Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het lectoraat richt zich op participatie en stedelijke ontwikkeling. De uitdagingen en problemen die spelen in stedelijke omgevingen gaan vaak over ‘delen’ en ‘verdelen’, en over de voortdurende spanningsverhouding tussen de verscheidenheid én verbondenheid die daarbij hoort. De stad zijn wij. Voor die sociale stedelijke ontwikkeling zet het lectoraat zich in door onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de kracht van relaties en netwerken in de stad te versterken. Dat doen we vanuit onderzoek en onderwijs samen met de praktijk en het beleid. We werken ingebed, als embedded practice-based researchers. We willen relaties en netwerken niet alleen beter proberen te begrijpen, zoals de voortdurende en intrigerende spanningsverhouding tussen eenheid en verscheidenheid van mensen die daar deel van uitmaken. Ook willen we ze een positieve impuls geven, de kracht ervan benutten. Dat doen we mede door ook zelf met betrokkenen samen te werken, door samen te ‘zwermen’ tijdens het onderzoek, met als doel maatschappelijke participatie en stedelijke ontwikkeling te bevorderen. Want, zo zien wij het: voor de 21ste eeuw is er geen andere optie dan te delen. Na het inleidende eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 uiteen gezet wat de kernbijdrage van het lectoraat is. Waar richt het lectoraat zich precies op als het gaat om participatie en stedelijke ontwikkeling? En waarom? In Hoofdstuk 3 werken we die bijdrage verder uit, door in te gaan op de doorontwikkeling van het lectoraat en het onderzoeksprogramma met drie onderzoekslijnen. Onze belangrijkste drijfveer is het realiseren van maatschappelijke impact. We besluiten de tekst in hoofdstuk 4 met een aantal slotbeschouwingen.
Rede van Lector Lilian Linders, Lectoraat Empowerment en Professionalisering Het is niet bepaald voor het eerst in de geschiedenis van sociaal georiënteerde opleidingen dat het gedachtegoed van empowerment op de agenda staat. Toen ik ongeveer 40 jaar geleden begon als student aan de ‘Sociale Academie’ kregen wij al les over empowerment en eigen kracht, over Paulo Freire, Ivan Illich en Hans Achterhuis. We werden waarschuwend toegesproken over dat het doel van deze opleiding was te leren hoe we onszelf zo snel mogelijk overbodig konden maken. En dat instituties het grote kwaad van de samenleving zijn, die zo snel mogelijk omver geworpen moesten worden. Vervolgens ging ik stage lopen in een grootschalige psychiatrische inrichting. Daar was het snel gedaan met het realiseren van wat toen ook mijn idealen waren. Het was slikken of stikken: conformeren of een onvoldoende halen voor mijn stage. Ik pruttelde nog wat na, haalde bakzeil en een jaar later mijn diploma. Vervolgens ben ik door gaan studeren, want ik moest er niet aan denken dat ik zou moeten werken in deze sector. Maar wat mij nooit heeft losgelaten is dat ik in mijn stagejaar geen enkele cliënt zag verbeteren. En dat de enigen die zogenaamd met ontslag gingen ‘patiënten’ waren die wegliepen en voortijdig de behandeling afbraken. Mijn hart brak voor degenen die achterbleven in deze verstikkende setting. Waar de vaak jonge mensen bij binnenkomst nog erg op mij en mijn vrienden leken, veranderden zij gaandeweg in gedrogeerde zombies. Het enige waar ze heel goed in werden, leek het zich eigen maken van therapeutentaal. Zelf werden we daar trouwens ook meesters in. Want als personeel moesten we ook flink onder het therapeutische mes. We hadden wekelijks verplichte therapie voor stagiaires. Daarnaast hadden we therapie met de collega’s van de open setting van de bovenbouw en de gesloten setting van de onderbouw. Het vaste personeel had ook nog therapie met hun partners erbij. Gewapend met tissues en papieren zakdoekjes togen wij dus frequent naar de therapieruimte. Tijdens deze sessies ging het geen enkel moment over ons werk. We hadden het alleen over onszelf. Het waren rare tijden…