Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit onderzoek is onderdeel van een proefschrift over risicoperceptie onder beleggers in€ Nederland anno 2009. Een van de centrale vragen in dit onderzoek is: Hecht de VEB-waarde aan het regelmatig in kaart brengen van wat leeft onder beleggers in Nederland?
Risicoperceptie voor de toekomstige controller Risk conference Inholland Haarlem voor studenten Finance & Control jaar 3 en risk professionals
In de afgelopen jaren is crowdfunding gegroeid van een middel voor stichtingenen kunstenaars om via donaties financiering op te halen, tot een alternatief voorbancaire financiering voor MKB bedrijven en de financiering van vastgoed enduurzame energie projecten. Wie zijn de financiers van deze projecten? Zijn ditinvesteerders die alleen op zoek zijn naar financieel rendement, of hebben zijook andere verwachtingen? En op welke manier beslissen zij om te investeren ofdeel te nemen aan een project?Om dit structureel in kaart te brengen zijn we in 2013 gestart met de eerste editievan het Nationaal Crowdfunding Onderzoek. De oorspronkelijke initiatiefnemers (Peter van den Akker, Ronald Kleverlaan, Gijsbert Koren en Koen van Vliet) haddende ambitie om op basis van een uitgebreide survey onder eindgebruikers de motivatie van crowdfunders in kaart te brengen. Het onderzoek en de beschikbare data die andere onderzoekers kunnen gebruiken (Creative Commons) hebben bijgedragen aan meer inzicht in deze sector.
MULTIFILE
In Nederland staat gehoorschade als gevolg van lawaai in de top 3 van meest voorkomende beroepsziekte. In de sector onderwijs, worden met name gymdocenten en zwemonderwijzers herkend als risicogroep voor het optreden van gehoorschade. Gehoorschade behoort tot de categorie moeilijkwaarneembare arbeidsrisico’s. Dit zijn risico’s waarvan de risicoperceptie beperkt is. Wanneer schade aan het gehoor ontstaat is dit onomkeerbaar, de schade is niet meer te herstellen. Gezondheidseffecten kunnen onder meer bestaan uit vermoeidheid, tinnitus, klachten over stemgebruik en hoofdpijn. Met ingang van 2023 moeten alle kinderen in het primair onderwijs minimaal twee uur per week bewegingsonderwijs krijgen door een vakleerkracht. De urgentie om gehoorschade aan te pakken wordt daardoor nog groter. De Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO) heeft in 2020 onderzocht hoe de vakleerkrachten bewegingsonderwijs de akoestiek van de sportzalen ervaren. Maar liefst 56% van de ondervraagde vakleerkrachten uit het primair bewegingsonderwijs ondervond hinder van de akoestiek en onwenselijke geluidbelasting. Hoewel er in 2005 een norm voor de akoestiek is opgesteld, voldoen veel gymzalen hier niet aan. Het is daardoor onduidelijk of de (Arbo-)omstandigheden van de vakleerkracht en leerlingen voldoende geborgd zijn. De bestaande norm betreft alleen de zaaleigenschappen én wordt gemeten in een lege zaal. Deze is daarom niet representatief voor de geluidbelasting van de vakleerkracht in de praktijk. Met het werkveld en de klankbordgroep is uitgebreid verkend waar de vakleerkrachten in de praktijk behoefte aan hebben. De resultaten van het onderzoek van de KVLO en de gesprekken met het werkveld geven aanleiding om te onderzoeken wat de werkelijke geluidbelasting in de praktijk is. Doel van de KIEM-aanvraag is om vakleraren bewegingsonderwijs inzicht en betekenis te geven in de geluidbelasting in de praktijk. Dit doen we door zaaleigenschappen en geluidbelasting te visualiseren. Resultaten van dit onderzoek worden in een vervolgonderzoek uitgediept.
Hoewel cariës (gaatjes in het gebit) eenvoudig te voorkomen is heeft bijna de helft van alle vijfjarige kinderen cariës. Hiervan leidt naar schatting 10% aan ernstige cariës. Ernstige cariës op jonge leeftijd beperkt de algemene gezondheid, de kwaliteit van leven en belemmert de algemene ontwikkeling. Hoewel het een wettelijke basistaak van jeugdgezondheidszorg is, ontbreekt bij het consultatiebureau (CB) de focus op mondzorg. Adviezen op het CB over mondzorg en bezoek aan een mondzorgprofessional vanaf twee jaar blijken niet effectief. Slechts 33% van de kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar heeft eenmaal een tandarts bezocht. Preventie in mondgezondheid bij peuters komt te laat en dit raakt met name kinderen uit de lagere sociale klassen. De schade is dan vaak al aanzienlijk en bij ernstige cariës is behandeling onder algehele anesthesie vaak vereist. Naast het feit dat kinderen te laat een mondzorgprofessional bezoeken, zijn er in Nederland geen interventies ter bevordering van mondgezondheid van peuters die voldoende onderbouwd, transparant en (kosten)effectief zijn. In dit gerandomiseerde praktijkonderzoek wordt het effect geëvalueerd van een preventief mondzorgprogramma gericht op het verbeteren van de mondgezondheid bij peuters in vergelijking met usual care. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de urgentie van de evaluatie van preventieve en zelfzorg bevorderende interventies gericht op jonge kinderen en het reduceren van ongelijkheden binnen de mondzorg. Gebaseerd op het succesvolle Schotse Childsmile zal er vanuit de eerstelijns mondzorg een mondzorgcoach (MZC) bij het consultatiebureau gedetacheerd worden om deze JGZ basistaak te ondersteunen. De MZC zal tijdens reguliere CB-bezoeken geïndividualiseerd preventief mondzorgadvies geven aan ouders op basis van het effectief gebleken non–operative caries treatment and prevention (NOCTP) principe. Bij succes van de MZC wordt een forse stijging verwacht van het aantal cariësvrije peuters (30%), een aanmerkelijke cariësreductie per kind (30%, ofwel circa 1,5 gaatje) en een significante kostenreductie.
Veel mkb ondernemers maken gebruik van een financieel adviseur bij belangrijke financiële beslissingen. Momenteel is er echter weinig inzicht in achterliggende psychosociale factoren die het financiële advies van financieel adviseurs beïnvloeden. Op basis van eerder onderzoek (Kahneman, 2013) blijkt dat mensen zich laten leiden, als het gaat om financiële beslissingen, door een keur aan psychologische ‘denkvalkuilen’ (‘heuristics’ en biases’). Verondersteld wordt dat rol van de adviseur zou moeten zijn om specialistisch en objectief advies te geven, echter de denkvalkuilen en vooroordelen van de cliënt ‘klinken ook door’ in het advies van hun financieel adviseurs. Zo worden irrationele vormen van risicoperceptie en irreële verwachtingen van cliënten ten aanzien van de toekomst meegenomen in de adviezen van adviseurs; “de klant is immers koning.” Eerder onderzoek suggereert dat financieel adviseurs de verwachtingen en ideeën van hun cliënten alleen maar bevestigen en niet, indien nodig, bij irreële of ‘foute’ verwachtingen of aannames, corrigeren. De beweegreden van de adviseur hiervoor zijn dat meegaan met de ideeën van cliënten resulteert in minder verantwoordelijkheid voor de adviseur bij negatieve uitkomsten of resultaten; “dit is immers wat de cliënt zelf wil.” Terwijl veel input en advies het tegenovergestelde bewerkstelligt, “de cliënt vaart blind op de adviezen van zijn adviseur”, wat de cliënt-adviseur relatie in gevaar brengt bij negatieve resultaten. Het gevolg is een suboptimaal en in sommige gevallen slecht financieel advies. Dit onderzoek heeft tot doel de voorwaarden van een opener, beter afgewogen en objectiever financieel advies te ontdekken voor mkb-ondernemers, De centrale vraag is: Hoe komt een financieel adviseur tot een financieel advies voor mkb bedrijven? Deze vraag zal beantwoord worden de een survey bij de twee grootste franchise financiële advieskantoren (+/- 2500 leden), wat een representatieve steekproef is voor de financieel adviseurs in het mkb.