Dienst van SURF
© 2025 SURF
Bij cliënten die in een forensische setting begeleid of behandeld worden zal altijd in meer of mindere mate aandacht moeten zijn voor risico's. Immers, het gaat om mensen die een delict hebben gepleegd, soms ernstig of in een hoge frequentie. Een forensisch sociale professional heeft daarom een dubbele opdracht: cliënten ondersteunen bij het afbouwen van delictgedrag en eventuele risico's zo veel mogelijk beperken. Daarbij kan gekeken worden naar risico's op een herhaald delict, risico's voor de cliënt zelf en risico's voor de professionals die bij een cliënt betrokken zijn. In dit hoofdstuk staat risicomanagement gericht op het voorkomen van een nieuw delict centraal. Het is onmogelijk om risico's volledig uit te sluiten. Wel kan op grond van een goede analyse van de specifieke risico's in een concrete casus gekeken worden wat kan helpen om risico's te beperken.
Als gevolg van nieuwe wetgeving zoals Sarbanes-Oxley en gedragscodes als die van de commissie Tabaksblat is het de expliciete verantwoordelijkheid van de directie om te zorgen voor een adequaat en effectief risicomanagement en intern beheersingssysteem. Het is opvallend dat deze nieuwe interne-controlevereisten de kredietcrisis niet hebben kunnen voorkomen in een zo streng gereguleerde bedrijfstak als die van de financiële dienstverlening. De grote vraag is dan ook hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren en welke mogelijke lessen er te trekken zijn.
Ondanks het feit dat er al een decennium lang een professionaliseringslag gaande is in de culturele sector - hetgeen onder andere leidde tot een governance code - verscheen er in 2019 een brandbrief waarin wordt gepleit voor de dringende noodzaak tot professionalisering van het strategische en financiële risicobeleid van podiumkunsten. Bij de gesprekken over de implementatie van de code bleek dat kennis over vormen van standaardisatie over financieel en strategisch beleid ontbreken. De zakelijk leiders geven aan dat zij niet beschikken over de kennis en de instrumenten om zowel het strategische als het financiële risicomanagement effectief te kunnen uitvoeren. Dit onderzoek stapt in deze lacune. Het doel is zakelijk leiders van podiumkunstinstellingen een instrumentarium te bieden dat hen in staat stelt strategische en financiële risico’s van hun organisatie te identificeren, te beheersen en bespreekbaar te maken in hun eigen organisatie. Het instrumentarium dient de zakelijk leiders tevens te helpen een balans te zoeken tussen enerzijds hun strategische en financiële risico’s en anderzijds hun artistieke en maatschappelijke risico’s. Het instrumentarium koppelt de iteratieve werkpraktijk van zakelijk leiders aan lange termijnbeleid. Daarvoor hebben we de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: ‘Hoe kunnen zakelijk leiders binnen de podiumkunstinstellingen in de cultuursector hun risicomanagement in het licht van organisatiecontinuïteit professionaliseren, zodat de balans tussen hun financiële en strategische risico’s enerzijds en hun artistieke en maatschappelijke risico’s anderzijds gewaarborgd blijft. We maken dit instrumentarium samen met zakelijk leiders en andere stakeholders, omdat we juist hun kennis van de praktijk willen verzamelen en gebruiken voor de ontwikkeling van het instrumentarium. De resultaten van dit onderzoek maken de invoering van professioneel en gestandaardiseerd risicomanagement door zakelijk leiders werkzaam binnen de podiumkunsten mogelijk. Het instrumentarium zorgt ervoor dat bestuur, financiers en creatieve professionals weten binnen welke financiële en continuïteitsrisico’s de organisatie de artistieke en maatschappelijke doelstelling(en) waarmaakt.
De beroepsgroep van diëtisten staat voor de uitdaging om de bijdrage van diëtistische zorg in de behandeling transparanter te maken. Het aantonen van (kosten)effectiviteit van de behandeling wordt door de beroepsgroep gezien als een urgente en noodzakelijke voorwaarde voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en als wapen tegen dreigende bezuinigingen door overheid en zorgverzekeraars. Diëtisten hebben bovendien te maken met de toegenomen marktwerking in de zorg. De afgelopen jaren hebben steeds meer organisaties voor Thuiszorg afdelingen diëtetiek afgestoten en zijn diëtisten als zelfstandig ondernemer verder gegaan. Meer dan ooit wordt de noodzaak gevoeld om de toegevoegde waarde van de diëtist inzichtelijk te kunnen maken in onderhandelingen met zorgverzekeraars en zorggroepen. Zoals een diëtist het verwoordt: ?Zorgverzekeraars zullen in toenemende mate eisen stellen aan het aantonen van meerwaarde van dieet-behandeling en willen resultaat zien.? Van daaruit ontstaat vanuit de beroepspraktijk de vraag: ?Hoe kunnen we de meerwaarde van de diëtist aantonen op het niveau van de eigen praktijk én als beroepsgroep als geheel?? Eenduidige registratie en evaluatie van doelen van dieetbehandeling is een voorwaarde om uiteindelijk de (kosten)effectiviteit van de dieetbehandeling te kunnen aantonen. Op dit moment wordt binnen diëtistenpraktijken niet eenduidig geregistreerd, gemeten en geëvalueerd. Diëtisten zijn zich hiervan bewust en hebben de wens geuit op niveau van eigen praktijk, groepspraktijk en zelfs landelijk te willen komen tot een afstemming over registratie van data (welke data, op welk meetmoment en op welke manier). In diverse kleine voortrajecten hebben diëtisten uit het werkveld, samen met het lectoraat Voeding in relatie tot Sport en Gezondheid (VSG) van de HAN, toegewerkt naar een keuze voor doelen, meetinstrumenten en meetmomenten voor dieetbegeleiding bij cardiovasculair risicomanagement (CVRM). Een belangrijke en nog te beantwoorden vraag is of de gekozen methoden werkbaar en inpasbaar zijn in de dagelijkse praktijkvoering.
De laatste jaren nemen digitale innovaties een enorme vlucht, zo ook bij gemeenten met smart city-toepassingen. Door het realiseren van innovaties in de publieke ruimte kan de leefbaarheid vergroot worden, bijvoorbeeld door de doorstroom van het verkeer te verbeteren, vuilnis op tijd op te halen of toezicht te verbeteren. Vanuit de gemeentelijke praktijk en literatuur komt naar voren dat veiligheid van die voorzieningen een onderbelicht aspect is. Ook de juridische spelregels en de verdeling en verantwoordelijkheid van veilig¬heidsvraagstukken is punt van zorg in gemeentelijke organisaties, mogelijk versterkt door de veelomvattendheid en domeindoorsnijdende karakter van smart cities. Dit alles kan tot gevolg hebben dat bijvoorbeeld hackers of activisten smart city-toepas¬singen ontregelen en het vertrouwen van inwoners in dergelijke toepassingen en de gemeente als geheel afneemt. Smart cities bieden enorme mogelijkheden voor innovaties, maar zonder serieuze aandacht voor de veiligheid van die innovaties komen ze onder druk te staan en zal de technologische, maatschappelijke en daarmee economische vooruitgang aan winst inboeten. Om die uitdaging het hoofd te bieden wil de Haagse Hogeschool (HHs) samen met NHL Stenden Hogeschool (NHLS) onderzoek doen in samenwerking met gemeenten en bedrijven naar de veiligheid van smart city-toepassingen. Het doel van het onderzoek is om vast te stellen hoe digitaal veilig smart city-toepassingen zijn en om concrete oplossingen aan te reiken om die veiligheid te verbeteren, zoals ontwerpprotocollen en governance-structuren. Bij complexere dilemma’s worden nader uit te werken oplossingsrichtingen aangeboden. Dit onderzoek is een eerste stap om samen met gemeenten en coalities innovatief onderzoek te doen op een domein met veel technologische vernieuwingen en meerdere kennislacunes. Het is een opmaat richting langlopend onderzoek op dit relevante beleidsterrein waar kansen voor gemeenten, ondernemers en burgers bij elkaar komen.