Dienst van SURF
© 2025 SURF
Since the first series of Pop Idol aired in the UK just over a decade ago, Idols television shows have been broadcast in more than forty countries all over the world. In all those countries the global Idols format has been adapted to local cultures and production contexts, resulting in a plethora of different versions, ranging from the Dutch Idols to the Pan-Arab Super Star and from Nigerian Idol to the international blockbuster American Idol. Despite its worldwide success and widespread journalistic coverage, the Idols phenomenon has received only limited academic attention. Adapting Idols: Authenticity, Identity and Performance in a Global Television Format brings together original studies from scholars in different parts of the world to identify and evaluate the productive dimensions of Idols. As one of the world's most successful television formats, Idols offers a unique case for the study of cultural globalization. Chapters discuss how Idols shows address particular national or regional identity politics and how Idols is consumed by audiences in different territories. This book illustrates that even though the same television format is used in countries all over the globe, practices of adaptation can still result in the creation of unique local cultural products.
The ‘televisual’ names a media culture generally in which television’s multiple dimensions have shaped and continue to alter the coordinates through which we understand, theorize, intervene, and challenge contemporary media culture. Televisual culture is a culture which both encompasses and crosses all aspects of television from its experiential dimensions to its aesthetic strategies, from its technological developments to its crossmedial consequences. Concepts like liveness, media event, audiences, broadcasting need recasting as problematics around which the televisual will get interrogated within a dynamic media landscape. Rather than accept the narrative of television’s obsolescence, the series aims at seriously analyzing both the contemporary specificity of the televisual and the challenges thrown up by new developments in technology and theory in an age where digitalization and convergence are redrawing the boundaries of media
At this critical moment in time, April 2020, when we are living with the cataclysmic event of Covid-19, television – a medium declared almost dead at the beginning of this millennium – has become a vital resource for solace, daydreaming, social ritual, knowledge and storytelling. In conditions of lockdown, we turn towards television, not away from it (Ellis, 2020; Negra, 2020). We are checking news on national channels, and tuning to live broadcasting for campaigns to help the health services and communities in need, such as with the globally broadcast One World: Together At Home special. We are curling up on the sofa to engage with gripping drama, like Ozark streaming on Netflix, re-watching favourite series from the beginning, such as Buffy or Breaking Bad, and taking part in television quiz shows like Pointless, even watching repeats, to recreate a pub quiz atmosphere in the living room. On a darker note, we are also overloaded with corona news; the ritual evening news bulletin can be a source of anxiety and a cause of sleeplessness. Television infrastructure can break down, from broken satellite dishes to lost remote controls, which are tricky to fix when technicians are not so readily available to help; and television can be an economic burden. The cost of streaming Breaking Bad can push the limits of monthly contracts and data packages. Television both lightens and darkens the mood of domestic spaces and social relations in lockdown culture.
MULTIFILE
De textiel afvalberg groeit gestaag; aan de ene kant wordt er meer geproduceerd, geconsumeerd en afgedankt; aan de andere kant wordt er niet genoeg hergebruikt. Dit vraagt om oplossingen op meerdere niveaus, zowel technische oplossingen als bewustzijns- en gedragsveranderingen. De kleding- en textielsector, een van de meest vervuilende industrieën , werkt hard aan verduurzaming. In het Beleidsprogramma Circulair Textiel 2020-2025, waarmee de Rijksoverheid beoogt voor 2035 de ecologische voetafdruk van de textielsector te halveren, is een grote rol weggelegd voor de thema’s textielrecycling en consumentenbewustwording. Hoewel de toevoer van textielafval groeit, blijven gezonde verdienmodellen voor de verwerking van textielafval achter. De vraag naar gerecycled textiel is gering. In Trashure doet de Haagse Hogeschool in samenwerking met twee mkb-bedrijven onderzoek naar innovatieve en financieel gezonde businessmodellen voor het bereiken van ‘mainstream’ doelgroepen met producten van textielafval. Consortiumpartner i-did is een sociale onderneming die van gerecycled textiel producten maakt met als doel een zo groot mogelijk maatschappelijk bewustzijn creëren aangaande textielconsumptie. De particuliere afzetmarkt voor de producten is klein, omdat ze geen aansluiting vinden bij een groot publiek. In Trashure wordt verkend hoe een groot ‘mainstream’ publiek bereikt kan worden met producten van textielafval en welke rol design hierin kan spelen. Om deze reden wordt een samenwerking opgezet met duurzame couture ontwerper Ronald van der Kemp (RVDK). Trashure heeft een tweeledig doel: het vergroten van bewustzijn aangaande textielconsumptie en het herwaarderen van textielafval, en het vercommercialiseren van een toegankelijke productlijn met als primaire grondstof textielafval. Het beoogde resultaat is een sustainable business case voor Trashure en een generiek businessmodel waarin de rol van design voor de vercommercialisering en brede acceptatie van circulair textiel centraal staat. De intentie achter de samenwerking is om als voorbeeld functie te fungeren van hoe circulair textiel vermarkt en vercommercialiseerd kan worden.