Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit onderzoek meet de ervaren effecten van de pilottraining 'Doorbreek eenzaamheid en sociaal isolement' voor vrijwillige en professionele ondersteuners die plaatsvond in de periode september 2014 - maart 2015 op zes locaties in Nederland. Het doel van de pilottraining en bijbehorend werkboek, inmiddels getiteld Eenzaam ben je niet alleen. Samen werken aan een nieuwe visie op eenzaamheid en sociaal isolement, is professionals en vrijwilligers te ondersteunen bij vragen rondom eenzaamheid en sociaal isolement. Uitgangspunt is een geïntegreerde werkwijze die uitgaat van de vraag van de persoon die kampt met eenzaamheid of sociaal isolement. Zo werd tijdens de pilot getraind op het: signaleren, bespreekbaar maken, de vraag verhelderen en het maken van een persoonlijk (actie)plan. In dit onderzoek is de handelingsbekwaamheid rondom eenzaamheid en sociaal isolement van de deelnemers aan de pilottraining gemeten en niet de effecten van de training voor de persoon die met eenzaamheid of sociaal isolement kampt.
Gevoelens van eenzaamheid en sociaal isolement zijn voor veel mensen een taboe. Deze gevoelens komen echter veel voor, zowel bij jongeren als ouderen en binnen alle lagen van de samenleving. Extra risico lopen mensen met een verstandelijke of psychische beperking, ouderen en chronisch zieken. Maar ook maatschappelijke factoren, zoals werkeloosheid en lage inkomsten kunnen leiden tot social isolement en eenzaamheid.
Het doel van deze docentenhandleiding bij de cursus Sociaal isolement is de docent een aantal handvatten te geven bij de uitvoering van het programma. Het gaat daarbij vooral om cursusmateriaal dat tijdens de bijeenkomsten met de studenten ingezet kan worden. Dit studiemateriaal is per les geordend. Concreet gaat het hierbij om PowerPoint presentaties, opdrachten die tijdens de les uitgevoerd kunnen worden ter verwerking van de literatuur en ter verdieping van inzichten en voor het ontwikkelen van visie en houding ten aanzien van de doelgroep sociaal geïsoleerden.
Mensen met communicatieve beperkingen kunnen zich vaak niet optimaal ontplooien en kunnen vaak niet optimaal participeren in de maatschappij waardoor ze uiteenlopende problemen krijgen zoals initiatiefverlies (50%) , in zichzelf gekeerd zijn (41%) of zelfs een depressie (45%) (1). Daardoor doen ze vaak meer beroep op de gezondheidszorg dan nodig. Communicatie Ondersteunende Hulpmiddelen (COH) zijn voor deze doelgroep een belangrijk instrument om de communicatieve beperkingen te overbruggen. Mensen met dyslexie staan voor grote uitdagingen in hun schoolcarrière en later hun werk carrière omwille van hun beperkingen in de geschreven taal. Hierdoor kiezen ze vaak voor een lager opleidingsniveau dan op basis van hun overige competenties passend is. Compenserende Dyslexie Hulpmiddelen (CDH) kunnen een belangrijk antwoord bieden op dagelijks ervaren problemen van mensen met dyslexie, mits optimaal ingezet. Waar COH de communicatie tussen personen ondersteunt, zijn CDH eerder compenserend of dispenserend voor de persoon met dyslexie zelf. Hoewel COH en CDH twee verschillende domeinen zijn, die ook een andere doelgroep bedienen, signaleren leveranciers van beide typen hulpmiddelen gelijkaardige problemen in de customerservice: de mogelijkheden worden vaak niet optimaal benut na levering, waardoor communicatieve en/of opleidingskansen niet of onvoldoende gegrepen worden. Voor mensen met een spraak/taalstoornis ligt zelfs sociaal isolement op de loer. Leveranciers van COH en CDH willen weten hoe zij als MKB`ers kunnen bijdragen aan optimale verstrekking en optimaal gebruik van deze hulpmiddelen. Dit is belangrijk omdat hierdoor de effectiviteit en doelmatigheid van hun product- en dienstverlening verbeterd wordt. Dit is het uitgangspunt voor bedrijven om het project COM (COH en CDH Op de Markt) op te starten. COM is specifiek gericht op het optimaliseren van het verstrekkingsproces en het effectief gebruik van communicatie ondersteunende hulpmiddelen (COH) en compenserende dyslexie hulpmiddelen (CDH). Binnen dit project wordt een integrale methodiek voor implementatie van COH en CDH ontwikkeld op basis van de `Basisrichtlijn Hulpmiddelenzorg`(2). De Basisrichtlijn Hulpmiddelenzorg brengt de gehele keten van activiteiten in de hulpmiddelenzorg in beeld: van het signaleren van een probleem tot aan de evaluatie van het gebruik van het geleverde hulpmiddel. De activiteiten zijn uitgewerkt in acties van cliënt en acties van zorgdeskundigen. In dit project richten wij ons op de laatste drie stappen van deze procesbeschrijving, vanaf het moment dat de leveranciers in beeld komen, m.n. leveren en instrueren van hulpmiddelen. Het succes van COH en CDH is onlosmakelijk verbonden met de context waarin het gebruikt wordt. Deze methodiek richt zich dan ook enerzijds op optimale verstrekking en optimaal gebruik van het hulpmiddel in het dagelijkse leven en anderzijds op het betrekken van de sociale omgeving (ouders/partners, familieleden, vrienden, bekenden, zorgverleners en leerkrachten) van de gebruiker zodat deze het gebruik van het hulpmiddel accepteert, faciliteert en stimuleert. De ontwikkelde kennis kan geëxtrapoleerd worden naar andere hulpmiddelengroepen door de ontwikkelde methodiek in vervolgprojecten te beproeven voor andere hulpmiddelen. Tevens kan de opgedane kennis benut worden bij de doorontwikkeling van COH en CDH.
Langdurig werklozen, statushouders, dak- en thuislozen, ze voelen zich vaak gemarginaliseerd en eenzaam. Eén manier om te helpen, is deelname aan sport. In de praktijk gebeurt dit nog maar weinig. Hoe daar verandering in kan worden gebracht onderzoekt CISE.
Dit Professional Doctorate-traject zal zich richten op het doorontwikkelen van de sociaal werk interventie vangnetwerken, een interventie die is beschreven en onderzocht, op vier door de praktijk gearticuleerde issues : ● Methodische verdieping ● Samenwerking tussen GGZ en sociaal werk ● De rol van ‘coaching on the job’ bij het aanleren van de methode ● Duurzame financiering van sociaal werk interventies. De betrokken werkveldorganisatie is welzijnsorganisatie ContourdeTwern. Deze organisatie wil gedurende het traject 4 bestaande vangnetwerken doorontwikkelen en 2 nieuw op te zetten. Binnen het traject wordt gebruik gemaakt van participatieve methoden, zoals participatief actie-onderzoek en professional development. De activiteiten binnen het traject zijn in de eerste plaats gericht op lokale praktijkversterking. In de tweede plaats worden ervaringen die in het traject worden opgedaan verbreed naar andere interventies voor de doelgroep. Ten derde worden de ervaringen in het traject benut om landelijk te agenderen. Tot slot levert het traject een bijdrage aan kennisontwikkeling voor het sociaal werk.