Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit proefschrift presenteert twee theoretische kaders voor het ontwerpen van games en beschrijft hoe game designers deze kunnen inzetten om het game ontwerpproces te stroomlijnen. Er bestaan op dit moment meerdere ontwerptheorie¨en voor games, maar geen enkele kan rekenen op een breed draagvlak binnen de game industrie. Vooral academische ontwerptheorie¨en hebben regelmatig een slechte reputatie. Het eerste kader dat game designers inzicht biedt in spelregels en hun werking heet Machinations en maakt gebruik van dynamische, interactieve diagrammen. Het tweede theoretische kader van dit proefschrift, Mission/Space, richt zich op level-ontwerp en spelmechanismen die de voortgang van een speler bepalen. In tegenstelling tot bestaande modellen voor level-ontwerp, bouwt Mission/Space voort op het idee dat er in een level twee verschillende structuren bestaan. Mission-diagrammen worden gebruikt om de structuur van taken en uitdagingen voor de speler te formaliseren, terwijl space-diagrammen de ruimtelijke constructie formaliseren. Beide constructies zijn aan elkaar gerelateerd, maar zijn niet hetzelfde. De verschillende wijzen waarop missies geprojecteerd kunnen worden op een bepaalde ruimte speelt uiteindelijk een belangrijke rol in de totstandkoming van de spelervaring.
In dit artikel wordt aan de hand van enkele bekende en minder bekende theoretische marktingcommunicatie modellen uitgebreid ingegaan op de werking van sponsoring van sport.
We hebben een ingewikkelde band met dieren en ook in onze huidige geïndustrialiseerde samenleving hebben we een bijzondere band met dieren. Want hoe kan het dat we intens verdriet hebben bij het overlijden van ons huisdier, en we tegelijkertijd producten consumeren waar veel dieren het leven voor laten? Wat maakt – grof gezegd – nu het verschil tussen een hond die we dagelijks verzorgen en een kip die we ’s avonds op ons bord hebben? We kunnen hier op verschillende manieren naar kijken. In dit whitepaper ‘Dieren en ethiek: voedsel of vriend?’ legt Bart Wernaart aan de hand van theoretische modellen en hypotheses de achtergronden hiervan uit en biedt hij een tweetal discussieopdrachten die in groepen kunnen worden uitgevoerd.
LINK
Kunststofcomposieten of Vezel Versterkte Kunststoffen (VVK) zijn moderne materialen die steeds vaker gebruikt worden als vervanging van conventionele materialen. Vooral in de ?mobiliteit? wordt voor vezelversterkte kunststoffen gekozen, omdat het producten een stuk lichter maakt. Lichtere producten presteren immers beter. Door de grote opkomst van vezelversterkte kunststoffen, zal ook de ?herstelmarkt? voor vezelversterkte kunststoffen de komende jaren een hoge vlucht gaan nemen. Recent zijn ook grote autofabrikanten begonnen met de verkoop van betaalbare auto?s met een veiligheidkooi die bestaat uit één groot vezel versterkt kunststofonderdeel. Na een botsing is het vervangen van zo?n deel bijna net zo kostbaar als het kopen van een nieuwe auto! Omdat autoschadeherstelbedrijven nauwelijks ervaring hebben met het repareren van vezelversterkte kunststoffen hebben zij HAN Automotive om hulp gevraagd. Vezelversterkte kunststof is echter een complex materiaal en reparatie vereist dan ook hoogwaardige theoretische kennis en specifieke praktische vaardigheden. In andere branches is veel meer ervaring met repareren en door onderzoeksinstellingen is al veel diepgaand onderzoek verricht. Vandaar dat het initiatief is genomen om een netwerk te vormen met partijen die ?van wanten weten? om het probleem van autoschadeherstellers aan te pakken en gezamenlijk te werken aan een praktische ?Tool? waarmee: * Bepaald kan worden wat de best passende manier is om de specifieke schade te repareren, * Vooraf ingeschat kan worden welke resultaten met een reparatie behaald kunnen worden. Omdat de waarde van een dergelijke ?Tool? niet beperkt is tot de automotive branche, heeft een flink aantal partijen uit de vezelversterkte kunststofbranche zich bij het initiatief aangesloten.
De overgang naar een gasvrije gebouwde omgeving is een belangrijke doelstelling van de energietransitie. Daartoe wordt veel onderzoek gedaan naar het potentieel van lage-temperatuur verwarmingssystemen in bestaande woningen, zoals warmtepompen. Het zal echter nog even duren voordat alle bestaande CV-installaties zijn vervangen. Daarom blijven korte termijn besparingen door aanpassingen aan bestaande CV-installaties belangrijk, zoals door verlaging van de aanvoertemperatuur en waterzijdig inregelen. Veel verwarmingsinstallaties zijn namelijk overgedimensioneerd nadat veel woningen zijn nageïsoleerd. Echter kwantitatief inzicht in de daadwerkelijke besparingen die zonder comfortverlies te realiseren zijn ontbreekt nog. Ruwe schattingen variëren van 2 tot 7%. Daartoe zijn theoretische analyses niet voldoende en is empirisch onderzoek is noodzakelijk. Ook blijkt dat weinig woningeigenaren hiervan op de hoogte zijn en dat installateurs nog zelden deze diensten aanbieden of de klant hierop attenderen. Het energieadviesbureau Energiepaleis (MKB), TVVL (Kennisplatform installatietechniek), FedEC (beroepsvereniging energieadviseur) en MilieuCentraal (consumentenvoorlichting) hebben daarom de HvA gevraagd om onderzoek te doen ter onderbouwing van de kennisoverdracht naar de praktijk, de dienstverlening en verdienmodellen van installateurs en energie-adviseurs en ter versterking van de consumentenvoorlichting. Het laatste zal de vraag naar dienstverlening vergroten. De onderzoeksvragen zijn betrekking op: 1) kwantitatieve besparing; 2) comfortaspecten; 3) verdienmodellen voor dienstverlening; en 4) kennislacunes en hoe deze aan te pakken. Klankbordgroepen van installatiebedrijven en energie-adviseurs zullen betrokken worden bij uitvoering en resultaten van het onderzoek. TVVL en FedEC zullen haar kennis- en leerkanalen inzetten. Het KIEM onderzoek zal samenwerken met het lopende empirische onderzoek naar lage-temperatuur verwarmingssystemen. Dit onderzoek valt binnen het thema Energietransitie en Duurzaamheid: het betreft de ontsluiting van een significante energiebesparingsoptie; het versterkt de valorisatie van innovatie door het ondersteunen van nieuwe dienstverlening door de installatie- en adviessector; en tenslotte de beroepspraktijk en de consumentenorganisaties (de klanten) werken samen aan een gemeenschappelijke vraagstelling.
Bedrijven worden geconfronteerd met ontwikkelingen in de mondiale economie die sneller, complexer en onzekerder zijn dan vroeger en een grote impact hebben. Veel ontwikkelingen worden gedreven door Smart Industry: de verregaande digitalisering en verweving van apparaten, productiemiddelen en organisaties. Smart Industry biedt bedrijven in de maakindustrie kansen om producten, processen en business modellen drastisch te vernieuwen en daarmee hun concurrentiepositie te versterken. Middelgrote bedrijven missen echter tijd, capaciteit en kennis om meer radicale innovaties te onderzoeken en in actie om te zetten. Een groep van zes vooraanstaande bedrijven in (b2b-)maakindustrie in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wil daarom gebruik maken van de kennis en faciliteiten die bij Hogeschool Rotterdam en Hogeschool InHolland beschikbaar zijn. In dit RAAK-project gaan de ondernemers samen met onderzoekers, docenten en studenten onderzoeken hoe de ondernemers hun innovatievermogen kunnen verbeteren om radicale innovatie-ideeën in het kader van Smart Industry te identificeren, te ontwikkelen en te vermarkten. Beide hogescholen zetten hiertoe een breed pallet van innovatiemodellen en -technieken in waarmee de studenten en vakdocenten de mkb-deelnemers zullen uitdagen en ondersteunen. Het project levert nieuwe kennis en inzichten op over het gebruik van deze modellen en technieken in het kader van Smart Industry. Deze kennis zal worden benut om de ‘innovatie- en ondernemerschapskit’ bij de hogescholen te versterken en het onderwijs te verbeteren.