Dienst van SURF
© 2025 SURF
New electronic tablet devices are often referred to as either saviours of newspapers or killers of traditional print media. These crude statements are based on a naive concept of media substitution and an overestimation of the actual use of new media for news consumption. It is much more likely that substitution will be marginal, and that the potential is much more in giving existing readers more options while attacking new users. Publishers should treat tablet devices as options, concentrating on issues like business models, free, freemium, sponsored and paid content, DRM, in-app payment models, partnerships, user-generated content, design and interface options. Academic research on the use of tablets is not yet available as these devices are not available on a massive scale, only appearing on the market since the spring of 2010, but experiences by many publishers of newspapers and magazines already provide us with enough material to map possibilities and no-go areas for publishers of news content
LINK
The adoption of tablets by young children has raised enthusiasm and concern among speech and language pathologists. This study investigated whether tablet games can be used as effectively as real play objects in vocabulary intervention for children with developmental language disorder (DLD). A randomized, controlled non-inferiority trial was conducted with 70 3-year-old children with DLD. The novel intervention group (n = 35) received 12 10-min scripted intervention sessions with symbolic play using a tablet game spread out over 8–9 weeks. The standard intervention group (n = 35) received the same amount of intervention with real objects using the same vocabulary scripts. In each session, children were exposed to 22 target words. The primary outcome was the number of new target words learned. This was measured using a picture selection task including 22 target words and 22 control words at 3 time intervals: before the intervention, immediately post-intervention, and 5 weeks later. In both intervention groups, the children learned significantly more target words than control words. No significant differences in gains between the two intervention conditions were found. This study provides evidence that vocabulary intervention for toddlers with DLD using a tablet game is equally as effective as an intervention using real objects.
LINK
Tablets lijken de nieuwe hype in het basisonderwijs. Ze bieden nieuwe mogelijkheden: met adaptieve programma’s kunnen leerlingen op hun eigen niveau werken en zien ze direct of hun antwoorden goed zijn. Aan de hand van de resultaten kunnen programma’s de moeilijkheidsgraad van de vervolgopgaven bepalen. Ook kunnen leerlingen vaak zelf kiezen waaraan ze willen werken, wat motiverend is. Leerkrachten krijgen tegelijkertijd resultaatoverzichten om eventueel direct hulp op maat te bieden. Vaak scheelt werken met tablets de leerkrachten bovendien tijd, omdat het programma een groot deel van de opgaven nakijkt. Tijd die leerkrachten bijvoorbeeld kunnen gebruiken voor het analyseren van resultaten of het voorbereiden van gerichte ondersteuning. Ondanks al die voordelen, rest er nog een vraag: leidt gebruik van tablets ook daadwerkelijk tot betere leerresultaten?
Alcoholgebruiksstoornis (AUD) is een groot probleem. Alleen al in de USA zijn er 15 miljoen mensen met een AUD en meer dan 950.000 Nederlanders drinkt overmatig. Wereldwijd is 3-8% van het aantal sterfgevallen en 5% van alle ziektes en letsels toe te schrijven aan AUD. Zorg staat voor uitdagingen. Zo krijgt meer dan de helft van de AUD-patiënten binnen een jaar na behandeling een terugval. Een oplossing hiervoor is de inzet van Cue-Exposure-Therapy (CET). Daarbij worden cliënten blootgesteld aan triggers d.m.v. objecten, mensen en omgevingen die zucht opwekken. Om op een realistische, veilige en gepersonaliseerde manier deze triggers te ervaren, wordt Virtual Reality ingezet (VRET). Op die manier worden coping-vaardigheden getraind om verlangen naar alcohol tegen te gaan. De effectiviteit van VRET is (klinisch) bewezen. De komst van AR-technologieën roept echter de vraag op om mogelijkheden van Augmented-Reality-Exposure-Therapy (ARET) te onderzoeken. ARET geniet dezelfde voordelen als VRET (zoals een realistische veilige ervaring). Maar omdat AR virtuele-componenten in de echte omgeving integreert, waarbij het lichaam zichtbaar is, roept het vermoedelijk een ander type ervaring op. Dit kan de ecologische validiteit van CET in de behandeling vergroten. Daarnaast is ARET goedkoper te ontwikkelen (minder virtuele elementen) en hebben cliënten/klinieken gemakkelijker toegang tot AR (via smartphone/tablet). Bovendien worden nieuwe AR-brillen ontwikkeld, die nadelen zoals een te klein smartphone-scherm oplossen. Ondanks de vraag vanuit behandelaars, is ARET nog nooit ontwikkeld en onderzocht rondom verslaving. In dit project wordt het eerste ARET-prototype ontwikkeld rondom AUD in de behandeling van alcoholverslaving. Het prototype wordt ontwikkeld op basis van Volumetric-Captured-Digital-Humans en toegankelijk gemaakt voor AR-brillen, tablets en smartphones. Het prototype wordt gebaseerd op RECOVRY, een door het consortium ontwikkelde VRET rondom AUD. Een prototype-test onder (ex)AUD-cliënten zal inzicht geven in behoeften en verbeterpunten vanuit patiënt en zorgverlener en in het effect van ARET in vergelijk met VRET.
Alcohol use disorder (AUD) is a major problem. In the USA alone there are 15 million people with an AUD and more than 950,000 Dutch people drink excessively. Worldwide, 3-8% of all deaths and 5% of all illnesses and injuries are attributable to AUD. Care faces challenges. For example, more than half of AUD patients relapse within a year of treatment. A solution for this is the use of Cue-Exposure-Therapy (CET). Clients are exposed to triggers through objects, people and environments that arouse craving. Virtual Reality (VRET) is used to experience these triggers in a realistic, safe, and personalized way. In this way, coping skills are trained to counteract alcohol cravings. The effectiveness of VRET has been (clinically) proven. However, the advent of AR technologies raises the question of exploring possibilities of Augmented-Reality-Exposure-Therapy (ARET). ARET enjoys the same benefits as VRET (such as a realistic safe experience). But because AR integrates virtual components into the real environment, with the body visible, it presumably evokes a different type of experience. This may increase the ecological validity of CET in treatment. In addition, ARET is cheaper to develop (fewer virtual elements) and clients/clinics have easier access to AR (via smartphone/tablet). In addition, new AR glasses are being developed, which solve disadvantages such as a smartphone screen that is too small. Despite the demand from practitioners, ARET has never been developed and researched around addiction. In this project, the first ARET prototype is developed around AUD in the treatment of alcohol addiction. The prototype is being developed based on Volumetric-Captured-Digital-Humans and made accessible for AR glasses, tablets and smartphones. The prototype will be based on RECOVRY, a VRET around AUD developed by the consortium. A prototype test among (ex)AUD clients will provide insight into needs and points for improvement from patient and care provider and into the effect of ARET compared to VRET.
Voor veel kinderen met een (ernstige en/of meervoudige) beperking is het niet eenvoudig om aan hun omgeving duidelijk te maken hoe ze zich voelen en wat ze zouden willen of nodig hebben. Ouders begrijpen de signalen van hun kinderen vaak als geen ander, maar zouden nog meer met hun kind willen communiceren. ln het project 'Praten kan ik niet..., maar communiceren wil ik wel!' is veel onderzoek gedaan naar de communicatieve ontwikkeling en het effect van het ondersteunen van de communicatie van kinderen met een beperking. Het blijkt dat er grote winst te halen valt door het inzetten van verschillende strategieën, technieken en communicatiehulpmiddelen. Te denken valt aan het inzetten van (vierhanden)gebaren, foto's, pictogrammen, film, voorwerpen, spraakknoppen of - computers en/of tablets, maar ook aan muziek, ritme, (samen) bewegen en inspelen op ervaringen. Helaas merken we in de praktijk dat ouders en therapeuten vaak niet (volledig) op de hoogte zijn van wat er allemaal mogelijk is of hoe het in te zetten bij hun kind. Daarnaast is er voor gezinnen én voor therapeuten vaak weinig tijd om hier actief aan te werken. Voor ouders die de behoefte hebben om hun kind nóg beter te kunnen begrijpen en de communicatiemogelijkheden uit te willen breiden, is tijdens het project 'Praten kan ik niet..., maar communiceren wil ik wel' vanuit de Fontys Paramedische Hogeschool in samenwerking met Stichting Wigwam in 2014 gestart met de organisatie van unieke communicatieweekenden. Dat deze communicatieweekenden voldoen aan vragen en de behoefte van ouders blijkt wel uit de evaluatie ervan en de vraag vanuit meerdere ouderverenigingen, maar ook vanuit therapeuten, om deze communicatieweekenden te blijven organiseren. Om deze weekenden te kunnen organiseren is met name geld nodig om de locaties te huren. De locaties moeten immers geschikt zijn voor overnachting en activiteitenprogramma's voor gezinnen met kinderen met beperkingen. De hogeschool en de in het project deelnemende partners beschikken niet over gebruiksrecht van een dusdanige locatie. Kosten die ouders in rekening kunnen brengen bij de zorgverzekeraar vallen buiten de begroting van deze weekenden. Er is dus sprake van een tegemoetkoming in de overige verblijfkosten. Zonder deze tegemoetkoming zouden de kosten op basis van hun financiële draagkracht voor sommige ouders te hoog zijn, waardoor zij niet zouden kunnen participeren. De subsidie biedt mogelijkheid om geïnteresseerde ouders te laten participeren. Door het organiseren van deze gesubsidieerde weekenden hopen wij voldoende basis te creëren op grond waarvan wij in de toekomst andere sponsoren bereid zullen vinden de accommodatiekosten voor hun rekening te nemen, ten einde een duurzame organisatie op te zetten. Weekenden worden georganiseerd met eigen bijdragen van verschillende partijen. Fontys medewerkers zullen de helft van hun uren als vrijwilliger werken (cofinanciering). Studenten zullen als vrijwilliger participeren. Daarnaast zullen de gezinnen betalen voor hun eigen verblijfs- en cateringkosten. Zo hanteert Stichting Wigwam een gereduceerd tarief. Deelnemende partijen hebben geen winstoogmerk.