Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit artikel geeft inzicht in het fenomeen 'verzuring' van spieren door inspanning.
Stilzitten is al jaren de norm in het onderwijs. Voldoende beweging is echter een essentieel onderdeel van een goede gezondheid. In 2017 voldeed 44% van de kinderen (4-12 jaar) en 69% van de jongeren (12-18 jaar) niet aan de beweegrichtlijnen. Volgens de beweegrichtlijnen dienen kinderen en jongeren (418 jaar) dagelijks minimaal één uur tenminste matig intensief te bewegen om de gezondheid positief te beïnvloeden, waarbij minimaal drie keer per week spier- en botversterkende activiteiten worden uitgevoerd. Er is nog geen beweegrichtlijn voor kinderen jonger dan 4 jaar. Springlab, een bedrijf dat bewegend leren wil stimuleren, heeft in co-creatie met professionals in de kinderopvang een interactieve beweegvloer ontwikkeld. Met de beweegvloer wil Springlab een bijdrage leveren aan het terugbrengen van beweging in het leren van jonge kinderen. Er is echter nauwelijks onderzoek gedaan naar het effect van deze interactieve spel-, sport- of leersituaties op de ontwikkeling van hele jonge kinderen.
Recente contracties van een spier hebben grote invloed op de kracht en het vermogen dat die spier kan leveren tijdens de volgende contractie. Vermoeidheid is hiervan natuurlijk een bekend voorbeeld. Soms zijn de kracht cq. het vermogen na een eerdere contractie niet lager, maar juist hoger, vooral als deze voorafgaande contractie hoog intensief is geweest. In dat geval wordt er gesproken van 'post activation potentiation' (PAP), kortweg potentiatie. Voor de trainer is dit een zeer interessant verschijnsel, omdat bepaalde prestaties wellicht kunnen worden verbeterd door de betrokken spieren direct daaraan voorafgaand kortdurend zwaar te belasten, bijvoorbeeld door middel van een zware krachtoefening.
Relatie tussen spiermassa en vroegtijdig stoppen van chemotherapie bij patienten met hoofd-halskankerIn this study, we aim to assess whether low pre-treatment muscle mass, measured with CT at thoracic (T4) or lumbar level (L3) is associated with early termination of chemotherapy related to toxicity in head and neck cancer (HNC) patients.
Veel mensen met een spierziekte, ook wel neuromusculaire aandoeningen (NMA) genoemd, hebben een hulpvraag over conditie, en worden hiervoor begeleid door een fysiotherapeut. Door een gebrek aan richtlijnen ervaren fysiotherapeuten problemen met toepassing van aerobe training in de dagelijkse praktijk en is er een grote steunbehoefte m.b.t. het voorschrijven van training. De B-FIT trainingswijzer voorziet in deze behoefte door fysiotherapeuten praktische handvatten te bieden voor het voorschrijven van gepersonaliseerde aerobe training in de eigen leefomgeving. Na een succesvolle pilotstudie wordt de B-FIT trainingswijzer gebruikt in academische ziekenhuizen en revalidatiecentra in de 3e en 2e lijn in Nederland. B-FIT wordt echter beperkt toegepast door fysiotherapeuten in de 1e lijn, waar veel mensen met een NMA onder behandeling zijn. Er zijn verschillende mogelijke oorzaken, waaronder een gebrek aan kennis over NMA in de 1e lijn (door de zeldzaamheid van aandoeningen), en moeizame kennisoverdracht van de 2e/3e lijn naar de 1e lijn en vice versa. Er is meer inzicht nodig in mogelijke andere belemmerende en bevorderende factoren voor betere implementatie van B-FIT in de eigen leefomgeving onder begeleiding van een fysiotherapeut in de 1e lijn. Met een Community of Practice zullen deze factoren in kaart worden gebracht. Vervolgens wordt de B-FIT trainingswijzer doorontwikkeld voor optimale toepassing in de 1e lijn, en in een pilotstudie onderzoeken we de bruikbaarheid en evalueren we de tevredenheid onder fysiotherapeuten en patiënten. In dit project wordt een bestaand consortium met onderzoekers, revalidatieartsen en fysiotherapeuten vanuit universitair medische centra en revalidatiecentra en vertegenwoordigers van de patiëntenvereniging (Spierziekten Nederland) en beroepsvereniging (KNGF), verder uitgebreid met fysiotherapiepraktijken in de 1e lijn (MKB) en docenten van hogescholen. Dit project draagt bij aan verbeterde NMA zorg en verbeterde samenwerking tussen fysiotherapeuten in de 1e lijn en zorgprofessionals in de 2e/3e lijn (juiste zorg op de juiste plek), die hier allen van profiteren.
Ouderen worden steeds ouder en wonen steeds langer thuis. Een goede voedingstoestand, en de keuze van de juiste eiwitrijke voedingsproducten, dragen bij aan behoud van gezondheid en vitaliteit van thuiswonende ouderen. Uit eerder onderzoek is bekend dat enerzijds de eiwitbehoefte van ouderen verhoogd is, terwijl anderzijds de eiwitinname van thuiswonende ouderen veelal insufficiënt is. Bovendien hebben ouderen onvoldoende kennis over het belang van eiwit voor het behoud van hun vitaliteit. Bij ouderen is daarom onvoldoende bewustzijn dat zij, door voldoende eiwitten te eten, zélf een bijdrage kunnen leveren aan een gezonde en vitale oude dag. Zowel gezondheidsprofessionals als voedingsmiddelenbedrijven zijn zich bewust van de belangrijke rol van eiwit. Deze boodschap heeft de oudere consument echter nog niet bereikt. Intussen zijn voedingsmiddelenbedrijven wel al bezig hun assortiment aan te passen aan de verhoogde eiwitbehoefte van ouderen. Middels dit subsidievoorstel wordt in kaart gebracht wíe de oudere burger is die extra eiwit nodig heeft, welke kennis hij heeft en welke kennislacunes er nog zijn, aan welke informatie en aan welke producten hij behoefte heeft, en via welke communicatiekanalen hij het best geïnformeerd kan worden. Parallel hieraan wordt met producenten en oudere consumenten getest welke producten het best passen bij ‘de eiwitrijke keuze’. In dit onderzoek combineren HAN en HAS Hogeschool hun complementaire disciplines: Voeding & Diëtetiek (HAN) en Marketing & Communicatie (HAS) en werken samen met het voedingsmiddelenbedrijfsleven aan het oplossen van een concreet probleem. Nieuwe communicatiestrategieën worden ontworpen en getoetst om de oudere consument meer bewust te maken van het belang van eiwit. Resultaten worden gedissemineerd via kanalen zoals Platform Patiënt en Voeding, KBO-PCOB, het Voedingscentrum en de Stuurgroep Ondervoeding.