Dienst van SURF
© 2025 SURF
As the first order of business in the RIGHT project, each region produced and published its own regional report, using an underlying format developed in work package 3 in this project (Manickam & van Lieshout, 2018). The format and the regional work consisted of three parts. Part 1 is the Regional Innovation Ecosystems (RIE) mapping to provide a qualitative understanding of the region’s innovation ecosystem with regards to its Smart Specialisation Strategies (S3). This part is divided into a socio-economic and R&D profile mapping and a SWOT analysis. The RIE is an adaptation of a methodology and tool used by the eDIGIREGION Project. This part is to be filled in by desk research and consulting regional experts (through interviews and/or focus groups). This part is used for mapping the own regional ecosystems, information for the partners to get to know the other regions and to be able to identify relevant similarities and differences across the regions, which in turn, will be reported in part 1 of this trans-regional report. Regions themselves chose their own sector focus. One could focus on either energy of the blue sector, or both. Part 2 focuses on the innovation capacity and needs of SMEs from the chosen sector(s). The questions are adapted from a systemic study on cluster developments, in which an analysis model was developed (Manickam, 2018). It is based on (on average) six face-to-face interviews with SMEs from the sector. The outputs of these interviews were summarised into one template, in English, by each partner region to allow for joint analysis and comparison that is in turn reported in part 2 of this report Part 3 introduced the Job Forecasting and Skills Gaps mapping using the JOES templates as developed by van Lieshout et al. (2017). To gain an appreciation of the extent and nature of skills gap, each region was asked to analyse current and potential future labour demand, workforce, and discrepancies between the two, in up to 2 businesses. For obvious reasons (confidentiality and privacy), the JOEs will not be published separately, nor will their information be used in the report in a way that would be traceable to specific businesses. We will use exemplary information from them for illustrative purposes in Parts 1 and 2 of this report where relevant.
LINK
Social media has become a prolific tool for companies to build their brands. An effective way to interact with stakeholders on social media has been the relatively new discipline of ‘influencer marketing’. Here, companies engage social media stars to use their large fan-base to promote products and services on their brand’s behalf. While related to the promotional tactic of word-of-mouth marketing, influencer marketing lacks a theoretical foundation in the academic discourse. This paper aims to fill this gap by offering a conceptualisation to operationalize the new discipline in practice. The conceptualisation proposes brand owners a methodology to choose the right influencers for their brands and guides influencers to perform optimally with their fan base. Lastly, a consumer perspective is taken to the discussion to emphasize the relevance of influencer marketing in the consumer purchase decision-making process.
LINK
Deze publicatie bevat de rede die Karel Jan Alsem gehouden heeft bij zijn installatie op 29 november 2013 als Lector Marketing/Marktgericht Ondernemen aan de Hanzehogeschool Groningen. Hij betoogt dat marketing een grotere strategische rol in organisaties zou moeten krijgen. Want marketing is bij uitstek de verbinding tussen klantwensen en het DNA van een organisatie. Doordat merken gemiddeld voor mensen niet heel belangrijk zijn, is goede branding en onderscheidende zichtbaarheid juist van belang. Met de groei van big data en het belang van onbewust gedrag, zullen vooral die marketeers in de toekomst succesvol zijn die de consument het beste begrijpen. Onderzoek is daarbij essentieel. Studenten zullen daarom meer moeten worden opgeleid met evidence-based marketing.
MULTIFILE
Voor het duurzaam, weerbaar en veerkrachtig houden van onze economie, moeten we haast maken met het concept circulaire economie. In een circulaire economie blijven grondstoffen en producten zo lang mogelijk in omloop en worden deze gedurende hun levensloop zo optimaal mogelijk benut. De transitie naar een circulaire economie biedt potentieel grote kansen voor MKB bedrijven zoals toegang tot nieuwe markten, innovatiekracht, toekomstbestendigheid en kansen op nieuwe samenwerkingsverbanden in de keten. Het MKB ziet zich echter geconfronteerd met tal van lastige vraagstukken. Voorbeelden zijn: hoe organiseer ik het circulair maken van mijn (nu nog lineaire) product? Wat voor consequenties heeft dat voor mijn businessmodel en mijn bedrijfsvoering? Wat betekent het voor mijn toeleveranciers en klanten? Hoe financier ik deze transitie? Het RAAK project “Circulair ondernemen: van concept naar praktijk” wil een nuttige bijdrage leveren aan duurzame economische groei van het MKB-bedrijfsleven. Het project heeft als doel ondernemers handvaten te bieden om stapsgewijs en weloverwogen tot een circulaire bedrijfsvoering te komen. De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe kan het concept circulaire economie voor het MKB worden vertaald in een praktische aanpak voor circulair ondernemen met aandacht voor materiaalgebruik, verdienmodellen en marketingstrategieën? Het project is een interdisciplinaire samenwerking tussen de vakgebieden bedrijfskunde, commerciële economie, psychologie en toegepaste natuurwetenschappen binnen Fontys Hogescholen en de Hogeschool van Amsterdam. De vijftien participerende (MKB) bedrijven en startups zijn actief als producent en/of ontwerper van (duurzame) producten of richten zich op de verwerking van afval- en reststromen. Alle bedrijven beogen het concept circulair ondernemen beter te integreren in de eigen bedrijfsvoering. Daarnaast zijn onderzoekstichting Our Common Future 2.0, ontwikkelingsmaatschappij Brainport Development, de regionale Rabobank Eindhoven-Veldhoven, werkgeversvereniging VNO-NCW en samenwerkingsverband DOE Eindhoven als partners betrokken. Diverse gemeenten en de provincie Noord-Brabant ondersteunen het project van harte. In het project zal bestaande kennis toepasbaar worden gemaakt en zal nieuwe kennis worden ontwikkeld om binnen het MKB te komen tot een meer circulaire bedrijfsvoering. Verder zal verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten plaatsvinden en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders. Er zullen circa 10 docent-onderzoekers van de hogescholen en circa 100 studenten betrokken worden, die in de vorm van studentenprojecten, stages en afstudeeronderzoeken werken aan circulaire vraagstukken direct uit de beroepspraktijk.
Background:Many business intelligence surveys demonstrate that Digital Realities (Virtual reality and Augmented Reality) are becoming a huge market trend in many sectors, and North America is taking the lead in this emerging domain. Tourism is no exception and the sector in Europe must innovate to get ahead of the curve of this technological revolution, but this innovation needs public support.Project partnership:In order to provide labs, startups and SMEs willing to take this unique opportunity with the most appropriate support policies, 9 partner organizations from 8 countries (FR, IT, HU, UK, NO, ES, PL, NL) decided to work together: regional and local authorities, development agencies, private non-profit association and universities.Objective of the project:Thanks to their complementary experiences and know-how, they intend to improve policies of the partner regions (structural funds and regional policies), in order to foster a tourist channeled innovation in the Digital Realities sector.Approach:All partners will work together on policy analysis tasks before exchanging their best initiatives and transferring them from one country to another. This strong cooperation will allow them to build the best conditions to foster innovation thanks to more effective structural funds policies and regional policies.Main activities & outputs:8 policy instruments are addressed, among which 7 relate to structural funds programmes. Basis for exchange of experience: Reciprocal improvement analysis and 8 study trips with peer-review of each partner’s practices. Video reportages for an effective dissemination towards other territories in Europe.Main expected results:At least 16 good practices identified. 8 targeted policy instruments improved. At least 27 staff members will transfer new capacities in their intervention fields. At least 8 involved stakeholders with increased skills and knowledge from exchange of experience. Expected 17 appearances in press and media, including at European level.
Food hubs in Noord-Nederland zien een mogelijkheid tot substantiële verbreding van hun dienstverlening door regionale voedselproducten niet alleen aan eindconsumenten te verkopen, maar ook aan grotere instellingen zoals zorgaanbieders. Van de laatste hebben de ziekenhuizen de intentie vastgelegd om maatschappelijk verantwoord in te kopen. De eerste stappen in de voedsellevering van de hubs aan de ziekenhuizen worden voorzichtig gezet, maar worden bemoeilijkt door inkoopvoorwaarden met betrekking tot leveringsgemak, hoeveelheden, kosten en leveringsgaranties. Bovendien zijn food hubs relatief kleine ondernemingen tegenover professionele inkopers van de ziekenhuizen. Er zijn echter ook goede kansen voor de food hubs door onderling samen te werken en door in te spelen op dieetwensen van patiënten. De centrale vraag van het onderzoeksproject van de Hanzehogeschool Groningen, waarin 9 food hubs en 2 ziekenhuizen deelnemen, is met welk businessmodel de food hubs aan de eisen en wensen van de ziekenhuizen kunnen voldoen. Het gaat dan om een businessmodel waarin de wijze van samenwerken tussen de food hubs, boeren en eventuele verwerkers, het productaanbod en prijs, alsook de wijze van communiceren met de ziekenhuizen geïntegreerd zijn. Er wordt gebruik gemaakt van design science. Op basis van de wensen, eisen en mogelijkheden van de food hubs en ziekenhuizen wordt eerst in co-creatie een voorlopig businessmodel ontwikkeld. Dit model wordt in een pilot in de praktijk gebracht en getest. De ervaringen van de pilot worden geanalyseerd en doorontwikkeld tot een definitief businessmodel en een handleiding om zover te komen. Het uiteindelijke businessmodel kan bijdragen tot een versteviging van de economische positie van de lokale food hubs en de aangesloten boeren, een duurzame voedselinkoop van de ziekenhuizen, en meer mogelijkheden om patiënten gezonde en aantrekkelijke diëten te bieden. De projectresultaten zullen wordt verbreed naar een businessplan voor de levering van lokaal voedsel aan (semi-)publieke en private organisaties, dat breder uitgerold kan worden.