Dienst van SURF
© 2025 SURF
Vijftig jaar geleden hoorden jonge kinderen thuis bij hun moeder en waren er nauwelijks kindercentra. Ze speelden met broers, zussen of buurkinderen in en rond het huis zonder professionele begeleiding. Lang niet alle kinderen gingen naar de kleuterschool. En niemand had nog gehoord van leerlingvolgsystemen voor peuters en kleuters om hun taal en cognitie te beoordelen met het oog op schoolsucces. Binnen enkele generaties is de opvoeding van jonge kinderen diepgaand veranderd. Genetisch verandert ‘het kind’ of ‘de opvoeder’ natuurlijk niet. Maar de opvoeding van vroeger is wezenlijk anders dan de hedendaagse opvoeding. Enerzijds bieden kindercentra en scholen goede nieuwe mogelijkheden aan kinderen en hun ouders. Maar er zijn ook schaduwkanten door wisselende groepen in kindercentra of een te schoolse benadering. Dit boek gaat over de vakkennis van speelse en liefdevolle professionals die werken met jonge kinderen. Het biedt een theorie over ontwikkeling, opvoeding en educatie van jonge kinderen in de 21ste eeuw. Deze theorie is gebaseerd op ervaringen van praktijkpedagogen, internationaal onderzoek naar jonge kinderen in gezin, kindercentra en scholen en het empirische onderzoek van de auteurs de afgelopen 40 jaar.
LINK
Aanleiding Ouderbetrokkenheid op basisscholen is van cruciaal belang voor het schoolsucces en de persoonlijke ontwikkeling van kinderen. In dit project definiëren we ouderbetrokkenheid als 'alle vormen van belangstellende betrokkenheid van de ouders bij de begeleiding van hun eigen kind, bij de groep waarin hun kind zit en bij de school als geheel.' Daarin hebben ouders een opvoedende taak en leerkrachten een onderwijsgevende taak. Het ontbreekt basisscholen vaak aan een visie op ouderbetrokkenheid. Leerkrachten ervaren handelingsverlegenheid als het gaat om het creëren en stimuleren van samenwerking. Bovendien hebben leerkrachten onvoldoende kennis over de competenties (kennis, houding, vaardigheden) die nodig zijn voor een goede samenwerking en over welke zij op dit moment al in huis hebben. Doelstelling Dit RAAK-onderzoek richt zich op de volgende vragen: Welke specifieke kennis, houding en vaardigheden hebben leerkrachten nodig voor een vruchtbare samenwerking met ouders? Waar liggen verbetermogelijkheden en welke instrumenten zijn daarvoor nodig? Het project richt zich op zowel aankomende, beginnende als ervaren leerkrachten, om handelingsverlegenheid over de hele linie aan te pakken. Concreet zal op drie basisscholen een kenniswerkplaats worden ingericht waar alle partijen (leerkrachten, ouders en kinderen) met de onderzoekers samenwerken. Het is een lerende omgeving waar samen wordt nagedacht, uitgeprobeerd en getoetst. Beoogde resultaten Na afloop van het project hebben de betrokken leerkrachten en scholen niet alleen beter inzicht in de bestaande invulling van ouderbetrokkenheid op hun school, maar is per school een visie op ouderbetrokkenheid ontwikkeld. De methodiek wordt gedeeld met andere scholen op basis van storytelling en het beschikbaar stellen van een procesaanpak ouderbetrokkenheid, een (zelfevaluatie-)instrument en een schema waarin specifieke lacunes worden gekoppeld aan hulpmiddelen. Voor de pabo-opleiding levert het project een module ouderbetrokkenheid, een aangepast curriculum en een competentieprofiel op. Het Expertisepunt ouderbetrokkenheid Cedin en Adventure zullen de ontworpen instrumenten landelijk verspreiden.
Een taalontwikkelingsstoornis is de meest voorkomende ontwikkelingsstoornis bij kinderen. Een taalontwikkelingsstoornis (TOS) betekent dat je moeite hebt met praten en met het begrijpen van de ander. In iedere Nederlandse schoolklas zitten gemiddeld twee kinderen met TOS. Taalproblemen hebben een grote impact op het dagelijks functioneren van een kind. Al op heel jonge leeftijd is er miscommunicatie met ouders en broertjes en zusjes. Hierdoor kunnen gedragsproblemen en faalangst ontstaan. Op school ontstaan leerproblemen omdat het onderwijs gebaseerd is op leren via mondelinge en schriftelijke (talige) instructie. Kinderen met TOS ervaren minder schoolsucces, hebben minder vriendjes, en jongvolwassenen verliezen vaker hun baan. Een van de hardnekkigste symptomen van TOS is het zeer zwak formuleren van zinnen. De incorrecte zinsbouw en grammatica zorgen voor onbegrip bij de luisteraar. Professionals die kinderen met TOS begeleiden, erkennen het belang van therapie gericht op dit taalaspect; zij ervaren hier echter ook grote handelingsverlegenheid. Ze geven aan dat er onvoldoende behandelmateriaal is om zinsbouw en grammatica te remediëren, daarnaast zijn bestaande instrumenten niet altijd toepasbaar in de klinische praktijk, bijvoorbeeld omdat het gebruik te tijdsintensief of te complex is. Om deze problemen op te lossen, is samen met behandelaars in het mkb-logopedie het consortium ZINnig opgezet. Het consortium bestaat uit experts op het gebied van taal en technologie: kindertaal, taalpathologie, speciaal onderwijs, logopedie en taaltherapie, ICT en webdesign. Het doel van het consortium is om de zorg en begeleiding voor kinderen met TOS te verbeteren zodat zij beter kunnen participeren in onze talige maatschappij. Om dit doel te bereiken levert dit project 1) kennis over mijlpalen in grammatica, 2) best-practices en een digitale applicatie voor taalanalyse, 3) een nieuw therapieprogramma. De tools worden in co-design met het mkb ontwikkeld waarbij slimme technologie wordt ingezet zodat monitoring van taalvaardigheid van kinderen, efficiënt en doelgericht uitgevoerd kan worden.