Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit is de lectorale rede van Henk Kievit voor het lectoraat Mens & Organisatie. De rede gaat als eerste in op de veranderende paradigma’s in de samenleving. Welke samenlevingsruimtes worden ontwikkeld en hoe overlappen de grenzen van die ruimtes, waardoor nieuwe samenhangen ontstaan? Dit wordt geanalyseerd met behulp van het model van de Zweedse socioloog Pestoff. Daarna wordt nagegaan hoe de transities in samenleving en staat op gang zijn gebracht in de tweede helft van de twintigste eeuw. Hoe betekenen zij de afbouw van de verzorgingsstaat en de opbouw van de participatiesamenleving met de daarbij behorende transactiestaat. Vervolgens wordt een andere benadering van dienstverlening besproken. Er wordt ingegaan op de mogelijkheden van een dienstverlenende houding, die een vernieuwde dienstbaarheid toelaat. Hoe werkt verbindend organiseren vanuit een houding van wederkerigheid en wederzijdse aantrekkelijkheid? Daarna wordt het begrip ‘dienstbaar organiseren’ uitgewerkt en concreet gemaakt als methode, en worden hier ook voorbeelden van gegeven. Tot slot wordt de kennisagenda van het lectoraat uitgewerkt. In het kader van dit lectoraat zal het onderzoek naar dienstbaar organiseren plaatsvinden in de context van de FoodValley regio.
Wie aan de slag wil als sociaal ondernemer of meer wil weten over sociaal ondernemerschap, vindt in Sociaal ondernemerschap: impact eerst een uitgebreide gids vol inzichten en praktische adviezen. Het boek bestaat uit drie delen. Het eerste deel, ‘Impact eerst’, laat zien hoe sociaal ondernemerschap past binnen nieuw economisch denken en hoe het zich verhoudt tot andere concepten, zoals maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen. Heldere voorbeelden en gedetailleerde analyses tonen hoe sociale ondernemingen maatschappelijke problemen aanpakken. Tevens gaat het in op het begrip impact: wat betekent dit nu precies en hoe kun je impact creëren en meten?Het tweede deel, ‘Sociaal ondernemen in de praktijk’, biedt praktische richtlijnen voor het starten en organiseren van een sociale onderneming. Het bespreekt kenmerken en vaardigheden van sociaal ondernemers, het opzetten en organiseren van een sociale onderneming en het functioneren van het ecosysteem rond sociaal ondernemerschap.In het derde deel, ‘De toekomst van sociaal ondernemerschap’, staan tien kansen voor de toekomst centraal. Hierin geeft de auteur aan hoe je als sociaal ondernemer kunt bijdragen aan beter onderwijs, sociale inclusie en duurzaamheid. Het boek wordt gecompleteerd met een lijst met tips voor verder lezen, kijken en luisteren.Sociaal ondernemerschap: impact eerst is een waardevolle bron voor ondernemers, beleidsmakers, studenten en iedereen die geïnteresseerd is in ondernemen met een maatschappelijke missie. Het boek presenteert de inzichten en tools om positieve verandering te realiseren door middel van sociaal ondernemerschap.
MULTIFILE
De loopbaan van mannen wordt beperkt als ze kiezen voor een werkweek van 4 keer 9 uur, maar vrouwen profiteren juist van zo’n indeling. Dat is een conclusie van het arbeidsmarktonderzoek van economisch geograaf Inge Noback. Uit het onderzoek blijkt verder dat het aantal gewerkte uren per week voor beide seksen nog altijd daalt. Noback: ‘Als de overheid zich zorgen maakt over vergrijzing moet ze niet alleen de pensioenleeftijd verhogen, maar ook meer uren werken op de agenda zetten.’ Noback promoveert op 27 oktober 2011 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Voor haar onderzoek naar de verschillen in loopbaanontwikkeling tussen mannen en vrouwen dook Noback in de administratie van een groot Nederlands bedrijf. Door met een loep te kijken hoe de carrière van mannen en vrouwen zich ontwikkelde, gerelateerd aan het aantal uren dat zij werkten, vond zij uit dat de seksen naar verschillende maatstaven worden beoordeeld: ‘Omdat het om één bedrijf gaat kun je niet generaliseren, maar je ziet wel hoe processen werken. Het blijkt dat vier dagen van negen uur voor mannen niet werkt. Zij worden geacht altijd beschikbaar te zijn. Als ze er één dag van de week niet zijn, worden ze daarop afgerekend. Voor vrouwen ligt dat anders, omdat men er toch al van uitgaat dat ze parttime werken. Zij kwamen dus sneller vooruit.’ Regionale verschillen Het onderzoek naar de verschillen in carrière is maar één onderdeel in het arbeidsmarktonderzoek. Noback keek bijvoorbeeld ook naar de regionale verschillen in arbeidsparticipatie. Vrouwen in een stedelijke omgeving blijken vaker en langer te werken dan hun seksegenoten op het platteland. Mannen werken in steden juist minder. Een andere opvallende conclusie is dat vrouwen van werk weerhouden worden niet alleen door zorg voor kinderen, maar ook die voor ouderen in de omgeving. Kinderen In Nederland hebben weliswaar relatief veel vrouwen een baan, maar gemiddeld werken ze veel minder uren dan vrouwen in de meeste andere Europese landen. Ook mannen werken steeds minder uren, zeker na de geboorte van het eerste kind, stelde Noback vast. Dat kan niet lang zo doorgaan, verwacht ze: ‘De overheid moet zorgen voor langere werkweken, want met alleen het verhogen van de pensioenleeftijd redden we het niet. Er is dus meer kinderopvang nodig. Nu zijn kinderen nog allesbepalend voor de loopbaan van vrouwen en eigenlijk is dat helemaal niet vanzelfsprekend. Natuurlijk heb je vrouwen met jonge kinderen die daarvoor een periode willen thuisblijven. Dat moeten ze vooral doen, maar dat hoeft niet de hele loopbaan te bepalen.’ Vingerafdruk Er zijn veel geaggregeerde gegevens beschikbaar over de arbeidsmarkt en ook over arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen. Het CBS, de UWV en andere instanties publiceren ze met grote regelmaat. Dat veel vrouwen in Nederland een parttimebaan hebben, maar per saldo minder uren werken dan seksegenoten in veel andere landen is bekend, evenals de trend dat zowel mannen als vrouwen steeds minder werken. Maar Noback kreeg voor haar onderzoek unieke gegevens tot haar beschikking: ‘Ik mocht rondsnuffelen in de microdata van het CBS. Dat betekent geanonimiseerde informatie over tien miljoen individuele banen, en heel specifieke informatie over de dynamiek in bijvoorbeeld het aantal gewerkte uren. In tegenstelling tot de survey data is dat echt nieuw. Je mag ze alleen bekijken, je krijgt toegang vanaf je laptop met een vingerafdruk, dankzij een programma dat ze bij je thuis komen installeren. Echt heel bijzonder.’ Arbeidspotentieel Uit dit Sociaal Statistisch Banen Bestand maakte Noback een selectie van werknemers die tussen 2003 en 2005 dezelfde baan hebben gehouden, maar van wie wel het aantal werkuren kon zijn veranderd. Het blijkt dat de werkuren van vrouwen vaker veranderen dan die van mannen, helemaal als ze eerst een baan hadden van minder dan drie dagen per week. Noback: ‘Dat toont aan dat er nog behoorlijk wat arbeidspotentieel over is.’
LINK
Dit postdoc-traject wordt uitgevoerd binnen het lectoraat Arbeid & Gezondheid (A&G) en het expertiseteam Health Promotion & Performance (HP&P) binnen de Academie Sport en Bewegen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Het postdoc-traject zal een bijdrage leveren aan het verkleinen van sociaal-economische gezondheidsverschillen door het vergroten van de duurzame inzetbaarheid van MBO-studenten niveau 2 en 3 en jong¬¬e/startende zorgmedewerkers niveau 2 en 3 (helpenden/verzorgenden). De uitstroom van het jongere personeel uit de zorg en tijdens de eindfase van hun studie verdient aandacht. Redenen daarvoor hebben te maken met een verminderde mentale en fysieke vitaliteit. Een evidence-based sport- en beweegprogramma (S&Bprogramma) in de vrije tijd is effectief gebleken bij andere doelgroepen. Het zal tot een betere mentale en fysieke vitaliteit moeten leiden door een verbeterde belastbaarheid, betere slaap, ontspanning en gezondere afstand tot het werk. De context van een interventie zoals onregelmatige werktijden, lagere zelfregulatie, werk(studie)druk en verminderde sociale cohesie is echter belangrijk voor de effectiviteit van een interventie. Vanwege deze contextuele afhankelijkheid en om afstemming te bereiken met de doelgroep wordt gekozen voor een ontwerpgerichte insteek met kwalitatieve participatieve onderzoeksmethoden. Doel van dit traject is dus om te achterhalen binnen welke contexten het aangepaste S&Bprogramma voor wie, wanneer en hoe effectief is om fysieke/mentale vitaliteit van studerende en jonge/startende zorgmedewerkers met een lage sociaal-economische status (MBO-niveau 2/3) te verbeteren. Voor de effectevaluatie zal gebruik gemaakt worden van kwantitatieve en kwalitatieve (realistische evaluatie) analyses. De aanvrager is hoofddocent en onderzoeker en gepromoveerd op het onderwerp arbeidsparticipatie van zorgpersoneel. Hij begeleidt afstudeertrajecten binnen de academie Sport en Bewegen en onderzoekstrajecten binnen de master Sport- en Beweeginnovatie. De onderzoeken worden uitgevoerd door bachelor- en masterstudenten en inzichten zullen in de doorontwikkeling van het curriculum en het systeem van studentenbegeleiding geïmplementeerd worden.
Welvaartsziekten hebben een grote impact op burgers, waarbij verschillen in gezondheid samenhangen met de sociaal-economische status. Om blijvende leefstijlveranderingen te realiseren worden persoonlijke factoren, maar ook de woon- leef- en sociale omgeving meegenomen in dit project. Burgers uit vier fieldlabs in het Noorden van Nederland, met onderzoekers, kunstenaars en industrie realiseren 'healthy living as a service'. Slimme technologie en data sciences, waarmee gezondheid en leefomgeving gemonitored worden, zal de burgers ondersteunen en coachen bij het verbeteren van hun levensstijl en motiveren om dit langdurig vol te houden. Burgers wordt bewust gemaakt wat de betekenis is van technology en data om gezondheid te monitoren, zodat eigen keuzen gemaakt kunnen worden.
Kansarme groepen in de samenleving, zoals mensen met een lage sociaal-economische positie, profiteren onvoldoende van gedragsveranderende interventies op het gebied van gezondheid. Dat terwijl de problemen die samenhangen met ongezond gedrag bij hen relatief vaak voorkomen. Onder gezondheidsprofessionals en interventie-ontwerpers is er behoefte aan een helder overzicht van de gedragsveranderende strategieën die aansluiten bij kansarme groepen, maar bewezen werkzame strategieën zijn nog nauwelijks voorhanden. Met name op het gebied van e-health voor gezonde voeding blijft het onderzoek achter. In dit project genereren we zo’n overzicht middels een scoping review (een systematische literatuuranalyse), waarvan we de resultaten toetsen aan experts uit de praktijk. We vormen een nieuw consortium met Hogeschool Utrecht, Voedingscentrum, Pharos, GGD Noord- en Oost-Gelderland, Stichting Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (IVO) en Open Universiteit. De opbrengst van dit project bestaat uit een overzicht van gedragsveranderende strategieën en onderliggende werkingsmechanismen in interventies gericht op kansarme groepen, getoetst aan de beroepspraktijk. Daarnaast ontstaat een samenwerkingsverband dat de basis vormt voor een bredere vervolgaanvraag, waarin we diepgaand ingaan op het ontwerpen van effectieve interventies voor gezond gedrag gericht op kansarme groepen.