Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit boekje is uitgegeven naar aanleiding van de lectorale rede van drs. Paul Bijleveld. Al lange tijd zijn we ons er in Nederland van bewust dat we wereldwijd niet meer concurreren met handenarbeid maar met hoofdarbeid. Dat noemen we ook wel de kenniseconomie. Maar op dat vlak staan we niet alleen. Niet alleen ten opzichte van de rijke landen, maar ook ten opzichte van de opkomende economieën is kennis niet meer onderscheidend. Kennis alleen maakt geen economische macht. Economische ontwikkeling draait om het vermogen om kennis om te zetten in betere of nieuwe produkten en diensten en deze aan de man of vrouw te brengen. Dit wordt uitgedrukt met de termen ´innovatie en ondernemerschap´, die als centrale voorwaarden worden gesteld voor regionaal ecomisch succes. Innovatie en meer recentelijk ondernemerschap zijn daarom belangrijk aandachtspunten in het onderzoek naar regionale economische ontwikkeling.
MULTIFILE
Lectorale Rede. Een op waarden gebaseerde vastgoedstrategie stelt de onderneming in staat een competitieve strategie aan te gaan.De rode draad in het curriculum vitae van Jan Veuger (1966) is strategisch management van (maatschappelijk) vastgoed in het bedrijfsleven en de corporatiesector. Jan ronde zijn studie Master of Real Estate (MRE) in 2006 af op een onderzoek over governance van een woningcorporatie en samenhang van (kwaliteits)instrumenten. Hij is daarmee onderscheiden als beste student MRE in 2006. Jan is directeur van CORPORATE © Real Estate management, lector Maatschappelijk Vastgoed Kenniscentrum NoorderRuimte Hanzehogeschool Groningen, lid Committee of quality certificates (CKV) bij Kwaliteitscentrum Woningcorporaties Huursector (KWH), toezichthouder bij vier verschillende regionale maatschappelijke organisaties (130 tot 2000 werknemers) op het gebied van onderwijs, jeugd- en ouderenzorg. Verder is Jan visitator, voorzitter stichting Kwaliteit Ontwikkeling Verbetering Onderhoudsbedrijven Nederland (KOVON), Fellow of the Royal Institution of Chartered Surveyors (RICS), auteur van 7 boek(del)en, 33 artikelen, 4 syllabi en 49 (onderzoeks)rapporten.
Voor het duurzaam, weerbaar en veerkrachtig houden van onze economie, moeten we haast maken met het concept circulaire economie. In een circulaire economie blijven grondstoffen en producten zo lang mogelijk in omloop en worden deze gedurende hun levensloop zo optimaal mogelijk benut. De transitie naar een circulaire economie biedt potentieel grote kansen voor MKB bedrijven zoals toegang tot nieuwe markten, innovatiekracht, toekomstbestendigheid en kansen op nieuwe samenwerkingsverbanden in de keten. Het MKB ziet zich echter geconfronteerd met tal van lastige vraagstukken. Voorbeelden zijn: hoe organiseer ik het circulair maken van mijn (nu nog lineaire) product? Wat voor consequenties heeft dat voor mijn businessmodel en mijn bedrijfsvoering? Wat betekent het voor mijn toeleveranciers en klanten? Hoe financier ik deze transitie? Het RAAK project “Circulair ondernemen: van concept naar praktijk” wil een nuttige bijdrage leveren aan duurzame economische groei van het MKB-bedrijfsleven. Het project heeft als doel ondernemers handvaten te bieden om stapsgewijs en weloverwogen tot een circulaire bedrijfsvoering te komen. De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe kan het concept circulaire economie voor het MKB worden vertaald in een praktische aanpak voor circulair ondernemen met aandacht voor materiaalgebruik, verdienmodellen en marketingstrategieën? Het project is een interdisciplinaire samenwerking tussen de vakgebieden bedrijfskunde, commerciële economie, psychologie en toegepaste natuurwetenschappen binnen Fontys Hogescholen en de Hogeschool van Amsterdam. De vijftien participerende (MKB) bedrijven en startups zijn actief als producent en/of ontwerper van (duurzame) producten of richten zich op de verwerking van afval- en reststromen. Alle bedrijven beogen het concept circulair ondernemen beter te integreren in de eigen bedrijfsvoering. Daarnaast zijn onderzoekstichting Our Common Future 2.0, ontwikkelingsmaatschappij Brainport Development, de regionale Rabobank Eindhoven-Veldhoven, werkgeversvereniging VNO-NCW en samenwerkingsverband DOE Eindhoven als partners betrokken. Diverse gemeenten en de provincie Noord-Brabant ondersteunen het project van harte. In het project zal bestaande kennis toepasbaar worden gemaakt en zal nieuwe kennis worden ontwikkeld om binnen het MKB te komen tot een meer circulaire bedrijfsvoering. Verder zal verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten plaatsvinden en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders. Er zullen circa 10 docent-onderzoekers van de hogescholen en circa 100 studenten betrokken worden, die in de vorm van studentenprojecten, stages en afstudeeronderzoeken werken aan circulaire vraagstukken direct uit de beroepspraktijk.
Netcongestie belemmert in ernstige mate de verdere uitrol van duurzame decentrale energieopwekking en daarmee de voortgang van de energietransitie. Dit raakt ook lokale energiecoöperaties. Deze bedrijven hebben plannen klaarliggen voor de ontwikkeling van nieuwe zonneparken en windmolens. Helaas is daar in de komende jaren geen ruimte voor in het elektriciteitsnet. De netcongestie neemt alleen maar toe. Lokale energiecoöperaties willen graag bijdragen aan een oplossing van deze problemen, maar zij lopen daarbij aan tegen allerlei beperkingen door wet- en regelgeving. Ook zijn er nog geen beproefde businessmodellen voor nieuwe intreders in deze markt, zoals lokale en regionale energie coöperaties, waarbij economische en juridische aspecten zijn meegenomen. Dit terwijl energiecoöperaties een steeds grotere rol spelen in productie en afname van duurzame energie.Dit project wil samen met lokale coöperaties nieuwe energiediensten ontwikkelen om problemen als netcongestie het hoofd te bieden. Deze energiediensten bieden lokale coöperaties kansen om economisch renderende taken op te pakken. Bovendien worden de mogelijkheden voor een coöperatieve aanbieder van regionale energiediensten onderzocht. Een regionale organisatie kan lokale coöperaties ondersteunen, kennis van netbeheer verwerven en namens de lokale coöperaties een effectieve gesprekspartner zijn voor netbeheerders.
Ecosystemen voor missiegedreven innovatie zijn een belangrijk middel om via cycli van onderzoek, experiment en uitrol, maatschappelijke transities te versnellen en innovaties en verdienvermogen op te schalen. Human capital en regionale inbedding zijn belangrijke aspecten van de Kennis- en Innovatie Agenda (KIA) Maatschappelijk Verdienvermogen (MV). Deze SPRONG-groep richt zich op die wisselwerking. De noodzaak voor human capital innovatie is groot vanwege drie kernproblemen op de arbeidsmarkt: • Onvoldoende en ongerichte economische groei door krimp van de beroepsbevolking en onvoldoende arbeidsproductiviteitsgroei; • Verschuivende vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt als gevolg van verschillende transities; • Toenemende kloof tussen de toekomstige arbeidsvraag en de skills van de huidige beroepsbevolking. De afgelopen jaren zijn meer en minder succesvolle (regionale) experimenten/programma’s gerealiseerd voor ontwikkeling en benutting van human capital. Maar lessen worden nog onvoldoende gedeeld tussen regio’s en sectoren, werken nog onvoldoende door in het mkb, bereiken te weinig de doelgroep van praktijkopgeleide medewerkers, en hun effectiviteit wordt te weinig onderzocht. Dit SPRONG-programma adresseert die opgave door een landelijke onderzoeksgroep met vijf lectoraten en belangrijke partners uit bedrijfsleven, overheid en onderwijs te ontwikkelen: • Lectoraat Dynamische Talentinterventies Fontys (dr. Marian Thunnissen); • Lectoraat Employability Transition Saxion (dr. Stephan Corporaal); • Lectoraat Human Capital Hanzehogeschool Groningen (dr. Harm van Lieshout en dr. Arjen Edzes); • Lectoraat Leren tijdens de beroepsloopbaan HAN (dr. Jos Sanders); • Lectoraat Leven Lang Ontwikkelen Windesheim (dr. Menno Vos). Onze ambitie is om een toonaangevende onderzoeksgroep en een gewild internationaal partner te worden die dankzij een met onze consortium-partners doorontwikkelde onderzoeksinfrastructuur bijdraagt aan versterking van het maatschappelijk verdienvermogen via human capital innovatie op drie niveaus: individuen, bedrijven en netwerken/regio’s. Responsiviteit is daarbij hét sleutelwoord. We werken samen aan professionalisering en versterking van kwaliteit, volume en impact van ons onderzoek. Daarnaast versterken we de inbedding van ons onderzoek in het onderwijs.