsaanbod voor leerkrachten en jeugdhulpverleners dat de vaardigheden die deze professionals in de klas nodig hebben versterkt, zodat leerlingen met ASS op een passende wijze ondersteund worden in hun leergedrag en welbevinden. Het consortium –bestaande uit leerkrachten uit het (speciaal) primair onderwijs, jeugdhulpverleners, gedragsdeskundigen – managers en onderzoekers, brengt via een ontwerponderzoek de behoeftes en benodigde vaardigheden in kaart en ontwikkelt ontwerpprincipes en een concept professionaliseringsaanbod. Dit concept is de basis van een professionaliseringsaanbod waarmee een bredere groep leerkrachten en jeugdhulpverleners tools krijgt om leerlingen met ASS effectief te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is in lijn met het landelijk beleid rondom passend onderwijs en de nationale wetenschapsagenda bij het thema ‘Jeugd in ontwikkeling, opvoeding en onderwijs’. Verbetering van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in een integrale aanpak zorgt voor betere schoolresultaten, minder schooluitval en een betere communicatie tussen leerkrachten en hulpverleners en draagt bij aan een inclusieve maatschappij.
De Wet passend onderwijs (2014) zou er voor moeten zorgen dat alle kinderen een goede onderwijsplek krijgen. Echter, voor leerlingen met autismespectrumstoornis (ASS) die substantiële ondersteuning nodig hebben, is dat lastig te realiseren. Zij laten problemen zien in hun betrokkenheid bij de leertaak, wat gerelateerd is aan lage schoolprestaties en voortijdige uitval. Deze leerlingen hebben baat bij een goede gezamenlijke ondersteuning van leerkracht en jeugdprofessional. Echter, leerkrachten hebben weinig kennis en ervaring met ASS om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Jeugdhulpverleners, die op school ingezet worden, zijn onvoldoende op de hoogte van wat er vanuit het onderwijs moet gebeuren. Leerkrachten en jeugdhulpverleners kunnen elkaar versterken, maar er is nog te vaak sprake van figuurlijke afstand en gebrek aan verbondenheid. Professionalisering is nodig, gericht op het versterken van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in de klas en hun interprofessionele samenwerking. Hoe zo’n professionalisering eruit moet zien en hoe leerkrachten en jeugdhulpverleners elkaar kunnen versterken is nog onduidelijk. Er is behoefte aan good practices op dit terrein. Om dit complexe praktijkprobleem op te lossen, maken we gebruik van ontwerponderzoek. We richten ons op de vraag: Hoe draagt een professionaliseringstraject bij aan het versterken van het handelen in de klas en het interprofessioneel samenwerken van leerkrachten en jeugdhulpverleners, zodat zij een integrale aanpak kunnen vormgeven waarmee de betrokkenheid van leerlingen met ASS in de klas wordt vergroot? Daartoe ontwikkelen we een professionaliseringstraject, waarbij we voortbouwen op kennis uit onder andere het vooronderzoek ’T PASST WEL!. We voeren het traject uit en evalueren systematisch de genomen stappen. Het project levert een toepasbaar professionaliseringstraject met (e-)tools rondom good practices voor de (opleidings-)praktijk op. Deze producten bieden onderbouwde en overdraagbare oplossingen voor problemen waar leerkrachten en jeugdhulpverleners tegenaan lopen bij het integraal vormgeven van hun aanpak bij leerlingen met ASS.
In het project werken onderzoekers van het Lectoraat samen met publieke organisaties toe naar een tool waarmee onderstromen in het publieke debat rondom issues eerder kunnen worden opgemerkt. We exploreren met welk algoritme we patronen in geruchtvorming en mobilisatie kunnen opsporen, en tevens hoe we de interactie tussen newsroom-analisten en de output van een monitoring tool het beste kunnen vormgeven.Doel Het doel van dit project is een brede en structureel toepasbare aanpak van het issuemanagement: Hoe kunnen de communicatieprofessionals van publieke organisaties potentiële issues op sociale media vroegtijdig opmerken? Resultaten We willen dit bereiken door enerzijds kennis en inzicht te vergaren en anderzijds de uitkomsten daarvan voor publieke organisaties te vertalen in praktische handgrepen: tools, handleiding, training. Looptijd 01 oktober 2022 - 30 september 2024 Aanpak Via cases ingebracht door de praktijkpartners en focusgroepen staan we in nauw contact met het consortium. In de eerste werkpakketten onderzoeken we de verschillende cases aan de hand van discoursanalyse. De inzichten die we hierbij opdoen, gebruiken we vervolgens om te bekijken hoe we de interactie tussen mens en machine het beste kunnen vormgeven en wel zo dat er ten behoeve van de communicatie en het management van issues via interactieve visualisaties steeds weer triggers afgegeven worden. Op basis van de opgedane inzichten richten we een interface in. Deze maakt het analisten en communicatieprofessionals mogelijk om vroegtijdig issues te signaleren.