Dienst van SURF
© 2025 SURF
Background: The aim of this study is to validate a newly developed nurses' self-efficacy sources inventory. We test the validity of a five-dimensional model of sources of self-efficacy, which we contrast with the traditional four-dimensional model based on Bandura's theoretical concepts. Methods: Confirmatory factor analysis was used in the development of the newly developed self-efficacy measure. Model fit was evaluated based upon commonly recommended goodness-of-fit indices, including the χ2 of the model fit, the Root Mean Square Error of approximation (RMSEA), the Tucker-Lewis Index (TLI), the Standardized Root Mean Square Residual (SRMR), and the Bayesian Information Criterion (BIC). Results: All 22 items of the newly developed five-factor sources of self-efficacy have high factor loadings (range .40-.80). Structural equation modeling showed that a five-factor model is favoured over the four-factor model. Conclusions and implications: Results of this study show that differentiation of the vicarious experience source into a peer- and expert based source reflects better how nursing students develop self-efficacy beliefs. This has implications for clinical learning environments: a better and differentiated use of self-efficacy sources can stimulate the professional development of nursing students.
DOEL. De laatste jaren zijn er nieuwe vormen van praktijkleren ontwikkeld binnen verpleegkundige opleidingen. Het doel van deze studie is onderzoeken of stage lopen binnen een krachtige leeromgeving leidt tot een sterkere ontwikkeling van ervaren self-efficacy bij hbo-verpleegkundestudenten dan stage lopen in een reguliere omgeving. METHODE. Een quasi experimenteel design (non-equivalent pretest-posttest control group) is toegepast, waarbij gebruik is gemaakt van de General Self Efficacy scale (GSE). De populatie bestaat uit hbo-v-stagiaires (n = 109 meting 1, n = 92 meting 2). Respondenten zijn onderverdeeld in studenten stage lopend binnen krachtige leeromgevingen en studenten stage lopend binnen reguliere stageomgevingen. Verschilscores op de GSE zijn voor beide groepen getoetst op significantie via t-toetsen. RESULTAAT. Studenten binnen krachtige leeromgevingen vertonen als totale groep en gedifferentieerd naar stage-ervaring op meer items van de GSE significante toename dan studenten binnen reguliere stageomgevingen. CONCLUSIE EN DISCUSSIE. Stage lopen binnen een krachtige leeromgeving lijkt in grotere mate bij te dragen aan de ontwikkeling van ervaren self-efficacy van hbo-verpleegkundestudenten. Het meten van self-efficacy binnen leeromgevingen is een aanvulling op bestaande uitkomstmaten voor het meten van effecten voor studenten. Verder onderzoek naar de relatie tussen de bronnen van self-efficacy en krachtige leeromgevingen binnen verpleegkundige opleidingen wordt aanbevolen.
Abstract: Clinicians find it challenging to engage with patients who engage in self-harm. Improving the self-efficacy of professionals who treat self-harm patients may be an important step toward accomplishing better treatment of self-harm. However, there is no instrument available that assesses the self-efficacy of clinicians dealing with self-harm. The aim of this study is to describe the development and validation of the Self-Efficacy in Dealing with Self-Harm Questionnaire (SEDSHQ). This study tests the questionnaire’s feasibility, test-retest reliability, internal consistency, content validity, construct validity (factor analysis and convergent validity) and sensitivity to change. The Self-Efficacy in Dealing with Self-Harm Questionnaire is a 27-item instrument which has a 3-factor structure, as found in confirmatory factor analysis. Testing revealed high content validity, significant correlation with a subscale of the Attitude Towards Deliberate Self-Harm Questionnaire (ADSHQ), satisfactory test-retest correlation and a Cronbach’s alpha of 0.95. Additionally, the questionnaire was able to measure significant changes after an intervention took place, indicating sensitivity to change. We conclude that the present study indicates that the Self-Efficacy in Dealing with Self-Harm Questionnaire is a valid and reliable instrument for assessing the level of self-efficacy in response to self-harm.
Het belang van het opdoen van waardevolle burgerschapservaringen voor jongeren wordt breed gedragen. Burgerschap van jongeren is een maatschappelijk speerpunt, wat zich het meest zichtbaar vertaalt naar aandacht voor burgerschap binnen het formele onderwijs. Maar burgerschapservaringen kunnen zowel op school als buiten school worden opgedaan. In Nederland tekent zich een burgerschapskansenkloof af, waarbij kinderen en jongeren uit wijken met bewoners met een gemiddeld lage sociaaleconomische status minder mogelijkheden ervaren om hun burgerschap te (be)oefenen dan leeftijdgenoten uit wijken met bewoners met een gemiddeld hoge sociaaleconomische status. Beleidsmakers en buurtprofessionals erkennen het belang van jeugdparticipatie, als een waardevolle burgerschapservaring, maar geven aan beperkt zicht te hebben op concrete methoden om dat vorm te geven. Ook geven zij aan jongeren selectief te bereiken, waarbij vooral jongeren uit wijken met bewoners met een gemiddeld hoge sociaaleconomische status profiteren van het aanbod. In dit project richten we ons dus op jonge burgers (10-14 jaar) uit wijken met bewoners met een gemiddeld lagere sociaaleconomische status en onderzoeken we de impact van het ontwerpprogramma ‘Ontwerpen voor de buurt’. Dit programma is ontwikkeld door Stichting TerraNova – Democratisch Design. De deelnemers worden in dit programma opgeleid tot social designers en worden gestimuleerd om hun eigen dromen voor de buurt om te zetten in concrete plannen die zij voorleggen aan beleidsmakers. In het onderzoek volgen we drie trajecten van het programma op verschillende plekken in Nederland. We richten ons daarbij in het bijzonder op de impact die de trajecten hebben op het vertrouwen van de deelnemers in hun vermogens als burgers, hun civic self-efficacy. Daarnaast onderzoeken we in de lokale context de behoeften van buurtprofessionals bij het ontwikkelen en ondersteunen van jeugdparticipatie. Zo biedt dit project belangrijke inzichten om waardevolle burgerschapservaringen voor jonge burgers in hun buurt mogelijk te maken.
Social enterprises (SEs) can play an important role in addressing societal problems. SEs are businesses whose primary objective is to generate social impact (e.g. well-being, social wealth and cohesion, and ecology) through a market-based model. SEs achieve this through a hybrid business model, trading-off financial and social value creation objectives. SEs typically face higher costs, for example because of ethical sourcing principles and/or production processes centering around the needs of workers who are vulnerable or hard-to-employ. This results in SEs’ struggling to scale-up due to their relatively costly operating model. Traditional management techniques are not always appropriate, as they do not take into account the tensions between financial and social value creation objectives of SEs. Our project examines how continuous improvement, and in particular the philosophy and tools of Lean can be harnessed to improve SEs competitiveness. Lean organizations share many values with SEs, such as respect for people, suggesting a good fit between the values and principles of Lean and those of SEs. The consortium for this project is a cooperation between the research groups Improving Business and New Marketing of the Center of Expertise Well-Being Economy and New Entrepreneurship and the minor Continuous Improvement of AVANS Hogeschool, and the SME companies Elliz in Company and Ons Label. The project consists of two phases, an exploratory phase during which the question “in what ways can the philosophy and tools of Lean be used by Social Enterprises?” will be addressed. Interviews and focus groups will be conducted with multiple SEs (not only partners). Participant observation will be conducted by the students of the minor Continuous Improvement at the partner SEs. During the second phase, the implementation of the identified principles and tools will be operationalized through a roadmap. Action research will be conducted in cooperation with the partner SEs.
Onderwijs in een grote stad als Amsterdam brengt een aantal specifieke aandachtspunten met zich mee. De meest uitdagende momenten voor docenten zijn voorziene of onvoorziene situaties waarbij controversiële onderwerpen aan de orde komen zoals Zwarte Piet of terrorisme. Scholen hebben de belangrijke maar ingewikkelde opdracht om dit soort onderwerpen op een verantwoorde manier te behandelen in de les en daarmee een bijdrage te leveren aan het burgerschap van hun leerlingen. Met name docenten in het voortgezet onderwijs en mbo die werken met een diverse leerlingpopulatie weten vaak niet goed hoe zij deze thema’s op een gestructureerde en effectieve manier kunnen behandelen en hoe zij om moeten gaan met extreme standpunten en heftige reacties van leerlingen. Er is nog weinig kennis over hoe docenten het beste om kunnen gaan met controversiële onderwerpen in de klas en hoe zij daar het beste bij ondersteund kunnen worden. Dit project heeft als doel pedagogisch-didactische strategieën te ontwikkelen die docenten kunnen inzetten om controversiële onderwerpen op een gestructureerde wijze in de les te behandelen en daarnaast concreet materiaal te ontwikkelen dat docenten kunnen gebruiken bij het lesgeven over deze onderwerpen. Docenten, lerarenopleiders en onderzoekers gaan gezamenlijk strategieën en materialen ontwikkelen, uitvoeren, evalueren en aanpassen. Vervolgens wordt de effectiviteit van de ontwikkelde strategieën en materialen wetenschappelijk onderzocht tijdens een intervisietraject waarin docenten onder begeleiding gaan werken met de ontworpen strategieën en materialen. Het onderzoek levert wetenschappelijke geëvalueerde pedagogisch-didactische strategieën en ondersteunende materialen op die docenten beter in staat moeten stellen om controversiële onderwerpen in de klas te behandelen en lerarenopleiders kunnen helpen hun studenten op deze zaken voor te bereiden.