Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het onderzoek is een eerste aanzet voor verdere studie en wordt beschouwd als een pilot. Het doel ervan kan vanuit meerdere perspectieven worden geformuleerd. Voor Doenja Dienstverlening is een belangrijk doel betere handvatten te krijgen in het omgaan met diversiteit gerelateerde spanningen in de wijk. Voor de HU-onderzoekers is het doel meer zicht te krijgen op de complexiteit van de problematiek en de wijze waarop sociaal makelaars hier in hun dagelijks werk mee geconfronteerd worden. Voor de HU-studenten is het doel om in het kader van (de afronding van) hun studie een onderzoek mee uit te kunnen voeren ronde deze thematiek. De vraagstelling van de pilot is in samenspraak tussen de onderzoekers en sociaal makelaars geformuleerd en luidt: Hoe gaan sociaal makelaars om met diversiteit gerelateerde spanningen in de wijk? Hier konden de volgende deelvragen van worden afgeleid 1. Wanneer is er volgens sociaal makelaars sprake van spanningen in de wijk? 2. Op grond waarvan worden deze spanningen (al dan niet) gerelateerd aan toenemende diversiteit? 3. Hoe worden deze spanningen door de sociaal makelaars beoordeeld? 4. Welke werkprincipes bieden houvast in de omgang met diversiteit gerelateerde spanningen?
In de ochtend van 13 januari 2018 kregen de inwoners van Hawaii een schokkend bericht op hun mobieltjes. Een officieel overheidsbericht. “Ballistic missile threat inbound to Hawaii. Seek immediate shelter. This is not a drill.”. Het was net de tijd dat de spanningen tussen de V.S en Korea hoog opliepen. Hawaii was het enige stukje Amerikaans grondgebied dat Kim Jung Il met een nucleaire raketlading kon bereiken. De optelsom was dus snel gemaakt: het eiland zou geraakt worden door een nucleair projectiel. Je zou denken dat dat tot massale paniek onder de bevolking zou leiden, want geschikte schuilplaatsen waren niet voorhanden. De reactie onder de bevolking was echter vrij rustig. Maar wel heel verschillend.
LINK
Leidt de democratiseringsambitie van de gemeente Amsterdam tot fundamentele verandering van de manier waarop zij haar bewoners bij het besturen van de stad betrekt, of blijft het bij geïsoleerde experimenten? Wij betogen dat de experimenten in de stad leiden tot spanningen tussen de participatieve democratie en de institutionalisering van de representatieve democratie en stellen dat echte vooruitgang in participatief en co-creatief bestuur niet is gelegen in het vinden van 'olifantenpaadjes', maar in het agenderen van die spanning in discussies over systeemvernieuwing.
LINK
Eind 2022 woonden in Nederland 17.652 kinderen in een pleeggezin. Van alle pleegzorgplaatsingen betrof 46% een plaatsing in het eigen netwerk van het pleegkind, dat meestal de eigen familie is. Bij deze familieplaatsingen hebben kinderen vaker met loyaliteitsconflicten te maken vanwege complexe familierelaties dan bij plaatsingen buiten hun familie(netwerk). Familiebanden blijken een bijzondere kracht en veerkracht in familieplaatsingen: ‘Eigen bloed is het waard om voor te vechten’ (pleegzorgwerker, Van de Koot et al., 2023). Hoewel familiepleegzorg een veelbelovende vorm van pleegzorg is qua stabiliteit en vertrouwdheid voor het kind, zorgen de intergenerationele familiebanden voor meer conflicten, hoogoplopende emoties en specifieke spanningen. Hierdoor stellen familieplaatsingen de betrokken pleegzorgwerkers vaak voor uitdagingen. Vaak verblijft het kind al in het (familie)pleeggezin voordat de pleegzorgwerker betrokken raakt en kunnen er zorgen bestaan over de veiligheid van het kind. Familieplaatsing in pleegzorg vraagt daarom van pleegzorgwerkers bijzondere kennis en vaardigheden over: 1) het begeleiden van de plaatsing van het pleegkind, en 2) het begeleiden van de familierelaties. Daarover is enerzijds meer onderzoek nodig in de sterke punten en belemmeringen van familiepleegzorg, alsmede de behoeften van pleegkinderen, hun ouders en pleegouders. Anderzijds is het van belang inzicht te krijgen in de vaardigheden, hulpmiddelen en werkvormen die pleegzorgwerkers nodig hebben om deze specifieke vorm van pleegzorg te begeleiden, zodat familieplaatsingen duurzaam en stabiel blijven en/of worden. Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de volgende vraag ‘Hoe kunnen pleegzorgwerkers het pleegkind en zijn pleegouders, ouders en mogelijke andere familieleden gedurende familieplaatsingen zo begeleiden dat de relaties rondom het pleegkind van dusdanige aard zijn dat de loyaliteit van het kind naar alle voor hem belangrijke familieleden mag uitgaan?’. Het consortium beoogt dat potentieel veelbelovende plaatsingen voor kinderen minder vaak in breakdown eindigen, maar dat het kind relationele stabiliteit en welzijn ervaart.
CSRD staat voor Corporate Sustainability Reporting Directive. Via deze nieuwe wet- en regelgeving moeten bedrijven duurzaamheidsgegevens opnemen in hun jaarverslag onder andere vanuit de keten. Accountants dienen deze vervolgens te voorzien van een accountantsverklaring. Vanuit de bloembollen- en knollensector (in opdracht van de stichting Sustainable Suppliers; vertegenwoordigt 80% sector voor de droogverkoop) is er een CSRD-consortium opgericht met kernteamleden uit de keten. Royal Anthos (de brancheorganisatie voor de handel bloembollen en knollen) heeft de lead om met het consortium de toepassing van de CSRD te onderzoeken. Verwacht wordt dat een beperkt aantal bedrijven en afnemers van handelsbedrijven (vaak retailers) rapportageplichtig zullen zijn en de nodige duurzaamheidsinformatie zullen opvragen uit de keten. Tijdens de eerste CSRD-exploratie sessies kwamen vragen naar voren zoals: Kunnen producenten in de keten de data leveren? Wat wordt er van ze verwacht? Deze vragen zijn zeer geschikt om in een KIEM-aanvraag te onderzoeken, met als hoofdonderzoeksvraag: “Hoe beschikbaar en geschikt is de CSRD-data binnen de bloembollen- en knollensector bij leveranciers?”, en deelvragen: a) Welke eisen stellen afnemers aan producenten? b) In hoeverre voldoen de producenten aan de eisen? c) Hoe kunnen producenten voldoen aan deze nieuwe informatievraag? d) Welke inspanningen zijn nodig om ontbrekende data te verkrijgen? e) Welke rol hee^ bestaande certificering in de informatiebehoefte? De beoogde projectresultaten zijn: o Website CSRD Q&A bollensector: o Welke CSRD-informatie is voorhanden en wat niet (de GAP)? o Mogelijke acties om de GAP te verkleinen (laaghangend fruit) o Masterclass praktisch omgaan met CSRD (wordt omgezet naar een webinar) o Ontwikkelen van een vaktechnische publicatie en of wetenschappelijke publicatie Het KIEM-project wordt geleid en uitgevoerd door het Yuverta practoraat Circulaire Agribusiness waarin wordt samengewerkt met het Hogeschool Arnhem Nijmegen lectoraat Futureproof Control (gespecialiseerd op CSRD en reporting).
Gezond beweeggedrag bevordert de kwaliteit van leven en helpt bij het verminderen of voorkomen van gezondheidsklachten en heeft een positieve invloed op sociaal welbevinden, participatie en welzijn. Gezond leven is primair de verantwoordelijkheid van mensen zelf, maar niet iedereen is in staat om gezond gedrag zelfstandig te initiëren en vol te houden. Voor deze mensen is in de eerstelijnszorg veel aandacht. Frustrerend is dat ondanks alle inspanningen de zorgprofessionals, zoals de fysiotherapeut, praktijkondersteuner en beweegconsulent, zelf inschat-ten dat 50-90% van de cliënten binnen een jaar terugvalt in ongezond beweeggedrag. Hoewel aansluiten bij de mate van zelfmanagement van de cliënt hierbij kansrijk lijkt, blijkt de huidige aanpak onvoldoende. Bewijskracht voor het belang van het stimuleren van gezond gedrag in de context, een combinatie van achtergrondkenmerken en sociaal, psychisch en fysiek functioneren in de leefomgeving, neemt toe. Maar hoe betrek je als professional deze context in een persoonsgericht ondersteuningstraject? Hogeschool Leiden, De Haagse Hogeschool en Hogeschool Rotterdam gaan samen een methodiek ontwikkelen die antwoord geeft op deze vraag. Het BiBoZ project identificeert functioneringsprofielen vanuit cliëntenperspectief en identificeert profielspecifieke bouwstenen voor duurzaam gezond beweeggedrag. De functioneringsprofielen zijn gebaseerd op individuele kenmerken en gedrag beïnvloedende componenten zoals het fysieke, sociale en psychische functioneren in de dagelijkse leefomgeving van de cliënt. Bouwstenen zijn bestaande interventies en diensten zoals: beweeginterventie, een app of verwijzing naar een beweegaanbod of burgerinitiatief. Voor het definiëren van de functioneringsprofielen en bouwstenen starten we bij de cliënt, werken we gedurende het hele traject in co-creatie met de praktijk, gebruiken we het Behavioural Change Wheel als theoretisch raamwerk en gebruiken we naast kwalitatieve technieken ontwerpgerichte onderzoekstechnieken. Vanuit deze nieuwe open en brede blik werken we toe naar een prototype van een methodiek te gebruiken door zorgprofessionals voor op maat ondersteunen van hun cliënten in het bereiken van duurzaam gezond beweeggedrag.