Dienst van SURF
© 2025 SURF
Full text aanvragen bij auteur via link Hoofdstuk 26 in Leefklimaat in de klinische forensische zorg
LINK
Vanaf 1 januari 2025 moet elk geregistreerd manueel therapeut een masterdiploma hebben gehaald. Uit een enquête onder NVMT-leden zonder master blijkt dat op dit moment een meerderheid verwacht niet op tijd een master te hebben afgerond. De resultaten zijn voorgelegd aan de opleidingen, die suggesties doen voor het behalen van het masterniveau.
Achtergrond Het is bekend dat gestructureerde instrumenten voor taxatie van het kortetermijnrisico bijdragen aan het voorspellen van fysiek agressief gedrag bij patiënten in de acute psychiatrie. Doel Onderzoeken of de Brøset Violence Checklist (BVC), een instrument voor de inschatting van fysieke agressie op korte termijn, kan bijdragen aan het voorspellen van fysieke agressie-incidenten binnen de forensische psychiatrie en onderzoeken hoe het gebruik van de BVC wordt ervaren. Methode Tweemaal per 24 uur op min of meer vaste momenten werd voor alle patiënten die in 2019 verbleven op een crisisafdeling binnen een forensisch psychiatrisch centrum een BVC-score geregistreerd. De totaalscores van de BVC werden vervolgens gerelateerd aan fysieke agressie-incidenten. Daarnaast werden focusgroepen en interviews gehouden met sociotherapeuten om de ervaringen met het gebruik van de BVC te onderzoeken. Resultaten Uit de analyse kwam een significante voorspellende waarde van de BVC-totaalscore naar voren (AUC = 0,69; p < 0,01). Bovendien ervoeren de sociotherapeuten de BVC als gebruikersvriendelijk en weinig tijdsintensief. Conclusie De BVC heeft toegevoegde waarde voor de forensische psychiatrie. Dit geldt met name voor patiënten bij wie de primaire diagnose géén persoonlijkheidsstoornis betreft.
Zorg voor mensen met autisme is vaak zeer complex. De begeleiding en behandeling van een aanzienlijk deel van deze mensen verloopt over verschillende echelons en maakt levensloopbenadering binnen netwerkzorg noodzakelijk. Nog te vaak is er sprake van stagnatie van behandeling en begeleiding, omdat er te weinig aansluiting werd gevonden bij de actuele leefwereld van de persoon met autisme. De hoogspecialistische zorg wordt hier veelvuldig mee geconfronteerd. Vooral bij de hbo-professionals in de hoogspecialistische zorg (sociotherapeuten, maatschappelijk werkers, verpleegkundigen) is er daarom een grote behoefte aan een wetenschappelijk onderbouwde werkwijze om vanuit de belevingswereld van de persoon met autisme te kunnen werken. Een dergelijke werkwijze zou de handelingsbekwaamheid beduidend vergroten door o.a. het niet-normatief bespreken van moeilijkheden bij het functioneren in de maatschappij en het samen zoeken naar oplossingen en toekomstperspectief. De persoon met autisme zal door beter begrip van zijn belevingswereld bovendien meer gemotiveerd zijn voor het volgen van de behandel- en trainingsprogramma’s, en daarmee het behandelresultaat verbeteren. Vanuit hun expertise is het juist aan hoogspecialistische centra om deze werkwijze te ontwikkelen, in samenspraak met hun netwerkpartners. Met de methodieken Appreciative Inquiry en Realistische Impact Evaluatie ontwikkelt het lectoraat Volwaardig Leven met Autisme samen met drie hoogspecialistische instellingen voor autisme (Leo Kannerhuis, Dimence, Karakter) en hun zorgnetwerken een werkwijze die is gebaseerd op de Enactive Mind (EM) theorie. De kern van het huidige project is gebaseerd op een alternatieve benadering van autisme, een benadering die de problematiek niet binnen de persoon met autisme legt maar tussen de persoon met autisme en zijn omgeving. Het beschouwt autisme als een interactiefenomeen. Centraal in het onderzoek staat de vraag welke procedures, methodieken en instrumenten de hbo-professionals daarbij kunnen ondersteunen, zodat de persoon met autisme na de behandeling beter functioneert in een voor hem betekenisvol en beter afgestemd (zorg)netwerk.
Het oorspronkelijke RAAK-publiek onderzoek richt zich op het verbeteren van het gezinsgericht/systemisch werken binnen klinische jeugdpsychiatrische afdelingen. Sociotherapeuten (therapeuten die op de groep werken) ervaren handelingsverlegenheid in het contact met ouders. Hoewel er systemisch/gezinsgericht gewerkt wordt, vinden professionals het lastig dit integraal vorm te geven binnen de organisatie. In het onderzoek wordt een methodiek ontwikkeld met als doel de handelingsverlegenheid bij professionals te verminderen en de samenwerking met het gezin te verbeteren. De methodiek bestaat uit 1) een training voor professionals en 2) een verbetertraject van de systemische visie en werkvormen in de organisatie. De methodiek wordt ontwikkeld o.b.v. interviews met professionals, ouders en jongeren en geïmplementeerd op zes afdelingen bij twee kinder- en jeugdpsychiatrische instellingen (participatief actieonderzoek). Het onderzoek is in eerste instantie goed gestart. De inclusie van de interviews verliep volgens plan en de training voor de professionals werd ontwikkeld. Echter door de coronamaatregelen in de praktijkinstellingen heeft het onderzoek zes maanden vertraging opgelopen en hebben de onderzoekers meer tijd moeten investeren om het onderzoek te kunnen voortzetten en de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen. De subsidieaanvraag gaat om het financieren van de zes maanden extra investering van de docent-onderzoeker en onderzoeksassistent. De extra investeringen betroffen het volgende: 1 de trainingen moesten worden verzet (naar 6-9 maanden later), omdat de bijeenkomsten niet door mochten gaan in de praktijkinstellingen. 2 het verbetertraject van de systemische visie/werkvormen in de praktijkinstellingen heeft zes maanden vertraging opgelopen. Er is ingezet op verbinding en samenwerking met de twee praktijkinstellingen. 3 de interviews moesten via beeldbellen gedaan worden, dit kostte onderzoekers een grotere tijdsinvestering. 4 er zijn voorinvesteringen gedaan voor het implementeren van de training in het onderwijs voor de opleiding Sociaal Werk. Deze investeringen hebben ertoe geleid dat het onderzoek momenteel weer goed loopt.
Jongeren die worden opgenomen op een klinisch psychiatrische afdeling zijn vastgelopen op meerdere levensgebieden en vrijwel altijd is het gezin ontwricht. Het gezin wordt daarom intensief betrokken bij de behandeling. Sociotherapeuten (therapeuten die op de groep werken) van verschillende kinder- en jeugdpsychiatrische instellingen geven echter aan handelingsverlegenheid te ervaren in het contact met ouders. Sociotherapeuten vinden het lastig om in taal en houding aansluiting te vinden. Ook bij het dagelijks contact met ouders ervaren zij moeilijkheden in het voortzetten van de ingezette lijn van de systeemtherapeut (therapeut die zich richt op de onderlinge relaties binnen het gezin). Hoewel er systemisch gewerkt wordt, vinden professionals het lastig dit integraal vorm te geven. Ouders en jongeren geven ook verbetermogelijkheden aan, vooral in de mate van het betrekken van ouders, praktisch oefenen, communicatie en informatie verstrekking. In dit onderzoek wordt een methodiek ontwikkeld met als doel de handelingsverlegenheid bij professionals te verminderen en de samenwerking met het gezin te verbeteren. Deze methodiek wordt ontwikkeld op basis van integratie van bestaande methodieken en kwalitatief onderzoek bij jongeren, ouders en professionals. De methodiek wordt ontwikkeld in directe samenspraak met professionals, ouders en jongeren (participatief actieonderzoek) en geïmplementeerd op 6 afdelingen bij twee kinder- en jeugdpsychiatrische instellingen. Vervolgens wordt er geëvalueerd met jongeren, ouders en professionals, waarna verbeteringen worden doorgevoerd en geëvalueerd. Door dit proces wordt de mening van ouders en jongeren optimaal verwerkt en gezorgd dat de handelingsverlegenheid van professionals daadwerkelijk wordt verminderd. Evaluatie van de methodiek gebeurt kwalitatief met semigestructureerde interviews. Het effect wordt kwantitatief gemeten met vragenlijsten over samenwerking, patiënttevredenheid en functioneren van de jongere en het gezin. De verworven kennis en praktijkervaring worden verwerkt in onderwijsmodules voor de hbo-opleiding Sociaal Werk, waardoor studenten ook worden getraind en zich bekwaam voelen in het contact met ouders in hun toekomstige werk als sociotherapeut.