Dienst van SURF
© 2025 SURF
This week, JMIR (Journal of Medical Internet Research) Cardio published our paper ‘Moderation of the Stressor-Strain Process in Interns by Heart Rate Variability Measured With a Wearable and Smartphone App: Within-Subject Design Using Continuous Monitoring‘. In this blogpost, I’ll attempt to break down the paper’s key findings in relatively lay language.
LINK
When considering a composite strip or plate under certain thermal and environmental conditions and loadings, there is a minimum strain threshold for the appearance of the first micro crack. The associated strain level is defined here as “critical strain”. There are various active displacement methods to measure this strain level (by tension and bending). The registration of the first micro crack is however challenging. Therefore, some alternative methods have been developed like the Bergen ellipse [1]. With this method, a relatively thin strip is forced by clamping to “follow” the elliptical contour of the jig. The strip undergoes various strain levels from 0% to 2% or 3%. However, the strain distribution as a function of the strip length is far from linear. This causes inaccurate readings and high error sensitivity for certain areas on the ellipse. To overcome this problem, a novel jig design is introduced here; this design is based on a perfectly linear strain distribution along the strip’s length. The resulting curve is a classical one known as the Euler-Fresnel curve [2]. The linearity and the constant, low sensitivity to measurement errors guarantees high accuracy. Only at the beginning and the end of the strip, the measured strain might deviate from the real one, especially when the thickness of the strip is moderately less (Dh > 0.1 [mm]) than the height of the slot, Figure 9. The jig is a low cost device that can easily be placed in climate cabinets for e.g. cryo-cycling. In this paper we focus on the mathematical derivation of the jig, compare it to the Bergen ellipse, and provide the full consideration of the associated primary and secondary forces and moments. In addition, a comprehensive strength analysis of various lay-ups is provided for the maximum strain level of 2%. The paper ends with some key conclusions and recommendations.
Microbacterium aurum strain B8.A was isolated from the sludge of a potato starch-processing factory on the basis of its ability to use granular starch as carbon- and energy source. Extracellular enzymes hydrolyzing granular starch were detected in the growth medium of M. aurum B8.A, while the type strain M. aurum DSMZ 8600 produced very little amylase activity, and hence was unable to degrade granular starch. The strain B8.A extracellular enzyme fraction degraded wheat, tapioca and potato starch at 37 °C, well below the gelatinization temperature of these starches. Starch granules of potato were hydrolyzed more slowly than of wheat and tapioca, probably due to structural differences and/or surface area effects. Partial hydrolysis of starch granules by extracellular enzymes of strain B8.A resulted in large holes of irregular sizes in case of wheat and tapioca and many smaller pores of relatively homogeneous size in case of potato. The strain B8.A extracellular amylolytic system produced mainly maltotriose and maltose from both granular and soluble starch substrates; also, larger maltooligosaccharides were formed after growth of strain B8.A in rich medium. Zymogram analysis confirmed that a different set of amylolytic enzymes was present depending on the growth conditions of M. aurum B8.A. Some of these enzymes could be partly purified by binding to starch granules.
Dit project richt zich op de ontwikkeling van de biotechnologische en chemische procesvoering om op basis van mycelium een alternatief voor leer te produceren. In vergelijking met leer is het voordeel van mycelium dat geen runderen nodig zijn, de productie kan plaatsvinden onder industriële condities en met gebruik van reststromen, de CO2 uitstoot alsook hoeveelheid afval verlaagd wordt, en het gebruik van toxische stoffen zoals chroom wordt vervangen door biobased alternatieven. In het project zullen de procescondities worden bepaald die leiden tot de vorming van optimaal mycelium. Daartoe zullen twee verschillende schimmels worden gekweekt in bioreactoren bij de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), waarbij specifiek de effecten van de procescondities (temperatuur, pH, shear, beluchting) en de samenstelling van het kweekmedium op groei van het mycelium en materiaal eigenschappen zullen worden onderzocht. De meest optimale condities zullen vervolgens worden opgeschaald. Op het op deze wijze verkregen materiaal zal Mylium BV een aantal nabehandelingsstappen uitvoeren om de sterkte, elasticiteit, en duurzaamheid van het product te vergroten. Daartoe worden biobased plasticizers, cross-linkers en/of flexibility agents gebruikt. Het resulterende eindproduct zal middels specifiek fysieke testen vergeleken worden met leer alsook worden voorgelegd aan mogelijke klanten. Indien beide resultaten positief zijn kan het betreffende proces na het project verder worden opgeschaald voor toepassing naar de markt.
De reclassering geeft haar cognitieve vaardigheidstrainingen vooral in groepen. Solo is de enige training die deelnemers een-op-een volgen. In dit vooronderzoek kijken we of Solo werkzaam is en voorziet in een behoefte.
De reclassering geeft haar cognitieve vaardigheidstrainingen vooral in groepen. Solo is de enige training die deelnemers een-op-een volgen. In dit vooronderzoek kijken we of Solo werkzaam is en voorziet in een behoefte. Over Solo Solo is afgeleid van het Engelse geaccrediteerde programma One-To-One. In 2016 zijn wijzingen op de programma-inhoud aangebracht: Solo heeft een praktischer insteek gekregen en is meer op de Nederlandse reclasseringspraktijk aangepast. Anno 2021 is opnieuw behoefte aan aanpassing: de sessies dienen meer op de leerdoelen te worden afgestemd en de delictanalyse kan eenvoudiger worden ingericht. Doel In dit onderzoek willen we het nut en de noodzaak voor de doorontwikkeling van Solo vaststellen, op basis van onderstaande vragen: Wat is de werkzaamheid van Solo? Op welke wijze sluit Solo aan op de behoeften van groepen cliënten en op de veranderende context? Welke regio’s voeren Solo uit (wat zijn redenen om Solo niet uit te voeren)? Welke suggesties voor doorontwikkeling worden gedaan? Als Solo bruikbaar en toepasbaar is, volgt de doorontwikkeling in een later stadium. Looptijd 01 oktober 2021 - 31 januari 2022 Aanpak Voordat aanpassingen in de training zullen worden gedaan, doen we een behoeftepeiling. Managers, coaches, trainers en deelnemers vormen de doelgroep van deze behoeftepeiling. Het vooronderzoek geeft concrete handvatten voor de doorontwikkeling en implementatie van Solo. Er worden meerdere onderzoeksmethoden ingezet: Literatuurstudie Enquête Semi-gestructureerde interviews bij reclasseringswerkers en cliënten Evaluatieformulieren bij cliënten Data-analyse IRIS Downloads en links